Jan Rot – 1957—2022

© BelgaImage

In de luwte overleed in Nederland zanger, muzikant en liedjesschrijver Jan Rot. Geboren als kerstekind (25 december 1957) op het Indonesische eiland Sulawesi en bij ons enigszins bekend van zijn cover van Op een mooie Pinksterdag. Zijn vader werkte ginder als zendeling en arts. In 1969 keerde het gezin terug naar Nederland met een Duits vrachtschip. De Rots landden finaal in het Drentse Zuidwolde, waar pa zich als huisdokter vestigde.

Jan is een contraire vlegel. Na zijn college trekt hij naar de universiteit van Groningen. Omdat zijn broers en zussen allemaal naar Amsterdam gaan, omdat in Groningen zijn idool Herman Brood het mooie weer maakt en omdat de cafés er de halve nacht open blijven. Hij wil er Nederlands studeren maar ‘op dag één zegt een hoogleraar dat een derde van de ingeschrevenen snel gaat afvallen. Ik dacht dat ik daar wel bij zou horen’. Dus vertrekt Rot na ampele weken universiteit, werkt niet veel langer in een melkfabriek en huurt dan met vrienden een boerderij. Ze leven van uitkeringen – ‘We zaten de hele dag te blowen en als we niks te eten hadden aten we kattenvoer’ – maar daar kan hij doen wat hij ambieert: liedjes maken.

Brood is dood, Rot is de nieuwe god.

Stinkende pissijnen

Jan Rot begint met een eigen groepje en zijn Engelstalige songs omschrijft hij later als ‘melancholische feestmuziek ook te beschouwen als vrolijke smartlappen’. Het project komt niet van de grond en een platenmaatschappij adviseert hem een ‘minder dure hobby te zoeken.’ Maar in 1982 sukkelt een single (Counting Sheep) de zogenaamde tipparade in. De nachtbraker krast overmoedig Brood is dood, Rot is de nieuwe god op deuren van Groningse cafétoiletten. Helaas: dichter bij een hit zal de niet door bescheidenheid gehinderde zanger nooit komen. Hij verkast naar Amsterdam, schrijft tot zijn vingers van zijn hand kukelen en vat niet dat de wereld zijn meesterwerken niet erkent. ‘We namen met dertien meisjes 25 Kisses op. Alleen wij veertienen vonden het blijkbaar een leuke plaat.’

Om den brode gaat hij schrijven. Rot harkt een roman bij elkaar, recenseert in het muziekmagazine Oor en later vrijmoedig in de Nieuwe Revue over alles wat God verboden heeft, vooral over zijn seksuele escapades met ‘broertjes’ en ‘hertjes’ – Rot is de herenliefde toegedaan. Plus: hij schakelt over op een Nederlandstalig repertoire. Ook dat helpt nauwelijks. Zijn theatershow krijgt goeie kritieken, financieel brengt die nauwelijks iets op. Een chanson voor het Eurovisiesongfestival haalt met vlag en wimpel de laatste plaats in de voorrondes. Jan Rot wil de grootste zijn maar haalt dat met zijn 1,99 meter alleen fysiek. Hij ziet zichzelf op het hoofdpodium van Pinkpop staan maar toert langs achterzalen met stinkende pissijnen. Na twintig jaar vol onvervulde beloften, vat schrijver en presentator Boudewijn Büch het samen: ‘Jan Rot staat aan Nederlands top in het cultiveren van zijn eigen miskenning.’

In 2000 brengt hij weer iets anders: wereldhits in vertaling, of zoals hij het noemt: hertalingen. Jan Rot neemt daarbij tekstueel heel veel vrijheid om die in het Nederlands om te zetten. Boudewijn de Groot – een fan – roemt het als ‘soms hilarisch maar altijd pakkend en inventief Nederlands’. Langzaam krijgt de born loser enige erkenning als woordkunstenaar. En: hij trouwt met fotografe en publiciste Daan de Launay.

De kampwissel is volgens hem net even simpel als stoppen met roken. ‘Ik werd helemaal gek als ik geen shag had, dat heb ik nu niet meer. Zo zag ik de betovering van de herenliefde opeens ook niet meer.’ Het koppel krijgt vier Rotjes: de dochters Maantje Piet en Elvis, de zonen Wolf en Rover. Na jaren in het rustige Brabantse Ossendrecht wijkt hij met zijn menage een tijdje uit naar Antwerpen (‘Ik wil de Belgische markt veroveren’) maar finaal legt hij toch in Rotterdam aan.

Schubert en Bach

Als taaljongleur vindt Jan Rot eindelijk zijn weg. Niet als grote publiekslieveling, wel met een trouwe aanhang van connaisseurs. Hij werkt in een razend tempo, toert, hertaalt liedjes per dozijn voor de bekendste Nederlandse artiesten, draait er musicals door, maar ook werk van Gustav Mahler, Jean-Baptiste Molière, Franz Schubert of Robert Schumann. Volgens critici vertilt hij zich geregeld. Bijvoorbeeld aan de bewerking van de integrale Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach (‘de debilisering van Bach’), maar Rot (‘ook dit is weer een meesterwerk’) ploetert onversaagd en onverstoord verder. Hij wint de prestigieuze Annie M.G. Schmidtprijs (beste theaterlied) en stort zich op YouTube.

Net een jaar geleden stellen artsen darmkanker vast bij Jan Rot. Hij wordt geopereerd, raakt in een psychose, belandt zelfs even op een psychiatrische afdeling, maar herstelt. Hij beseft dat ook Jan Rot eindig is. ‘Eigenlijk had ik nog een zevendelige autobiografie willen schrijven maar de toekomst, daar hoor ik niet meer bij.’ Op zijn 65e, na ‘een fijn leven’ krijgt het begrip meesterwerken een andere invulling. ‘Meesterwerken zijn mijn vier kinderen, vooral dankzij mijn vrouw Daan.’ Jan Rot laat naast hen ook nog 25 eigen muziekalbums na, dikwijls uitgegeven in eigen beheer, tien langspelers met collega’s, meer dan 800 liedjes, een dozijn boeken of bundels en toch ook een beetje erkenning.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content