‘Je hoort er pas bij als je met de dood wordt bedreigd. Maar ik ben het beu’

Fever Room: Theater, film of installatie: het werk van Weerasethakul is niet in één medium te vangen.

Zijn films zijn haast even mysterieus en complex als zijn naam, maar Apichatpong Weerasethakul heeft ondertussen wel een Gouden Palm op zijn schouw staan. Knack sprak met Thailands meest gelauwerde én controversiële beeldkunstenaar, bij zijn retrospectieve en theaterpremière in Brussel.

Overleden familieleden die terugkeren als geesten. Een aap met lichtgevende ogen die plots aan het praten slaat. Een soldaat die pardoes in een tijger verandert. Een verpleegster die in het lichaam treedt van een comateuze man. Of een vis die al spartelend een prinses bezwangert. Het zijn geen hallucinaties van een hippie op paddo’s, wel scènes uit de films van Apichatpong Weerasethakul (46), ‘Joe’ voor de vrienden. Maar hoe exotisch, mysterieus of gek die daardoor soms ook lijken, onverklaarbaar of ontoegankelijk worden ze nooit. Altijd houden ze de mens en de maatschappij een onthullende spiegel voor. Telkens weten ze de kijker op een rustig ritme en zonder surrealistische kitsch in een heerlijke waakdroom te wiegen. Je hoeft helemaal geen boeddhist of animist te zijn om je door verhalen van de Thaise regisseur te laten betoveren.

Het hoeft niet te verbazen dat Weerasethakul van Oost tot West bekendstaat als een van de origineelste en meest consistente beeldkunstenaars van de 21e eeuw. En niet bij de minsten. Martin Scorsese is een grote fan. Paul Thomas Anderson noemt hem zijn favoriete regisseur van dit moment. En jury’s onder leiding van al even roemruchte cineasten als Quentin Tarantino en Tim Burton bekroonden zijn films Tropical Malady (2004) en Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives (2010) respectievelijk met de juryprijs en de Gouden Palm op het filmfestival van Cannes, tot nader order het meest prestigieuze ter wereld. Daarbovenop vielen zijn videowerk en installaties te bekijken in tal van topmusea voor hedendaagse kunst. Weerasethakuls wonderlijke wereld, waarin droom en werkelijkheid, heden en verleden en het aardse en het spirituele door elkaar lopen, is niet in één medium, format of discipline te vatten.

Wie zich daarvan met eigen ogen wil vergewissen, kan in Brussel terecht. In Cinema Galeries loopt nog tot eind mei een volledige retrospectieve van zijn bekroonde filmwerk, van zijn fictiedebuut Blissfully Yours (2002) tot zijn recentste langspeler Cemetery of Splendor (2015). Tegelijk is er een tentoonstelling met experimenteel videowerk van de Thaise meester. En op 21 mei is er de Europese première van Fever Room in de KVS, zijn allereerste theaterperformance, in het kader van het KunstenfestivaldesArts. Wat we daarvan mogen verwachten, blijft voorlopig een mysterie. Maar als we ‘Joe’ mogen geloven, wordt het een ‘immersieve belevenis die de droom driedimensionaal maakt’, en waarbij de kijker een grot wordt ingesleurd en wordt onderworpen aan een koortsige en hallucinante waas van beeld en geluid.

Leven met mythes

Dat Weerasethakuls verhaallijnen niet echt traditioneel zijn, is een understatement. Tropical Malady begint als een semidocumentair gefilmde romance over twee jonge militairen (Weerasethakuls homoseksualiteit is een vaak terugkerend thema), maar muteert halverwege tot een magische trip door de Thaise jungle in het gezelschap van een soldaat en een tijger. Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives is zo mogelijk nog grilliger, met een zieke protagonist die op zijn sterfbed verschillende schimmen uit zijn verleden ontmoet. En ook in het door dialogen voortgedreven Cemetery of Splendor, waarin een oudere verpleegster zich in een veldhospitaal ontfermt over soldaten die aan een vreemde slaapziekte lijden, stikt het van de bizarre rencontres.

Alles samen krijg je een hoogst persoonlijk en magisch-realistisch oeuvre waarin visioenen, reïncarnaties, herinneringen en eeuwenoude volksverhalen hand in hand gaan met de Thaise werkelijkheid van vandaag. Weerasethakul werd geboren in Bangkok, maar groeide op in het landelijke noordoosten van Thailand, in de buurt van de universiteitsstad Khon Kaen, waar het animistische geloof van de Khmer-cultuur nog altijd heel levendig is. Hij bracht er de eerste vijftien jaar van zijn leven door, toen zijn beide ouders er dokters waren in een ziekenhuis. ‘Ik kom uit een traditie van mythes’, zegt Weerasethakul. ‘Ik heb lang in reïncarnatie geloofd. Nu niet meer – of toch niet in de religieuze zin van het woord. Religies zijn gevaarlijk, vind ik. Omdat ze dogmatisch zijn en bijgevolg repressief. Ik geloof wel nog altijd in het bestaan van parallelle universums, van energie die andere vormen aanneemt, maar dan op een wetenschappelijke manier. Zoals elk object uit atomen en nog kleinere deeltjes bestaat, zo bestaat ook onze geest uit energie en materie. Ik ben ervan overtuigd dat er een moment komt waarop de wetenschap kan bewijzen dat reïncarnatie in die zin bestaat.’

In afwachting daarvan doet Weerasethakul het met aapgeesten, pratende meervallen en andere fantastische creaturen, en vooral: met bizarre gebeurtenissen en transformaties waarvoor hij niet alleen uit Thaise volksverhalen maar ook uit zijn eigen dromen put. In tegenstelling tot wat de Hollywoodcanon voorschrijft, zit zijn droomwereld niet vol Salvador Dali-achtige taferelen of computeranimatie. De droomwereld ziet er net zo gewoon en tastbaar uit als de dagelijkse realiteit – tot er plots een aapgeest mee aan tafel schuift of een lang overleden tante opduikt. ‘Ik probeer uit te drukken wat ik zie en voel wanneer ik droom of mediteer’, legt Weerasethakul uit. ‘Niet op een religieuze maar op een rationele manier. Voor mij zijn nachtmerries niets meer dan een mechanisme in de hersenen dat ons op het ergste probeert voor te bereiden. Het zijn mentale rampoefeningen. Ook mediteren is een vorm van zelfregulering en zelfhygiëne. Zoals we het normaal vinden om in bad te gaan om ons lichaam te reinigen, zo maken we onze geest schoon door te mediteren.’

Littekens van de geschiedenis

Alleen blijkt het in Thailand niet zo makkelijk om je geest schoon te houden. In mei 2014 maakte het land zijn twaalfde militaire staatsgreep sinds 1932 mee. Generaal Prayuth Chan-o-cha greep naar eigen zeggen de macht om een burgeroorlog te vermijden. Maar de nieuwe verkiezingen die hij beloofde, laten nog altijd op zich wachten. Demonstranten en dissidenten worden hard aangepakt. In dát verstikkende klimaat moet Weerasethakul als kunstenaar zien te opereren, en hoewel zijn werk nooit expliciet politiek is, heeft het altijd al een kritische en sociaal geëngageerde ondertoon gehad.

Zo voert hij in de meeste van zijn films soldaten op als vertegenwoordigers tegen wil en dank van de militaire dictatuur. En Uncle Boonmee mag dan wel deels op hemzelf en deels op zijn vader zijn geïnspireerd, het is onmogelijk om Boonmee niet te zien als symbool van een grondig verziekte natie dat lijdzaam moet toezien hoe tradities, culturen en soorten voor zijn ogen verdwijnen, onder druk van het toenemende nationalisme en de militaire dictatuur. In Cemetery of Splendor gaat Weerasethakul nog een stap verder, door militairen aan een mysterieuze slaapziekte te laten lijden, alsof ze chronisch verdoofd zijn voor de Thaise realiteit. Aan de oppervlakte lijkt zijn jongste film een poëtische, soms zelfs humoristische meditatie over de botsing tussen oude en nieuwe gebruiken, met gymnastiekklassen voor toeristen en winkelende spoken in een shoppingcentrum. Maar af en toe doorprikt Weerasethakul dat vredige oppervlak met beelden die een heel andere, donkere en simultane werkelijkheid blootleggen: littekens van de oorlogen en genocides uit de Thaise geschiedenis.

‘In Thailand is het leger oppermachtig’, zegt Weerasethakul. ‘Generaals hebben meer te zeggen dan de premier. Sinds Tropical Malady voer ik soldaten op als symbool van de macht, een symbool dat ik tegelijk afstotelijk en aantrekkelijk vind. Ik voel me seksueel aangetrokken tot het uniform en de autoriteit die de soldaat uitstraalt, maar ik haat het feit dat het leger zich met de politiek bemoeit. We zijn een boeddhistisch land, en toch is er overal geweld en worden we geleid door maffiabendes. Dat klopt niet, en dat wil ik in mijn werk aankaarten.’

Helaas bemoeit het Thaise leger zich ook almaar meer met kunst en cultuur, waardoor veel kunstenaars gedwongen worden aan zelfcensuur te doen. Kritiek op de overheid of de monarchie zijn verboden, en ook alles wat met seks en religie te maken heeft ligt gevoelig. ‘Maar als je het daarover niet mag hebben, waarover dan wel? Politiek, religie en seks: dat is het leven.’ De vraag is onontkoombaar: kan hij nog wel in zijn heimat blijven zonder zichzelf ideologisch en artistiek te verraden? ‘De situatie wordt stilaan onhoudbaar’, geeft hij toe. In 2006, toen Syndromes and a Century uitkwam, botste hij al met de Thaise overheidscensuur. Toen weigerde hij koppig enkele ‘delicate’ scènes te schrappen, waarna de film uit de lokale zalen werd verbannen. ‘Er zijn de voorbije jaren veel mensen in de cel of in heropvoedingskampen gestopt. Ze moeten een document ondertekenen waarin ze beloven niet actief aan politiek te doen. Doen ze dat niet, dan worden ze vervolgd en worden hun rekeningen geblokkeerd. Het gevolg is dat de meeste mensen gewoon tekenen en denken: nog liever Big Brother dan elke dag chaos en geweld. Het zit in onze cultuur om ons te onderwerpen, om ons neer te leggen bij ons karma. Maar dat houdt ons tegen om voor onze vrijheid te vechten.’

Weerasethakul zag verscheidene vrienden ondervraagd en opgesloten worden nadat ze zich in de politieke debatten hadden gemengd op sociale media. Hijzelf bleef voorlopig gespaard van fysieke intimidatie, maar op het internet werd hij al met de dood bedreigd. ‘Sommige vrienden zeiden me: het is het internet, daar gelden andere regels. Je hoort er pas bij als je met de dood wordt bedreigd. Maar ik ben het beu. Ik wil niet voortdurend denken: wat kan ik zeggen of tonen in mijn werk? En wat zou ik beter schrappen? Of moet ik een omweg gebruiken? Aangezien je de dingen niet bij hun naam mag noemen, moet ik almaar vaker mijn toevlucht nemen tot symbolen, en dat verstikt me. Als filmmaker behandel ik mijn films als mijn eigen zonen en dochters. Het kan me niet schelen of mensen ze graag zien of haten. Maar als ze niet kunnen leven in het land waar ze geboren zijn, moeten ze op z’n minst vrij kunnen zijn. Er is geen reden waarom ik hen zou verminken uit angst voor het systeem. Anders kan ik net zo goed stoppen met kunst maken. Het is waar dat beperkingen de creativiteit kunnen prikkelen, maar ze kunnen je ook artistiek dichtknijpen. In Thailand is dat punt stilaan bereikt.’

Tilda, de Britse Thaise

De kans is niet denkbeeldig dat Cemetery of Splendor, dat Weerasethakul om veiligheidsredenen niet eens uitbrengt in zijn thuisland, zijn allerlaatste film van eigen bodem wordt. Want de regisseur mag dan wel als een mantra herhalen dat hij ‘geen cultureel ambassadeur is’ van zijn politiek geplaagde land, door zijn internationale renommee is hij dat voor een stuk natuurlijk wél. Of kent u veel andere Thai met een Gouden Palm? Die tentoonstellen in het Londense Tate Modern? En die het privénummer van de Schotse Oscarwinnares Tilda Swinton in hun iPhone hebben zitten? Die laatste is trouwens niet alleen een groot bewonderaar van zijn werk, als alles volgens plan verloopt zal ze in 2018 te zien zijn in zijn volgende langspeelfilm, zijn eerste Engelstalige. ‘Deze zomer schrijf ik het scenario’, zegt Weerasethakul. ‘Het komt erop aan de juiste locatie en het juiste personage voor Tilda te vinden, want je kunt haar natuurlijk moeilijk opvoeren als Thaise. Alhoewel. Als er één blanke Britse dat kan, is zij het wel.’

Daarmee zou Weerasethakul het advies in de wind slaan van zijn collega en mentor Bela Tarr, de Hongaarse meester van de slow cinema. Die raadde hem onlangs nog aan om, ondanks alle tegenkantingen, toch in eigen land te blijven werken. ‘Anders hebben “ze” gewonnen’, zei Tarr. Maar zoals Weerasethakuls films het product zijn van de kruisbestuiving tussen westers rationalisme en oosterse spiritualiteit, zo is hijzelf ook een mix van Oost en West, van verschillende tradities en culturen, van avant-garde en entertainment. Het maakt de stap naar het buitenland niet alleen kleiner maar ook logisch. Tenslotte spreekt hij vloeiend Engels, hij behaalde zijn masterdiploma in de filmstudies aan de universiteit van Chicago, en hij is een sciencefictionfanaat. Star Wars: The Force Awakens is de recentste film die hij in de bioscoop zag, en hij laat geen kans onbenut om The Matrix een van zijn favoriete films aller tijden te noemen.

‘Uiteindelijk heb je maar twee soorten cinema: goeie en slechte’, zegt Weerasethakul, die naar eigen zeggen ook flirt met het idee om een 3D-film te draaien. ‘Je hoort critici weleens zeggen dat ik slow cinema maak, omdat ik gebruikmaak van long takes, omdat ik toon hoe de dingen zich ontvouwen, hoe de tijd voorbijschrijdt, en omdat ik wil dat de kijker het beeld volledig in zich opneemt, zodat hij het niet alleen kan zien, maar ook ruiken en voelen. Maar trage cinema bestaat niet. Alleen ongeduldige kijkers bestaan. Mijn films zijn even snel als de blockbusters uit Hollywood. Ook die worden geprojecteerd met 24 beelden per seconde.’

DOOR DAVE MESTDACH

‘Politiek, religie en seks: dat is het leven. Als je het daarover niet mag hebben, waarover dan wel?’

‘Ik voel me seksueel aangetrokken tot het uniform van een soldaat, maar ik haat het dat hij zich met de politiek bemoeit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content