Het Belgisch-Ghanese boksfenomeen Osei Bonsu ‘Sugar’ Jackson timmert gestaag aan de weg die hem – dat meent hij toch zelf – onvermijdelijk naar de wereldtitel leidt.
Zestien was Osei Bonsu Jackson toen hij voor het eerst voet op Belgische bodem zette. Zijn vader achterna, die hem had achtergelaten in hun thuisland, Ghana. In Antwerpen zou Jackson naar school kunnen gaan, iets wat er in Ghana niet altijd inzat. Enkele maanden later werd zijn talent bij stom toeval ontdekt op de Antwerpse Boksacademie. De harde Jackson was lenig, bijzonder sterk en bovendien aalvlug. Hij won bij de amateurs 25 van zijn 28 kampen, waarvan 21 met knock-out. Maar meer nog dan met die cijfers imponeerde Jackson met zijn spectaculaire stijl. Het leverde hem de bijnaam Sugar op, naar de fenomenale maar in berooide omstandigheden gestorven Sugar Ray Robinson. Bij de profs zou Jackson pas écht ontbolsteren.
‘Sugar is een southpaw, een linkshandige bokser’, zegt coach Renald De Vulder over het succes van zijn pupil. ‘Maar we hebben hem leren staan als een rechtshandige bokser, dus met zijn linkse vooraan. Dat verkleint de afstand tussen de tegenstander en de van nature sterke vuist van Jackson. Zijn rechter hebben we systematisch geperfectioneerd. Jackson moet van mij álles met rechts doen, tot en met banale handelingen een deur openmaken. Nu zijn we op een punt dat zijn coördinatie en kracht met rechts zowat even goed zijn als zijn van nature sterke linkse. En door hem dan nog op te stellen als een rechtshandige wordt hij een onberekenbare tegenstander tegen wie je je bijna niet kunt verdedigen. De Russen hebben die omgekeerde stand uitgevonden, en ze hebben er jarenlang het olympische boksen mee gedomineerd. Het is een fantastisch principe, maar je moet wel supergetalenteerd zijn om het uit te voeren. De zwakke plek van Jackson is dat hij soms iets te breed gaat staan en daardoor onnodig veel ruimte laat voor aanvallen. Daar werken we nu aan.’
Ook het concept ‘Sugar Time’ moeten we uit de doeken doen voor we het eigenlijke gesprek aanvatten. De Ghanese Belg kan momenten krijgen waarin hij perfect bokst. Die paar slagen waarmee Jackson een wedstrijd beslist, dát is Sugar Time. Dan zijn alle punches perfect getimed, komt elke tegenzet net te laat en lijkt Jackson een versnelling vlugger te denken en te handelen dan zijn tegenstander. Dan is Osei Bonsu Sugar Jackson kortom, even aan het boksen op een andere planeet. De fans smullen van Sugar Time. De tegenstanders weten niet wat ze ermee aan moeten.
Jacksons volgende kamp komt eraan op 12 januari, wanneer hij in de Antwerpse Lotto Arena zijn Europese titel verdedigt tegen de Fransman Brice Faradju. Een moeilijke match? ‘Voor hem wel’, lacht Jackson. ‘Zelf ben ik er nogal gerust in, eerlijk gezegd. Als ik in vorm zit, kan ik iedereen aan. Ik vind het wel erg knap van Faradji dat hij tegen mij durft te boksen. Het is een jongen die er normaal gezien 100 procent voor gaat. Liever dat dan een bokser die puur voor de centen komt en na drie ronden aan de scheidsrechter vraagt om de kamp stil te leggen. Dat soort matchen haat ik. Ik moet écht kunnen vechten voor wat ik waard ben. Dan is een boksmatch genieten voor mij.’
Heb je Faradji al bestudeerd? Ken je zijn zwakke plekken?
OSEI BONSU JACKSON: Daar ben ik nog niet mee bezig geweest. Hij zal mij wél kennen, ik heb de laatste tijd nogal wat in Frankrijk gevochten. Faradji zal me toen zeker hebben gescout. Het waren wel korte matchen, dus ik weet niet wat hij eruit geleerd heeft. ( lacht) Om écht te weten wat ik kan, zou hij me langer bezig moeten zien. Maar ja, zover komt het bijna nooit. En ik denk dat Faradji er tegen mij ook maar beter van uitgaat dat hij niet lang in de ring zal staan. ( brede grijns)
Je hebt wel erg veel zelfvertrouwen.
JACKSON: Dat moet. Je kúnt de ring niet instappen met een instelling van ( klaagstem): ‘O shit, die ander is zo sterk, ik ga klop krijgen vandaag.’ Nee, je moet denken dat jij de allerbeste bokser aller tijden bent. Bij mij klopt dat dan nog ook. Voor de match projecteer ik een beeld van mijn tegenstander in mijn geest. En ik denk bij mezelf: straks ga ik je opeten, man. Ik maak je kapot. Vervolgens doe ik dat dan, moeilijker is het niet. ( lacht) Boksen, dat is niet alleen dit ( balt zijn vuisten). Het is ook balls hebben. En brains. Ik heb balls én ik heb brains. In overvloed.
Ben je nooit bang in de ring?
JACKSON: Wat? De bokser die bang is, verliest. En ik win veel te graag. Nee, ik ben blij als ik de ring in mag stappen. Als ik mag laten zien wat ik kan, ben ik de gelukkigste Sugar op aarde.
We hebben je nochtans al één keer lijkbleek zien worden bij een kamp. Toen je de Italiaan Christian De Martinis het ziekenhuis insloeg.
JACKSON: Dat was heavy, ja. Tijdens een match zit je in een andere wereld, je beseft maar voor een deel wat er allemaal aan het gebeuren is. De kamp was gedaan en De Martinis blééf maar op de grond liggen. Toen was ik wel ongerust, ja. Komt het goed met hem? Je weet op dat moment niet wat je hebt aangericht. Ik heb onze kamp achteraf op video bekeken. Het was echt niet normaal hoeveel zware klappen De Martinis heeft moeten incasseren. Dan heb ik wel een beetje spijt, want ik wil die jongen geen pijn doen. Ik wil wel winnen, maar ’t is zeker niet zo dat ik geniet van de pijn van een ander. Nadien is het gelukkig goed gekomen met De Martinis. We hebben nog fijn gepraat. Toen hij uit het ziekenhuis werd ontslagen, heb ik hem naar de trein gebracht.
Kun je vrienden worden met iemand die je een paar dagen daarvoor nog knock-out hebt geslagen?
JACKSON: Natuurlijk. Ik ben een leeuw, maar alleen in de ring. Na een match kom ik altijd even kennismaken. Vrienden heb je nooit genoeg. Ik ben ook niet het type dat na de match arrogant komt doen omdat ik gewonnen heb. Dat heeft geen stijl. Vóór de match, dan moet je arrogant zijn. Elkaar wat uitdagen, dat hoort erbij. Maar nadien blijft daar niets van hangen, wie er ook wint. Boksers begrijpen dat uitdagen niet slecht bedoeld is. Het is part of the game.
Je bent pas terug van een trip naar Las Vegas. Die paste ongetwijfeld in het plan om ooit te mogen boksen voor de wereldtitel.
JACKSON: Dat is mijn grote droom. De beste van Europa zijn is mooi, maar voor mij is het niet genoeg. Om een kans te krijgen bij de grote jongens, moet ik hier ooit weg.
Kennen ze je in de VS?
JACKSON: Ja! Daar viel ik van omver. Overal waar ik kwam, was het: ‘Hé, jij bent Sugar Jackson! Die goeie welter uit Europa! Tof om jou te ontmoeten, man!’ Boksers en managers kwamen mij feliciteren met mijn stijl. Een heel raar gevoel: in Antwerpen kijkt bijna niemand om als Sugar Jackson voorbij- wandelt. Maar in Amerika kent iedereen mij. Daar ben ik al een beetje een ster.
Krijg je ooit de kans om voor een wereldtitel te vechten?
JACKSON: Zonder twijfel. De Amerikanen willen spektakel. Ze houden van fighters: jongens die zeggen waar het op staat en niet bang zijn van een gevecht. Dat is mijn stijl ten voeten uit. Een tegenstander is nooit klaar met mij. Het kan – héél af en toe – gebeuren dat een tegenstander mij tegen het canvas krijgt. Wel, dan begint het voor mij pas. Dan sta ik op en maak ik hem af. Opgeven doe ik nooit. Van dat soort boksers zijn ze in Amerika wild.
Ik sta nu op de derde plaats van de officiële uitdagerslijst. Om nog te stijgen, moet ik zo snel mogelijk in Amerika gaan boksen. Want je moet niet alleen een goede bokser zijn, je moet ook financieel interessant zijn voor hen. Ik ben en blijf een kleine Belg in hun ogen, ondanks mijn prestaties.
Ik ben een kampioen in de oude betekenis van het woord. Ik voel me de beste en iedereen die daaraan twijfelt, mag gerust tegen mij komen boksen. De Amerikaanse kampioenen redeneren niet zo. Zij willen tegenstanders met naam, om zo hun eigen marktwaarde op te drijven. Nu goed, ik zal zulke resultaten neerzetten dat ze niet meer om Sugar Jackson heen kunnen. Vroeg of laat zullen de fans zich gaan afvragen: ‘Dúrft de wereldkampioen niet tegen Sugar?’ En dan grijp ik mijn kans.
Je vindt jezelf nu al goed genoeg om Floyd Mayweather Junior, de huidige wereldkampioen, te verslaan?
JACKSON: Daar ben ik zelfs heel zeker van. Maar ik zal nog veel moeten vechten voor ik die kans krijg. Het zal me niet in de schoot geworpen worden.
Zijn de Amerikanen bang van je?
JACKSON: Niemand verliest graag. En ze kennen mijn erelijst en ze weten hoe ik boks. Ze beseffen maar al te goed dat ze tegen Sugar een risico lopen, en momenteel ben ik hen dat risico nog niet waard. Ergens begrijp ik dat wel. Het is zó vervelend om een match te verliezen. Die ene match die ik zelf ooit verloor, tegen de Fransman Abdel Mehidi, daar denk ik meer aan dan aan alle overwinningen samen. Het was vijf jaar geleden op een boksgala in Izegem, waar ik ook train. Ik was daar zowat de publiekstrekker. Word ik de week voor de kamp toch wel ziek, zeker? Ik heb dan toch maar gebokst, de organisator rekende op mij. Maar ik wist meteen dat het niet goed zou komen. Ik voelde mij slap en had totaal geen kracht in mijn armen.
Tijdens de kamp heb ik mij niet weggestopt, maar ik miste mijn punch. Meer dan volhouden kon ik eigenlijk niet. En net toen het leek dat ik het einde van de wedstrijd zou halen, twintig seconden voor de bel, verklaart de scheidsrechter mij technisch knock-out. ‘Jackson, jij bokst vandaag niet zoals normaal. Er is met jou iets aan de hand’, zei hij. Ja, dat wist ik ook. Toen ben ik kwaad geweest hoor, dat wou je niet zien. Twintig domme seconden. Ik heb mijn tegenstander van toen al dikwijls om een rematch gevraagd, maar die jongen is ook niet dom. Als ik ooit wereldkampioen wordt, zal hij kunnen zeggen: ‘Ik heb nog van die Sugar Jackson gewonnen!’ Je kunt daar nu mee lachen, maar die ene dwaze match ligt écht nog altijd zwaar op mijn maag. Nooit boks ik nog wanneer ik ziek ben.
Je leent je bijnaam van Sugar Ray Robinson. Ben je daar zelf opgekomen?
JACKSON: Mijn vroegere manager had het eerst gezien: ‘De manier waarop jij beweegt, hoe je danst terwijl je slaat. Da’s Sugar, man!’ Hij dacht ook dat het goed was voor mijn carrière om die naam te pakken. Toen heeft hij mij een video van Robinson laten zien. Ik zag direct: verdorie, dat ben ik! ( lacht) Ik sla als Sugar, ik sta als Sugar, maar vooral: ik maak mijn tegenstanders af zoals de eerste Sugar dat deed. It’s Sugar Time, weet je wel.
Sindsdien heb ik veel oude boksvideo’s bekeken. Ze zijn mijn geheime wapen geworden. De Martinis vroeg me nog na onze match: ‘Wat dééd jij daar in de laatste ronde?’ Wel, ik had hem gevloerd met een slagencombinatie die ik van Sugar Ray Robinson had geleerd. Twee korte stoten rechts, de tegenstander naar je flank lokken en dan uithalen met links. Ik maak de jongeren af met de techniek van de oude legenden. Is dat niet mooi?
Heb je tijdens een boksmatch tijd om aan tactiek te denken?
JACKSON: Eigenlijk niet. In de ring doe je wat ergens diep in je hoofd zit. De dingen die de coach tussen de rondes vertelt, die gaan het ene oor in en het andere oor uit. Dat frustreert hem, want hij heeft soms tactisch iets gezien wat de match kan beslissen. ’t Is heel raar: iemand die niet bokst, kan het niet echt begrijpen. Ik hoor wel wat de coach zegt, maar op de een of andere manier dringt het niet helemaal door. In de ring zit je in survival mode: je voelt zelf aan wat goed voor je is, wat je nodig hebt om te overleven. Uiteindelijk is het echt man tegen man. Dat is het mooie aan boksen.
Wat zijn de zwakke punten van Sugar Jackson?
JACKSON: Op boksvlak: geen. Mijn enige zwakte is dat ik te weinig geld heb en dat ik mij letterlijk naar de top moet knokken. Twee jaar geleden had het zelfs niets gescheeld of ik was gestopt met boksen. Plots was ik van de Europese ranglijst geschrapt. Een paar Duitse kampioenen wilden niet dat ik voor de Europese titel zou boksen, omdat die dan definitief buiten hun bereik zou liggen. Ze hebben de bonden zover gekregen dat ik weer als Ghanees in de boeken stond, terwijl ik toch een officieel Belgisch paspoort heb.
In de boksring kan ik wel wat klappen hebben, maar dat was toch echt een tik waar ik lang slecht van ben geweest. Ik ben zelfs een paar weken gestopt met trainen – de langste weken van mijn leven waren dat. Gelukkig heeft men toen via via nog een mooie match voor mij kunnen regelen in Rusland. Daardoor kon ik mij weer motiveren om te trainen. Tegen de tijd dat ik terug was uit Rusland, was het gelukkig weer in orde.
Toch heb ik langer dan normaal moeten wachten voor ik voor de Europese titel mocht boksen. De vorige kampioen wou niet tegen mij vechten. Hij had mij bestudeerd en wist dat hij geen schijn van kans maakte, zeker zodra de Sugar Time zou beginnen. Uiteindelijk heeft hij zijn titel vrijgegeven en mocht ik ervoor vechten tegen de Fransman Nordin Mouchi. Een kamp die ik vrij makkelijk heb gewonnen.
Ik wéét wat ik heb moeten doen om hier te raken. Ze hebben me tegengewerkt zo hard ze konden. En bijna hadden ze me aan de kant gekregen, maar ik ben er sterker uitgekomen. Die Europese titel, die geef ik nooit meer af. Ze mogen mijn kop eraf slaan, dan zal ik nog met mijn lijf verder blijven vechten tot de andere op de grond ligt.
Je zou er een Spartaans trainingsschema op na houden.
JACKSON: Om zes uur ’s ochtends sta ik op voor een duurloop van een dikke twee uur. Wanneer ik terugben, loop ik tien keer de trappen naar mijn appartement op en af. En ik woon op de zeventiende verdieping. Omstreeks negen uur trek ik naar de fitness voor twee uur krachttraining. Daarna rust ik thuis een beetje of doe een boodschap of zo. Om halfzes rijd ik dan van Antwerpen naar Izegem voor mijn bokstraining. In totaal train ik dus ongeveer zeven uur per dag.
Zo hard werken wielrenners zelfs niet. Een voetballer doet in een hele wéék niet veel meer.
JACKSON: Ik weet het. Was ik maar voetballer geworden, mijn leven zou zoveel gemakkelijker zijn geweest. ( lacht) Ik héb trouwens nog gevoetbald, maar boksen past beter bij mijn persoonlijkheid. Ik wist het al de eerste keer dat ik tegen een stootzak sloeg: dit is het voor mij. En die zware trainingen vind ik ook niet erg. Ik voel me goed wanneer ik afgebeuld ben. Als ik een dag moet stilzitten, voel ik me dik en slap.
Dan moet het extra vervelend zijn dat je geen voltijdse coach hebt.
JACKSON: Ja, want ik denk dat het mij nog een stuk beter zou kunnen maken. Af en toe heb je een mindere dag, ik ben ook maar een mens. Dan zou ik wel iemand kunnen gebruiken die zegt: ‘Komaan, Sugar! Je bent de beste!’ Ik moet het niet altijd zelf zeggen, hé? ( lacht)
DOOR JEF VAN BAELEN