Dertig jaar na de islamitische revolutie sturen Iran en de VS weer aan op een gesprek.

Komt er beweging in de bevroren relaties tussen de Verenigde Staten en de islamitische republiek Iran? Van president Barack Obama was bekend dat hij de dialoog een kans wil geven. Zijn collega Mahmoud Ahmadinejad vertelde een massa toehoorders in Teheran vorige week dat Iran wil praten, als dat kan gebeuren op basis van wederzijds respect. De voormalige opperste leider, ayatollah Ruhallah Khomeiny, noemde de VS ooit ‘de Grote Satan’. De Amerikaanse president George W. Bush plaatste Iran op de ‘As van het Kwaad.’ De relaties tussen de twee landen worden sinds jaren verstoord door de Iraanse hulp aan de islamisten van Hezbollah en Hamas en door het vermoeden dat Teheran aan een kernbom werkt.

Er staat nog niet meteen een gesprek op de agenda. In juni worden in Iran presidentsverkiezingen gehouden. Washington wil niet dat de conservatieve Ahmadinejad een eventuele toenadering in zijn campagne kan gebruiken. Maar het blijft de eerste toenadering tussen de VS en Iran, sinds de islamitische revolutie precies dertig jaar geleden. Amerika was de belangrijkste steunpilaar van de dictator Reza sjah Pahlavi, die in 1979 werd afgezet. Jonge leden van de revolutionaire wacht bezetten toen ook maandenlang de Amerikaanse ambassade in Teheran, en hielden het personeel gegijzeld. Een vernedering die de supermacht niet kon verdragen.

De revolutie bracht Iran weinig goeds. De werkloosheid en de inflatie zijn hoog en de olie-industrie heeft dringend nood aan moderne technologie. Het land leeft al decennia in een verstikkend internationaal isolement. Het regime treedt bij momenten barbaars op en bracht de bevolking niet meer vrijheid dan ze onder de sjah had. Tegelijk is die bevolking bijzonder jong. Ze werd in grote meerderheid na de revolutie geboren en is nieuwsgierig naar wat er in de wereld gebeurt. Dat blijkt ook uit het zeer drukke internetverkeer, dat wordt getolereerd. Het woord van de opperste religieuze leider, ayatollah Ali Khamenei, is nog altijd wet. Daarnaast is Iran op zijn manier toch ook een democratie, binnen de strenge grenzen die door het systeem zijn getrokken.

De ervaren BBC-journalist John Simpson volgt de ontwikkelingen in Iran al van voor de revolutie. Hij vergelijkt het beslissingsproces in Teheran met een politieke verkeersopstopping. Mahmoud Ahmadinejad heeft niet dezelfde bevoegdheid als Barack Obama. Wat hij ook zegt, er zijn nog altijd zeker twee hoge raden boven hem, die zijn beleid moeten goedkeuren. Die zullen het bijvoorbeeld nooit goedvinden dat Israël wordt aangevallen. Tegelijk tempert die wetenschap ook het optimisme over de kandidatuur van Mohammed Khatami, de ‘hervormer’ van wie het Westen meer openheid verwacht.

Er verandert in Iran in die zin alsnog weinig. Als jonge mensen in Iran graag willen dat de teugels worden gevierd – en veel tekens wijzen daarop -, dan is het niet uitgesloten dat de sjiietische clerus dat ook aanvaardt. Maar alleen voor zover dat past binnen de contouren van hun islamitische revolutie. Het is ook zo dat de uitspraak van Mahmoud Ahmadinejad kan worden begrepen.

door Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content