Jagen staat vrij

© Istock

De oppositie verwijt Vlaams minister van Natuur Joke Schauvliege dat ze vergunningen uitreikt voor de jacht op reeën in overheidsdomeinen. Volgens het kabinet is er niets aan de hand. De wetenschap geeft uitsluitsel.

Met de regelmaat van een klok worden dossiers uitgebracht waaruit moet blijken dat Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke Schauvliege (CD&V) in de fout gaat. Parlementslid en voormalig minister van Leefmilieu Bruno Tobback (SP.A.) kaart nu een nieuw probleem aan: ‘De minister heeft de laatste jaren een pak nieuwe vergunningen aan particulieren afgeleverd om te jagen in bossen en andere domeinen van de Vlaamse overheid. In het verleden traden boswachters in dienst van de overheid vaak zelf op als er schade was door te veel wild. Nu blijkt dat er jachtvergunningen werden uitgereikt in minstens 36 Vlaamse domeinen. Jacht is een vorm van recreatief medegebruik van de openbare ruimte geworden.’

De jachtvergunningen worden afgeleverd met het oog op het beheer van de populaties van reeën. De ree doet het al tientallen jaren goed in Vlaanderen en haar bestand stijgt gestaag. Vroeger kwamen reeën bijna uitsluitend in de bosrijke provincies Limburg en Antwerpen voor, maar ondertussen worden ook Oost- en West-Vlaanderen gekoloniseerd. Er zijn geen betrouwbare cijfers over het aantal reeën in Vlaanderen, maar de populatie wordt op ongeveer 25.000 dieren geschat. Tegenwoordig worden er jaarlijks meer dan 5000 reeën geschoten. De jacht op de ree zorgt al jaren voor maatschappelijk debat: de vraag is of reeën schade aan de natuur veroorzaken, en of de jacht op de ree daar iets aan kan verhelpen.

‘Het klinkt misschien vreemd, maar in feite kun je de grootte van de reeënpopulatie niet exact bepalen’, zegt wildbioloog Jim Casaer van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). ‘Je kunt wel bepalen wat de populatie doet, of ze zich uitbreidt of niet. Dat gebeurt onder meer aan de hand van nauwkeurige jachtstatistieken. We weten hoeveel dieren er geschoten worden, en we kennen de conditie van de geschoten dieren, zodat we weten of een populatie gezond is. Op basis daarvan wordt bepaald hoeveel dieren mogen worden geschoten. Het aantal geschoten reeën in Vlaanderen neemt nog altijd toe, maar de toename vertraagt ten opzichte van vroeger. Het lijkt erop dat het reeënbestand in het oosten van Vlaanderen begint te stabiliseren.’

Jaarlijks wordt naar schatting een kwart van de Vlaamse reeën afgeschoten. Dat lijkt waanzinnig veel. ‘Met zijn sterke afwisseling van bossen voor bescherming en weiden en andere open gebieden voor voeding is Vlaanderen een geschikt leefgebied voor reeën’, zegt Casaer. ‘In geschikte omstandigheden kan een reeënpopulatie elk jaar met 35 procent aangroeien. We zien dat iets meer dan de helft van de geiten twee embryo’s draagt, wat bevestigt dat het leefmilieu gunstig is. Het afschieten van een kwart van de populatie zou dus geen probleem mogen zijn. Maar omdat we de exacte grootte van de populatie niet kennen, mag je niet zo redeneren.’

Bruno Tobback heeft vragen bij het nut van het afschieten van reeën als een vorm van bosbeheer: ‘In het bosarme Vlaanderen hebben bosdieren een zodanig tekort aan echte rustplekken dat het toelaten van de jacht slechts uitzonderlijk verantwoord kan worden. Reeën horen nu eenmaal thuis in een bos. Er zijn weinig wetenschappelijke argumenten voor particuliere jacht in onze bossen. Ook maatschappelijk is de keuze voor de jacht als recreatief medegebruik niet te verdedigen. De minister laat in bosdomeinen die aangekocht worden met publieke middelen en waarin mens én dier tot rust moeten komen, een activiteit toe die daar niet mee te verenigen valt. In deze gebieden systematisch recreatieve jacht toelaten is even zonevreemd als een motorcross organiseren op een golfterrein.’

Jonge bomen

Het kabinet van Joke Schauvliege ziet het probleem niet: ‘Het beleid van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) laat verpachting van de jacht in openbare domeinen toe. Het is aan de lokale beheerders om te oordelen waar jacht wenselijk is en op welke manier. Veruit de belangrijkste afweging is de mate waarin de verpachting van de jacht op een veilige manier kan worden gecombineerd met de natuurbeleving. De praktijk leert dat er weinig conflicten zijn met andere buitenrecreanten door de verpachting van de jacht. Dat komt omdat er slechts op een beperkt aantal dagen gejaagd kan worden.’

Tobback betwijfelt de stelling van minister Schauvliege dat nieuwe jachtvergunningen nodig zijn om te vermijden dat reeën de verjonging van het bos hinderen doordat ze systematisch jonge bomen eten. ‘Een aantal vergunningen is direct voor achttien en zelfs dertig jaar uitgereikt. De minister is blijkbaar zo vooruitziend dat ze nu al weet dat het reeënbestand uitgedund zal moeten worden in bepaalde regio’s. Al zouden we het als een geruststelling kunnen beschouwen dat ze ervan uitgaat dat het betrokken bos er nog zal zijn.’

‘Het is helemaal niet vreemd dat verpachtingen op langere termijn gesloten worden’, countert het kabinet. ‘Dat zorgt voor meer continuïteit voor de pachter en de verpachter. De aantallen voor elke bejaagbare soort en de modaliteiten van de jacht worden duidelijk afgebakend door de verpachtingsvoorwaarden. Voor grofwildsoorten zoals de ree komt daarbij de jaarlijkse toekenning van het afschotplan (dat bepaalt hoeveel exemplaren mogen worden afgeschoten, nvdr). Er zijn ook clausules voorzien voor de ontbinding van de pachtovereenkomst als blijkt dat de voorwaarden niet gevolgd worden. Zo kunnen we het wildbeheer efficiënt door derden laten uitvoeren.’

Tot 2018 wordt nagegaan in welke mate de beheerdoelstellingen qua reewild gehaald kunnen worden door in een korte periode (jaarlijks viermaal een week) meerdere jagers in te schakelen. Zowel de gezondheid van het reewild als de mogelijke effecten op de natuurlijke bosverjonging worden opgevolgd. Wildbioloog Casaer verduidelijkt dat het niet gemakkelijk is om een rechtstreeks verband te leggen tussen het aantal reeën en de eventuele schade die ze veroorzaken door overbegrazing en verkeersongevallen: ‘Schadebeheer zou verder moeten gaan dan het bepalen van het aantal dieren dat geschoten mag worden. De plaats en het moment van bejaging bepalen mee het effect van afschot. Er is iets wat “het landschap van angst” heet, waardoor reeën hun gedrag aanpassen in functie van de plaatsen waar ze al dan niet verstoord worden. Het reguleren van het aantal reeën is niet per definitie hetzelfde als het beperken van eventuele schade. Er moet altijd goed nagedacht worden over welke maatregelen op welk moment in welke gebieden toegepast worden.’

Zonder debat

Tobback, die in dit dossier met een kanon op een mug lijkt te schieten, laakt het feit dat minister Schauvliege deze nieuwe beleidskeuze maakt ‘zonder publiek debat of wetenschappelijke ondersteuning. Onder haar beleid wordt er steeds minder wetenschappelijk advies gevraagd aan het INBO. Bij al haar recente en controversiële beleidskeuzes wordt het met Vlaamse middelen gefinancierde eigen wetenschappelijke onder- zoek gepasseerd, en gaan lobby- groepen voor op wetenschappelijke argumenten en het publieke debat. Dat is niet ernstig meer.’

Volgens Casaer wordt er voor het faunabeheer evenwel goed samengewerkt met de bevoegde instanties en komen er regelmatig vragen om advies: ‘In feite is er over het reewildbeheer weinig discussie. Het is goed wetenschappelijk onderbouwd en het leidt tot een goede multifunctionele aanpak. Het verhaal klopt! Ik vermoed dat er relatief weinig verzet tegen de reeënjacht komt, omdat wildsoorten gegeerde consumptiegoederen zijn.’

Over de stroperij van reeën heeft Casaer geen cijfers. ‘Maar het is wel zo dat er in veel Europese landen meer aandacht komt voor sociale aspecten van de jacht, waarbij vlees van wild steeds meer geapprecieerd wordt. Dat verhoogt het draagvlak voor de jacht op deze soorten en zou de vraag naar wildbraad kunnen stimuleren. Maar of dit tot meer stroperij leidt, weten we niet.’

DOOR DIRK DRAULANS

‘Ik vermoed dat er relatief weinig verzet tegen de reeënjacht komt, omdat wildsoorten gegeerde consumptiegoederen zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content