Nooit werd er meer gefietst, gewandeld en gelopen dan vandaag. Massasportevenementen in deze categorieën spreken een steeds grotere massa aan. De startnummers voor de 20 kilometer door Brussel gaan sneller de deur uit dan kaartjes voor Rock Werchter. Hoe gezond is dit nog?
p 20 juni is het weer zover: 2000 Vlamingen rijden eerst 1000 kilometer met de auto naar de Provence om vervolgens met de fiets de 21 kilometer lange, steile klim naar de top van de legendarische Mont Ventoux aan te vatten. De top halen is het doel, maar voor sommigen is dat niet genoeg. Ze willen die dag de kale berg minstens drie keer bedwingen: een keer vanuit Bedoin, dan vanuit Malaucène en nog eens vanuit Sault. Het record staat trouwens op tien: zoveel keer beklom iemand al eens de Ventoux in 24 uur. En omdat het altijd straffer kan: vorig jaar waren er ook een paar deelnemers die al lopend de top van de heroïsche col bereikten.
De beklimming van de Ventoux wordt in 2009 voor de vijfde keer door Sporta georganiseerd en belooft opnieuw een hit te zijn met nu al meer dan 1500 inschrijvingen. Niet alleen de massale verovering van de Ventoux is een jaarlijks terugkerende hit onder de massasportevenementen. Ook de Ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen, de 20 kilometer door Brussel, de Dodentocht en talrijke andere sportmanifestaties lokken steeds meer deelnemers en toeschouwers.
Waaraan is dat succes te danken? In de eerste plaats sporten steeds meer Vlamingen. Jeroen Scheerder heeft de recentste cijfers. Hij is docent sportbeleid en -management aan de K.U.Leuven en werkt aan het boek Vlaanderen loopt!, dat de loopsportmarkt bij ons in kaart brengt. ‘In de jaren 1960 deed 78 procent van de Vlamingen tussen 12 en 75 jaar helemaal geen sport, vandaag is dat nog maar 33 procent. In vier decennia tijd is de sportbeoefening bij ons verdrievoudigd, lang niet slecht. Internationaal gezien zitten we goed, stilaan kunnen we mee met de Nederlanders.’
Fietsen, wandelen en lopen zijn de populairste sporten, gevolgd door fitness en zwemmen. Dat is niet altijd zo geweest. ‘Vandaag loopt 10 procent van de Vlamingen recreatief of sportief. Een keer lopen om de trein te halen, telt niet’, zegt Scheerder. ‘In de jaren zestig liep minder dan 1 procent van de Vlamingen. Een eerste loopgolf zagen we in de jaren zeventig en tachtig, overgekomen vanuit de VS. Vooral hoogopgeleide middenklassemannen van in de dertig bonden loopschoenen aan. Sinds 1999 zien we een tweede golf: nu komen de lopers uit alle klassen van de maatschappij, zijn ze van alle leeftijden en zijn het ook steeds meer vrouwen.’
Naast lopen won fietsen aan belang: veertig jaar geleden gebruikte 3 procent van de Vlamingen de fiets op een sportieve manier, vandaag is dat 37 procent. Maar fietsen is vooral een mannensport, vrouwen vormen er een duidelijke minderheid. Vrouwen moeten een inhaalbeweging maken met sporten. Scheerder: ‘Dat vrouwen zouden lopen, was vroeger ondenkbaar. Sportende vrouwen deden hoogstens aerobics, in een gesloten ruimte met uitsluitend andere vrouwen. In België telden we pas in 2006 evenveel sportende vrouwen als sportende mannen?’
Scheerder kan wel verklaren waarom net lopen, fietsen en wandelen uitgroeiden tot de favoriete sporten: ‘Eén: ze kennen een lage instapdrempel. Vroeger moest je om lid te worden van een sportclub goed met een bal overweg kunnen of al bijna over horden kunnen springen om toegelaten te worden. Twee: bij lopen en wandelen ligt ook de financiële drempel laag. Goede schoenen volstaan. Drie: tijdsorganisatorisch zijn lopen, fietsen en wandelen gemakkelijk. Je moet niet driemaal per week op een vast tijdstip op de club verschijnen voor een training. Voor een papierslag of barbecue om de clubkas te spijzen, moet je je al evenmin vrijmaken.’
Lopen, fietsen en wandelen gebeuren in wat Scheerder noemt ‘lichte gemeenschappen’: met vrienden, collega’s of in een los samengesteld groepje. En die organiseren zichzelf, meestal zonder club. Mensen kiezen zelf wanneer ze gaan lopen, met wie en waar. Via moderne communicatiemiddelen als mail of sms gaat dat tegenwoordig bijzonder snel.
Daar is Mieke Boeckx het volledig mee eens. Zij is de bedenkster van het Start to run-programma, waarmee je in tien weken heel geleidelijk leert om vijf kilometer te lopen. In elke Vlaamse stad en in elk dorp kun je aan zo’n programma deelnemen en overal is het een daverend succes. ‘Recreatiesport is belangrijker geworden dan competitiesport’, zegt Boeckx. ‘Joggen past perfect in die tendens. Je hoeft echt niet over veel technische bagage, uithouding of motorische vaardigheden te beschikken om ermee te starten. Bovendien kun je op elk moment van de dag joggen. En het is zeer goedkoop. Het enige waar ik steeds op hamer, is dat je een goed paar loopschoenen moet kopen om blessures te voorkomen.’
Maar waarom beginnen mensen te sporten? ‘Zestig procent wil iets doen voor zijn gezondheid’, weet Scheerder. ‘Iets minder dan zestig procent zegt te sporten voor zijn ontspanning of voor de fun. Wat opvalt, is dat competitie of sociaal contact veel minder als redenen genoemd worden.’ Boekcx beaamt: ‘Op onze vraag waarom ze starten met lopen, antwoorden mensen het vaakst: om de conditie te verbeteren. Meestal ervaren ze in het dagelijkse leven dat ze al naar adem moeten happen als ze honderd meter stappen of de trap opgaan. En daar willen ze iets aan doen. Een andere belangrijke reden is de wil om te vermageren. Mensen willen af van hun buikje, ze willen minder vet, hun BMI ( body mass index) moet zakken naar een aanvaardbare waarde.’
De toename van het aantal sportbeoefenaars valt dan ook niet toevallig samen met de grotere belangstelling voor gezondheid tout court. Er wordt steeds meer aandacht besteed aan gezonde drank en voeding, en rokers worden naar buiten gejaagd. Gezondheidseconoom en professor Lieven Annemans (UGent en VUB) ging na of de sportinspanningen wel kostenefficiënt zijn voor het bevorderen van de gezondheid, met andere woorden: of je geld in sportmateriaal goed is besteed. Hij zegt: ‘Studies tonen aan dat gecontroleerde en volgehouden lichaamsbeweging leidt tot een verminderde kans op diabetes, coronair lijden, beroerte, borstkanker en maagdarmkanker. En ook de BMI daalt.’ Meer dan dat blijkt uit de berekeningen van Annemans zelfs dat matig en gecontroleerd fietsen, wandelen en lopen kostenefficiënter zijn dan geneesmiddelen om te voorkomen dat je ziek wordt. Kortom, als je 100 euro doeltreffend wilt besteden, koop je beter loopschoenen dan cholesterolremmers.
EVEN TOM BOONEN
Voor de meeste recreatieve sporters is een concreet doel uiterst belangrijk om hun inspanningen vol te houden. ‘Vroeg of laat willen de meeste mensen toch een prestatie leveren’, zegt Scheerder. Bij het Start to runprogramma is vijf kilometer lopen een eerste doel waarvoor je een heus diploma ontvangt. Wie wil, kan op dezelfde manier proberen de kaap van de 10 kilometer te ronden. Voor sommigen eindigt het pas bij de 20 kilometer door Brussel of een andere massaloop, met steeds meer volk.
‘Dat toenemende succes van massasportevenementen heeft niet alleen te maken met een stijgende aandacht voor gezondheid’, zegt Bob Verbeeck, de baas van sportmarketingbedrijf Golazo. Hij is (mede-)organisator van belangrijke manifestaties als Antwerp 10 miles of de Ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen. ‘Dat succes is een maatschappelijk fenomeen. Vroeger trokken mensen in hun vrije tijd naar een shoppingcenter en ze haalden hun voldoening uit materiële aankopen. Vandaag willen mensen ervaringen opdoen: ze willen de Mont Ventoux oprijden, de Ronde van Vlaanderen uitrijden of aan een stadsloop deelnemen.’
Kurt Titeca, hoofdredacteur van het fietsblad Grinta en zelf organisator van enkele wedstrijden: ‘De beleving is inderdaad essentieel geworden: de confrontatie met de natuur en de weerelementen en vooral met jezelf. Onderweg kom je jezelf tegen en dan moet je doorbijten, dát is belangrijk. Het sociale aspect is voor achteraf, bij een pint bespreek je in groep de individueel geleverde prestatie.’
‘De deelnemers van massasportevenementen willen niet zozeer wedijveren met anderen,’ zegt Scheerder, ‘ze willen in competitie gaan met zichzelf. Ze willen hun grenzen aftasten en verleggen: Hoe ver kan ik gaan? Hoe lang kan ik het volhouden? Meteen is het ook goed voor je sociale status. Wie kan zeggen dat hij vijf of tien kilometer, een halve marathon of een marathon gelopen heeft, oogst bewondering. Sommigen vermelden het op hun cv.’
Het koningsnummer onder de stadslopen is de 20 kilometer door Brussel, die in 2009 zijn dertigste editie meemaakt. Op 31 mei staan weer 25.000 deelnemers aan de start in het Jubelpark, om na een bulderend kanonschot het zware, heuvelachtige parcours te lopen. Vorig jaar waren de startnummers na drie dagen allemaal de deur uit, duizenden lopers konden tot hun ontgoocheling niet deelnemen. Boeckx over dat succes: ‘De 20 kilometer door Brussel is de droom van elke loper, al zijn er veel prettiger lopen, zoals Dwars door Grijsloke of de abdijenloop tussen Averbode en Tongerlo. Maar ja, iedereen spreekt over de 20 kilometer door Brussel en volk trekt volk aan.’
En het parcours is aantrekkelijk. Eindelijk kun je lopen waar anders alleen met de auto gereden wordt: in de Wetstraat, langs het koninklijk paleis en het Justitiepaleis, door de tunnels van de Louizalaan. De Antwerp 10 miles passeert zelfs door de Kennedytunnel, ook al leidt dat tot gigantische files op de Antwerpse Ring. ‘Natuurlijk is dat een unieke ervaring voor de deelnemers’, zegt organisator Verbeeck. ‘Het hele jaar razen er vrachtwagens en auto’s door, maar één keer per jaar is de Kennedytunnel voor de lopers. Daarna komen ze nog langs de mooiste plekjes van de stad. Dat bepaalt zeker mee het succes.’
Voor de Ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen is het vanzelfsprekend het parcours dat vooral verklaart waarom er vorig jaar bijna 20.000 deelnemers waren. Dat geldt ook voor Tilff-Bastenaken-Tilff, met bijna 7000 deelnemers, met een route die bijna identiek is aan die van de wielerklassieker Luik-Bastenaken-Luik. Titeca: ‘Je fietst er over dezelfde wegen als onze toprenners enkele dagen later. Soms staan hun namen al gekalkt op de weg naar de Muur van Geraardsbergen of op de Col de la Redoute. Dan waant een wielertoerist zich toch even Tom Boonen of Stijn Devolder.’
De bestorming van de Ventoux door 2000 Vlamingen profiteert van hetzelfde gevoel: ‘Geen berg straalt meer heroïek uit’, zegt Bart Vandegaer van Sporta. ‘Het desolate keienlandschap aan de top doet je er zelfs even van dromen op de maan te staan. Elke wielerliefhebber kent ook de dramatische doortochten en ritaankomsten op de Ventoux tijdens de Tour de France. Tom Simpson zorgde voor een triest en macaber hoogtepunt: in 1967 bezweek hij op de Ventoux ten gevolge van hitte, uitputting en doping.’
Evenmin onbelangrijk voor het succes van een evenement zijn de toeschouwers en de sfeer voor, tijdens en na de wedstrijd. De deuntjes van orkestjes en het aanmoedigende applaus van supporters doen iedereen deugd. Voor sommigen zijn ze zelfs noodzakelijk om de eindstreep te halen. Vaak zorgt het goede doel nog voor een extra stimulans: vele lopers, fietsers en wandelaars laten zich sponsoren en halen zo geld op voor organisaties als Kom op tegen Kanker, Vredeseilanden, Artsen Zonder Grenzen, To Walk Again. ‘Je individuele inspanning krijgt zo iets zinvols’, zegt Scheerder.
SPORTLETSELS
De organisatie van sportevenementen is de jongste tien jaar professioneler en commerciëler geworden. Kurt Titeca: ‘Naarmate de belangstelling groeit, nemen de eisen toe. Vroeger organiseerde je een fietstocht en de mensen waren al blij dat ze konden fietsen. Het was niet erg als er iets misliep. Nu wordt van de organisatoren verwacht dat alles pico bello geregeld is. Dat lijkt me typisch voor onze huidige samenleving: iedereen droomt van avontuur, maar om de massa aan te spreken, moet je dat avontuur wel netjes verpakken als een goed product.’
‘Met een amateurclub kun je wel een jogging organiseren van maximaal 1000 deelnemers’, zegt organisator Verbeeck. ‘Maar voor een stadsloop met duizenden deelnemers is een professionele organisatie vereist. Je moet die massa kunnen opvangen en verwerken, met voldoende kleedkamers, douches, bevoorradingsposten, medische bijstand enzovoorts.’
Een heel jaar lang werkt Carine Verstraeten binnen de Vereniging ter Bevordering en Promotie van Brussel aan de organisatie van de 20 kilometer door Brussel: ‘De dag zelf zijn er 800 mensen aan het werk: politie, brandweer, seingevers, helpers aan de bevoorradingsposten.’ Sporta trekt dan weer met 32 eigen medewerkers, 38 vrijwilligers, 8 motards, 5 fietsmonteurs en 18 dokters en verplegers naar de Mont Ventoux.
In Vlaanderen heeft Bob Verbeeck met zijn bedrijf Golazo het bijna-monopolie op de organisatie van de grootste massasportevenementen. Hij zorgt ervoor dat 16 cityruns vlot verlopen. Daarbij horen de Classic Tessenderlo, Dwars door Brugge, Weekend Knack Ladies Run in Kortrijk en Antwerp 10 miles. Verbeeck: ‘We organiseerden al acht wielermanifestaties per jaar, en dat worden er veertien. Massawandelingen zijn de volgende stap.’
Scheerder vindt het prima dat de markt speelt, maar: ‘We moeten toch opletten dat er bij de organisatie van sportevenementen geen monopolie ontstaat. Een beetje meer concurrentie zou gezond zijn. En de markt mag niet alles bepalen, want 15 euro inschrijvingsgeld is misschien niet veel, maar voor een gezin loopt dat snel op. Voor je het weet, ontstaat er sociale uitsluiting. Om dat te voorkomen, moeten overheid en sportclubs zich inspannen.’
Zijn zulke massasportevenementen uiteindelijk goed voor de gezondheid, want dat is toch waarom velen er oorspronkelijk aan begonnen? ‘Als je door matig en gecontroleerd sporten 100 euro uitspaart op gezondheidszorgkosten, moet je uiteindelijk toch rekening houden met 10 euro die sportletsels je zullen kosten’, zegt gezondheidseconoom Lieven Annemans. ‘Maar het saldo blijft ontegensprekelijk positief: verstandig sporten is kostenefficiënt. Zodra mensen intens en slecht of niet-begeleid sporten op een competitieve manier, wordt het minder gezond: het risico op letsels vergroot.’
Amateurs die zich topsporters wanen, zijn er genoeg. Boeckx: ‘Als ze vijf kilometer kunnen lopen, dromen sommigen al van de 20 kilometer door Brussel. Maar als je niet goed voorbereid aan de start verschijnt, is de kans op blessures groot. Sommigen weten ook niet hoe ze onderweg moeten drinken en dat is nochtans uiterst belangrijk om niet uit te drogen. Een goede en begeleide voorbereiding is essentieel.’
‘We zien dat de meeste sporters toch steeds beter voorbereid aan de start komen’, meent Patrick De Smedt, adjunct-hoofd hulpdiensten bij het Rode Kruis. Hij is met 150 medewerkers in de weer op de 20 kilometer door Brussel: ‘Bij elke editie moeten we 300 tot 500 mensen verzorgen: dat gaat van een lichte aandoening zoals blaren aan de voeten tot soms levensbedreigende letsels. Ja, er zijn al doden gevallen in de 20 kilometer door Brussel, maar steeds waren het mensen met een cardiale voorgeschiedenis. Het zijn er ook niet meer dan je statistisch mag verwachten. Algemeen gesproken zijn de deelnemers beter getraind en beter uitgerust dan vroeger: de lopers halen hun schoenen in een gespecialiseerde sportwinkel, de fietsen zijn gelijkwaardig aan die van profwielrenners.’
De organisatoren zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid in het zo gezond mogelijk laten verlopen van hun evenement. Verbeeck: ‘Zo’n wedstrijd moet een bekroning zijn, geen teleurstelling. Daarom bieden we de sporters op onze website gratis trainingsschema’s aan, zodat ze op een verantwoorde manier hun conditie kunnen opbouwen.’ De meeste organisatoren en loopschoenfabrikanten hebben trainingsschema’s op hun website. Jeroen Scheerder vindt dat niet noodzakelijk positief: ‘Zo’n internetschema is niet gepersonaliseerd en ik heb altijd geleerd dat een goed trainingsschema aan vier voorwaarden moet voldoen: het moet op een verantwoorde manier opgebouwd worden, met regelmaat en variatie, en toegespitst zijn op de persoon in kwestie. Aan die laatste voorwaarde wordt alvast niet voldaan.
‘De Vlaamse Atletiekliga en de loopclubs zouden een mooie rol kunnen spelen in het begeleiden van recreatieve sporters’, meent Scheerder. ‘Ze moeten niet alleen kijken naar de competitielopers, maar ook naar de grote groep joggers en lopers die eens aan een stadsloop willen deelnemen. Als ze de loopsport echt willen promoten, zouden ze ook die mensen moeten helpen om hun hobby zo verstandig en gezond mogelijk te beoefenen.’ Ze kunnen misschien een voorbeeld nemen aan de Managers Marathon Club, die kandidaat-marathonlopers van het prille begin begeleidt met persoonlijke loopschema’s, hen met raad en daad bijstaat en wekelijks trainingen organiseert.
Ook Sporta doet wat het kan met uitgebalanceerde loop- en fietstrainingen. De toekomstige Mont Ventoux-beklimmers krijgen niet alleen een trainingsplan en -dagboek, maar kunnen ook hun conditie laten testen. Ter voorbereiding worden tien fietstrainingen georganiseerd. ‘Voor Sporta is de beklimming van de Mont Ventoux het einde van een trainingsprogramma van beginnende wielertoeristen’, zegt Bart Vandegaer. ‘De eindtijd bij de beklimming speelt geen rol, de gezondheid van de deelnemers bevorderen, is veel belangrijker. En is dat niet wat we elkaar op oudejaar wensen: een goede gezondheid?’
DOOR EWALD PIRONET