Herstelbemiddelaars willen de kloof tussen justitie en burger dichten door dader en slachtoffer bij elkaar te brengen. Op 3 juli presenteert de herstelbemiddelingsploeg van Leuven haar eerste jaarverslag.

Ze hebben hun kantoor in het gemeentehuis van Heverlee, maar ze gaan gewoonlijk bij mensen thuis op bezoek. Leo Van Garsse en Nadia Biermans praten met daders en slachtoffers van delicten die eerst de rechtbank passeerden : opzettelijke slagen en verwondingen, diefstal met geweld, opzettelijke brandstichting en zedenfeiten, bijvoorbeeld. De rechter velt een vonnis over de strafmaat, maar slachtoffer en dader kunnen voordien met elkaar onderhandelen als ze dat wensen. Geraken ze tot een akkoord over een oplossing, dan krijgt de rechter die overeenkomst in handen en kan er in het vonnis rekening mee houden.

In België zit herstelbemiddeling nog in de kinderschoenen. Volgende week komt het eerste jaarverslag uit van het Leuvense herstelbemiddelingsteam het resultaat van 54 bemiddelingen tussen slachtoffers en daders.

Behalve Nadia Biermans en Leo Van Garsse bemiddelen nog drie andere collega’s in Leuven tussen daders en slachtoffers, zij het in verband met lichtere feiten die op politieniveau opgelost worden, of met minderjarige daders. De Bemiddelingsdienst Arrondissement Leuven is een samenwerkingsverband tussen de stad Leuven, de procureur des konings, gemeentepolitie, rijkswacht, justitieel welzijnswerk, Oikonde en de KU Leuven. Regelmatig steken de betrokken partijen de hoofden bij elkaar om de evolutie te bespreken. Justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) verwees naar de Leuvense praktijk als een voorbeeld van coördinatie op een recente studiedag van de Koning Boudewijnstichting over ?justitiehuizen? als kruispunten voor allerlei diensten die nu vaak onsamenhangend functioneren in de zone tussen justitie en hulpverlening. Onafgezien van het debat of parajustitiële diensten nu al dan niet op één geografische plaats samengebracht dienen te worden, weerklinkt de roep naar een grotere coördinatie tussen recht en hulp en naar het menselijker maken van justitie steeds luider. Herstelbemiddelen is daar één voorbeeld van.

Hoe loopt die bemiddeling in de praktijk ? Betuigen daders en slachtoffers elkaar, al dan niet wenend, hun spijt en steun ?

NADIA BIERMANS : Zo’n vaart loopt het bij ons niet. Je ziet soms wel dat slachtoffer en dader naar het einde van de bemiddeling de handen in elkaar slaan om de rechter de boodschap te geven : het is hier opgelost tussen ons. Dat zijn dingen die ons raken als bemiddelaar.

LEO VAN GARSSE : Samen tot een oplossing komen van het conflict en er samen voor ijveren dat de straf wat milder wordt, dat ligt al heel dicht bij de top. Helemaal de top is dat ze elkaar wenend in de armen vallen. Dat hebben we nog niet meegemaakt. Achteraf samen pinten pakken al wel. Maar op de lijn naar de top liggen een boel meer zakelijke maar daarom niet minder waardevolle dingen. Neem nu iemand die morele schadevergoeding vraagt na opzettelijke slagen en verwondingen. We bekijken hoeveel dagen die persoon arbeidsongeschikt geweest is. Dan zetten wij ons aan het rekenen en stellen een bepaald bedrag voor. Of bij een blijvend letsel suggereren we om een expertise te laten doen. Dat is dus allerminst soft gedoe, dat is puur zakelijk. Na zo’n onderhandelingen vallen mensen elkaar niet in de armen, maar dat er een door beide partijen overeengekomen schadevergoeding is, gaat evengoed een eind naar het herstel van het gedane zeer.

Jullie betrekken er de omgeving van slachtoffer en dader niet bij. En in slechts een kwart van de gevallen zitten slachtoffer en dader effectief met elkaar aan één tafel. Is dat een bewuste keuze ?

VAN GARSSE : Het is misschien vanuit onze eigen schrik dat de boel ontploft. Als je mensen samenbrengt, heb je georganiseerd controleverlies. Op dat moment kan de zaak een totaal andere wending krijgen. Als je van de een naar de ander gaat, heb je het proces in handen. Je ziet het overleg groeien en op een bepaald moment schrijf je je overeenkomst uit en heb je een akkoord. Mochten we wat meer moed hebben in de rechtstreekse confrontatie, dan zouden we misschien nog meer bereiken.

BIERMANS : Het is ook niet evident voor slachtoffers om met hun dader aan dezelfde tafel te gaan zitten. Zeker niet bij zedenfeiten, of in gevallen waar slagen en verwondingen aan te pas kwamen. Een vrouw vertelde me : ?Ik zie zijn ogen nog voor me, zo’n ogen heb ik nog nooit gezien. Ik heb toen doodsangsten uitgestaan.? Anderzijds vallen er vaak veel mythen weg als je wel met de dader aan de tafel durft te zitten : je ziet wie het maar was, je verneemt wat zijn achtergrond is. De angst verdwijnt, en dan komt er voor het slachtoffer al eens ruimte vrij om eerst zelf te chargeren en daarna eventueel voor een redelijk gesprek.

Herstelbemiddeling heeft een zacht imago. Komt de dader er niet te goedkoop van af ?

VAN GARSSE : Mensen zijn er heel gevoelig voor misbruikt te worden. Als ze de idee hebben van ?je gaat hier een constructie opzetten die milderend is voor de straf?, dan spelen ze niet mee. Slachtoffers hebben daartegen een terechte weerstand. Wij verzekeren hen dat ze niet gebruikt zullen worden maar wel gehoord, en dat wat uit de bus komt, milderend kan werken maar evengoed verzwarend. Wat we veel zien gebeuren, is dat mensen vertrekken vanuit hun emoties. ?Hij moet den bak in.? Maar gaandeweg stellen ze daar vragen over : is dat wel zo opportuun ? Niet in de zin van ?ocharme, dat is te zwaar? mensen zijn niet zo zachtaardig. Wel vanuit de bekommernis dat de straf haar effect zal missen en de recidive niet zal verhinderen. Dan zeggen ze vaak : ?De gevangenis in, dat kost de samenleving veel geld en wat zitten ze daar te doen ? Dan kan hij beter gaan werken voor de gemeenschap.? Of : ?Dat ze hem beter een serieuze boete opleggen, dan voelt hij het misschien.? Laatst had ik een geval van zedenfeiten, waarbij iedereen ermee akkoord ging dat die dader geen gevangenisstraf zou ondergaan, maar wel een vorm van controle en een behandeling. De vrouw van de dader heeft dat mee ondertekend. Alle betrokkenen deelde de mening : ?In godsnaam, niet de gevangenis in, want dat is een hel voor iedereen.?

BIERMANS : Slachtoffers zijn over het algemeen niet zo repressief als men wel denkt. De eis tot gevangenisstraf is dikwijls een emotionele reflex, maar als men erover nadenkt en er met vrienden onderling over praat, dan komt men al vlug tot de conclusie : ?Wacht even, dat is het toch niet.? In die zin kan bemiddeling ook een aansporing zijn om de alternatieven te verruimen. Slachtoffers willen in de eerste plaats een erkenning van hun slachtofferschap. Als ze ervaren dat de dader zich oprecht verontschuldigt of het echt wil goed maken, dan zijn slachtoffers dikwijls heel realistisch en genuanceerd in hun eis.

VAN GARSSE : Als mensen zich erkend weten, kunnen ze al een stuk afstand nemen van de zaak. Er is natuurlijk de materiële en morele schade die blijft. Het is belangrijk dat men daarover tot realistische eisen komt. Ik zou niet graag hebben dat er massaal water bij de wijn gegoten wordt. In de loop van de bemiddeling duiken er vaak elementen op die niet zichtbaar zijn op het procesverbaal, en die een invloed hebben op de overeenkomst. De dader kan, bijvoorbeeld, zien dat zijn daad meer impact heeft op het slachtoffer dan hij had gedacht, en van daaruit bereid zijn meer over de brug te komen. Het slachtoffer kan door de oprechte spijtbetuigingen van de dader bereid zijn de klacht te laten vallen, mits er een goede schaderegeling komt.

Mensen kunnen ook kansen verspelen. Wanneer de dader in de loop van de bemiddeling akkoord gaat met een bepaalde schadevergoeding, maar de betaling niet uitvoert op de afgesproken datum, dan zal dit niet van aard zijn om de rechter gunstig te stemmen op het moment van het vonnis.

Bij de aanvang van een dossier is het niet duidelijk of er een overeenkomst uit de bus zal komen, en in welke zin die zal uitdraaien. Is het niet eenvoudiger voor mensen om een klacht in te dienen en de zaak aan advocaten over te laten ?

BIERMANS : Dat is inderdaad het infantiliserend mechanisme waarmee wij opgevoed zijn : dien een klacht in en wacht af wat er mee gebeurt. Maar dat is het conflict uit handen geven. Wij geven het terug aan de mensen en zeggen : voilà, doe er iets mee. Sommige mensen nemen die uitnodiging niet aan vanuit de net beschreven mentaliteit. Het is gemakkelijker om te polariseren en te zeggen : ?Ik ben hier slachtoffer en ik wens vergoed te worden, maar de ander zal bij mij in het krijt blijven staan.? En van de andere kant : ?Ik ben hier dader, en ze gaan weer veel te veel vragen want dat is een rijkaard en die gaat mij misbruiken, dat ziet ge van hier.? En wat krijg je dan ? Een attitude van : ?Dat de rechter maar zijn uitspraak doet, al zal het wel een verkeerde uitspraak zijn.?

VAN GARSSE : Zo werkt de cultuur van rancune naar justitie : ?Ofwel zal er niks gebeuren met mijn klacht, ofwel zal er iets mee gebeuren dat mij niet bevredigt.? Dat laat mij toe om, als het mijn beurt is, ook losjes om te springen met die maatschappelijke norm. Dit verschaft mij dus een alibi. Wat wij vragen aan de mensen is eigenlijk bijzonder agressief. Engageer je in het proces en verlies je alibi voor rancune. Neem je verantwoordelijkheid, inclusief het risico je er eventueel aan te verbranden. Maar het resultaat zal iets zijn waar jij je deel in gehad hebt. Iets herkenbaar, iets dat je te verdedigen hebt als oplossing, ook tegenover je achterban.? Want dat mensen zo’n overeenkomst wikken en wegen, heeft veel te maken met hun identiteit. ?Wie ben ik dat ik met zo’n oplossing akkoord ga ? Kan ik dat verkopen aan mijn familie en vrienden ?? Natuurlijk is het veel makkelijker voor mensen om te blijven bij het klassieke patroon : ?Mijn advocaat lost dat wel op?, of : ?Het zit allemaal bij de verzekering.? Dat is gemakkelijk, want dan scherm je jezelf af, en kan er zogezegd niets mislopen. Daar schuilt precies de paradox. In feite zegt men : ?Er kan niets mislopen maar het loopt allemaal mis.?

De cruciale tegenstrijdigheid in de bemiddeling is dat het slachtoffer vindt dat de dader er te goedkoop van afkomt en de dader dat hij te streng gestraft wordt.

BIERMANS : Die tegenstrijdigheid zit ook vervat in het systeem zoals het nu werkt. Er zijn advocaten die een schadebestek opmaken dat drie keer hoger ligt dan wat ze hopen in de wacht te slepen. Dat is gewoon waanzin, het drijft de zaken op de spits. En de slachtoffers weten soms niet eens dat hun advocaat zo’n hoge schadeclaim gesteld heeft.

VAN GARSSE : Slachtoffers nemen vaak aan dat de verzekering wel tussenkomt. Ik had onlangs een geval van slagen en verwondingen door een minderjarige. De benadeelde partij had een serieuze som gevraagd. Maar toen ze er achter kwam dat de verzekering niet zou betalen, reageerde ze : ?Oei, moet die jongen dat allemaal zelf betalen ? Laat het dan maar vallen, dan moet het niet zoveel zijn.?

Met zo’n mechanismen wordt geen oefening van rechtvaardigheid meer gemaakt. Wat billijk is, telt niet. Slachtoffers vragen meer dan de werkelijke schade en blijven blind voor wie benadeeld wordt. Dat zijn, bijvoorbeeld, verzekeringsmaatschappijen en ?die voelen dat toch niet.?

Zo werkt ons systeem en zo redeneren veel mensen. Geloven jullie dat de uitbreiding van herstelbemiddelingspraktijken daarvoor een realistisch tegenwicht kan bieden ?

VAN GARSSE : Ik zou niet graag een nieuwe kaste van herstelbemiddelaars zien ontstaan. Ik geloof veeleer in het versterken van het eigen conflictoplossingsvermogen van mensen. Is het opportuun om van alles en nog wat een rechtszaak te maken ? Wanneer mensen zouden leren hun conflicten zelf meer op te pakken, zou je volgens mij recidive kunnen tegenhouden. Nu worden voorvallen vlug gecriminaliseerd. Kan je een vechtpartij niet beschouwen als een intermenselijke uitschuiver ? Ik keur dat niet goed, maar moet dat per se een delict genoemd worden ? Moet je daar direct een agent bij bedenken en een gerechtzaak van maken ? Zoiets vraagt natuurlijk om een gesprek en een regeling, een schadevergoeding en eventueel een straf, maar kan dat niet wat meer buiten het juridische kader opgelost worden ? Een collega van mij had een dossier waarin de dader zich uitermate verontwaardigd toonde omdat het slachtoffer niet had teruggeslagen. ?Ik gaf hem een tik en in de plaats van terug te slaan, gaat hij potverdomme naar de flikken !? Ik denk dat we een vraagteken moeten plaatsen achter onze definitie van criminaliteit. Door voor alles en nog wat een officiële klacht in te dienen, komt een heel grijze zone van feiten die vroeger wellicht dichter bij de mensen opgelost werden, in de sfeer van de criminaliteit terecht. En dat leidt dan tot noodkreten als ?oei, de criminaliteit stijgt, er moeten meer politieagenten aangeworven worden, achter elke boom kan iemand staan.?

Wij zeggen aan de mensen : wij hebben iets gevonden om het proces zelf meer in de hand te hebben, maar het slagen hangt van jou af, dit is niet iets dat je zomaar kan consumeren.

Naar de rechters toe vraagt deze manier van werken dat ze bij het invullen van de straffen rekening houden met wat het slachtoffer hierover aandraagt. Ze kunnen moeilijk volhouden : ?Gezien de ernst en het impact van de feiten voor het slachtoffer, krijgt de dader x maanden celstraf?, wanneer slachtoffer en dader met elkaar tot een ander soort vergelijk gekomen zijn. Wil de rechter een andere straf dan het vergelijk uitspreken, dan zal hij het anders moeten motiveren. Dat het slachtoffer op deze wijze een stem krijgt in het gerechtelijk proces, is een nieuw gegeven voor magistraten.

BIERMANS : Wij willen het gerechtelijke proces transparanter maken. De bedoeling is dat een proces ook een communicatieproces wordt.

Ria Goris

Herstelbemiddeling : als dader en slachtoffer zelf een overeenkomst bereiken over de strafmaat, beheersen ze zelf hun conflict.

Nadia Biermans : Slachtoffers willen als slachtoffer erkend worden.

Leo Van Garsse en Nadia Biermans : de alternatieven verruimen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content