Een jaar na “Tox” publiceert Paul Mennes “Soap”. “Ik wil gewoon het soort boeken schrijven dat ik zelf zou willen lezen. “

Het opvallendste Vlaamse debuut van vorig jaar was wellicht de postmoderne zedenroman “Tox” van Paul Mennes. Nu is er “Soap” : een flitsende mix van banaliteiten die het wedervaren vertelt van ene David Tinea. De gesjeesde student, die leeft op een dieet van MTV en soaps, heeft last van zelfdestruktiviteit en begint een relatie met Arkas, een creep die het verband tussen seks en macht verkent. Dit dunne verhaal, dat de soap-geplogenheden door de mangel haalt, vormt de link tussen een reeks inktzwarte, heerlijk satirische en op velerlei manieren bloedstollende taferelen. Mennes blaast het kleverige soap-genre op, verwerkt de uit hun verband gerukte brokstukken tot een intense, snelle en ruwe collage en etaleert aldus even grappig als inventief de ziel van de op hol geslagen jaren negentig. De vraag dringt zich op hoe “Soap” zich tot “American Psycho” van Bret Easton Ellis verhoudt.

PAUL MENNES : “American Psycho” is volgens mij één van de tien boeken die deze eeuw uiteindelijk zullen neerzetten. Het blijft een onderschat boek, dat onterecht aan het koffietafel-syndroom leidt : er wordt over geschreven, mensen kopen het, lezen er drie bladzijden van en gooien het vervolgens weg. Die reaktie begrijp ik hoegenaamd niet : “American Psycho” is een boek waar ik niet omheen kan. Ik hou erg van wat Ellis doet. Met de kring die rond hem heet te draaien heb ik het moeilijker : ik vind Ellis echt uittorenen boven Jay McInerey en Donna Tartt. Maar het was geenszins mijn bedoeling even snel een Vlaamse “American Psycho” te schrijven.

Er zijn natuurlijk een paar raakvlakken tussen “Soap” en “American Psycho”, zo loopt er in beide boeken een psychopatische seriemoordenaar rond. Maar van Patrick Bateman weet de lezer nooit zeker of hij die gruweldaden ook werkelijk stelt of er enkel maar over fantazeert of ze zich inbeeldt, terwijl de kerel in “Soap” wel degelijk aan het moorden slaat en daar ook sporen van nalaat. Overigens lijkt “Soap” me minstens zo schatplichtig aan “L’histoire de l’oeil” van Georges Bataille of “Pathologieën” van Jacob Israel de Haan. Ik ben van plan geweest “Pathologieën” te herlezen vooraleer ik aan “Soap” begon, maar dat heb ik uiteindelijk maar wijselijk gelaten.

“Soap” is toch duidelijk in een Amerikaanse traditie gekaderd ?

MENNES : Dat heb ik over “Tox” ook al moeten horen, dus dat zal dan wel zo zijn. En toch : als ik in Antwerpen naar The Real World of naar MTV News zit te kijken, zie ik hetzelfde als iemand aan de andere kant van de oceaan die naar MTV kijkt. In die zin is wat ik schrijf niet plaatsgebonden. Maar het is gewoon zo dat ik vroeger heel veel Engelse en Amerikaanse romans heb gelezen, om de zeer eenvoudige reden dat die goedkoop waren. Wat in ons taalgebied verscheen, was een pak duurder en zag er bovendien een stuk minder interessant uit. En als ik dan toch eens een boek van eigen bodem uit de biblioteek ontleende, bleek het me meestal inderdaad nauwelijks te boeien.

Ik voel me wel enigszins verwant met wat er momenteel in Amerika allemaal gebeurt, maar ik heb die link met Ellis ook een beetje geforceerd omdat ik absoluut afwil van de vergelijking met Douglas Coupland. Ik vind die namelijk beledigend. Een clever iemand heeft het overigens vermakelijke boek “Generation X” ooit “not a novel but a novelty” genoemd, en dat is net wat ik ervan denk. Ik vind wellicht als enige ter wereld “Shampoo Planet” beter dan “Generation X”. Of misschien zijn we wel met z’n tweeën en is oma Coupland het met me eens. Ik heb nooit goed begrepen waarom “Tox” heel sterk op het werk van Coupland zou lijken. “Tox” verscheen ongeveer samen met “Life after God” van Coupland, een van de onnozelste boeken die ik ooit gelezen heb. De vergelijking was snel gemaakt, terwijl de verschillen me overduidelijk leken. Coupland is ook zo onwaarschijnlijk clean, hij snijdt nooit, hij blijft op een veilige afstand van waar hij mee bezig is. Dat is absoluut niet wat ik wil doen.

Waarom geeft u uw hoofdpersonage dan een baantje in een hamburgerketen, een Mc-Job bij uitstek ?

MENNES : Dat is pure provokatie. Als je weet dat die etiketten “Coupland” en “Generation X” nog lang op je zullen blijven kleven, kan je twee dingen doen : ofwel schrijf je een plattelands- of kasteelroman, wat ik niet zag zitten, ofwel doe je er nog een schepje bovenop. Ik verwacht dat de kritiek niet mild zal zijn, of toch in elk geval niet zo mild als voor “Tox” : men zal “Soap” in elk geval als een herneming van “Tox” gaan bestempelen. Dus heb ik het hoofdpersonage bewust een Mc-Job gegeven en verwijs ik op de allereerste bladzijde van “Soap” naar de Grote Vrolijke Supermarkt die ook al in “Tox” voorkwam.

Ook de sticker “Nix” heeft de kritiek op u gekleefd. Vindt u dat prettig ?

MENNES : Als ik dan toch ergens bij moet horen, dan kan ik me slechtere konfraters voorstellen dan de heren in Nederland. Maar ik ga me niet druk maken over dat label, dat laat ik aan anderen over. Het is ook zo onduidelijk allemaal : bedoelt men met “Nix” nu een demografische groep, of een sub-kultuur, of de mensen die daarover schrijven, of dat alles samen ? Ik heb geprobeerd om enige distantie in acht te nemen, maar dat lukt natuurlijk niet.

Ik kreeg voortdurend de namen van Ronald Giphart, Joris Moens en Rob van Erkelens naar het hoofd geslingerd, terwijl ik niet wist waarover het ging. De boeken van Giphart heb ik van mijn uitgever cadeau gekregen toen “Tox” van de drukker kwam, de roman van Van Erkelens heb ik meegenomen toen ik op de Boekenbeurs ging signeren, en “Bor” van Moens heb ik nog later gelezen. En ja, ik had de indruk dat Moens’ personages en die van mij het het best met elkaar zouden kunnen vinden. En mijn vriend beweert bij het lezen van Giphart een broertje van mij bezig te horen. Maar we schrijven allemaal andere boeken. Ik wil me niet zitten verantwoorden, maar wat denken de mensen eigenlijk wel ? Dat wij met zijn vieren fijntjes naar een bowling-avond gaan of zo ?

Roept u in uw boeken een wereld op die u zelf vreemd is ?

MENNES : De personages in “Tox” zijn 16, in “Soap” zijn ze iets ouder. Ik ben zelf 28 en ik leef op een heel andere manier dan mijn personages. Ik verwerk wat ik registreer, niet wat ik beleef. Ik observeer de manier waarop anderen met zichzelf, familie en televisie omgaan. Ik vind die jongere generaties veel interessanter dan de mijne. Waar zijn mensen van mijn leeftijd nu zoal mee bezig ? Ofwel is hun relatie aan het desintegreren, ofwel zijn ze kinderen aan het nemen of iets van die strekking. Ik vind mijn eigen leven ook helemaal niet zo boeiend om over te schrijven. Autobiografisch schrijven is toch redelijk overmoedig ? Waarom zou mijn variant van de Vlaamse folklore interessanter zijn dan die van de melkboer ?

Het punt is dat ik zelf tussen een aantal stoelen ben gevallen. Precies omdat mijn ouders niet links-progressief waren zoals die van mijn personages, valt me de volle draagwijdte van hun situatie op. Wie middenin iets zit, heeft het moeilijk om afstand te nemen. Wie in terapie gaat, wordt in allereerste instantie naar zijn jeugd gevraagd. Het klassieke antwoord is dan dat er niks te vertellen valt, omdat alles heel normaal was. Algauw blijkt natuurlijk dat het één feest was van incest, misbruik en wat nog allemaal. Eigenlijk is het me ook niet om een of andere generatie te doen, maar om deze tijd.

Wordt deze tijd getypeerd door een hang naar isolement ?

MENNES : Ik hou wel van dingen die zich in een zekere beslotenheid afspelen. Daarom werk ik in mijn beide boeken met relatief afgesloten werelden. Maar ik denk ook dat er tegenwoordig veel meer in een isolement geleefd wordt dan we wel denken. Het cliché van mensen die overdag gaan werken en’s avonds voor de televisie in slaap vallen, komt ontzettend vaak voor. Ik heb in elk geval nooit iets anders gezien. Bovendien had bij ons thuis elk dan nog zijn eigen televisie in zijn eigen kamer. Maar “Soap” toont niet alleen de excessen van wie zich in soaps opsluit, ik suggereer ook dat we ons allemaal een tikje afsluiten van de realiteit. Boeken lezen is namelijk ook niet de meest swingende bezigheid die er in 1995 te bedenken valt. Is met literatuur bezig zijn ook niet een vorm van escapisme ? Je moet eens proberen een avond te gaan stappen en mensen te entoesiasmeren voor een schrijver die je recentelijk ontdekt hebt. Je wordt bekeken alsof je van Mars komt. Ik weiger een onderscheid te zien tussen mensen die zich afsluiten van de wereld met literatuur en mensen die hetzelfde doen met soaps.

U gaat niet altijd op dezelfde manier te werk : “Tox” is strak gekonstrueerd, “Soap” helemaal niet.

MENNES : “Tox” is heel minutieus in elkaar gedraaid : het is een drieluik waarin drie keer dezelfde elementen terugkomen, met een reeks cijferverwijzingen en zo. Ik heb meer tijd gespendeerd aan de konstruktie van “Tox” dan aan het schrijven ervan. Toen ik “Tox” dan af had, was ik een beetje bang van de reakties. Ik ben neurotisch genoeg om in alle gevallen het slechtste te verwachten en het slechtste te denken. Er konden volgens mij dus twee dingen gebeuren : ofwel vond iedereen het klote ofwel vond iedereen het schitterend en zou ik vervolgens nooit meer iets durven doen. Dus ik ben vrijwel direkt na het tekenen van het kontrakt voor “Tox” aan “Soap” begonnen. Maar ik had volstrekt geen zin om hetzelfde over te doen. “Tox” was bedoeld als een handgranaat die kontinu ontplofte, “Soap” als een dumdum-kogel die een klein gaatje slaat en vervolgens een grote blubberige trechter vormt. Het begint luchtig, banaal en zelfs plat vrolijk, om iets minder vrolijk te eindigen, al hangt de precieze inschatting van het slot natuurlijk af van de zin voor humor van de lezer.

Ik ben ook heel anders te werk gegaan : bij “Tox” heb ik een manuskript van 350 bladzijden tot een derde herleid, terwijl de uiteindelijke versie van “Soap” hoogstens vijftien bladzijden verschilt van de versie waar ik kontinu aan gewerkt heb. Ik ben vertrokken van de klassieke opbouw van een soap, van de struktuur van Dallas zeg maar. Ik heb ook veel banalere samples gebruikt dan in “Tox”, dat moest natuurlijk volgens de logika van de soap-idee : alles is banaal, er vallen geen grote verhalen te vertellen. Ik wil mijn tijd niet verspillen aan het verzinnen van een of andere epische plot die op vier kontinenten plaatsgrijpt. Bovendien wilde ik niet terug komen aandraven met mytologische verwijzingen, zoals in “Tox”. De paar verwijzingen in “Soap” zijn minder voor de hand liggend. Dat maakt het voor mij ook grappiger om de besprekingen te lezen.

Maar u riskeert ook veel meer niet begrepen te worden.

MENNES : Ach, ik heb ook over “Tox” de meest onwaarschijnlijke dingen gelezen. Ik ga me in elk geval niet druk maken als wat onder het verhaaltje van “Soap” ligt misschien minder makkelijk opgepikt wordt. Maar bijvoorbeeld de idee van de mot die aangetrokken wordt door de vlam is toch redelijk duidelijk aanwezig, je moet al ongeveer een kieken zijn om dat niet te zien : mijn hoofdpersonage zoekt op wat hij eigenlijk wil en krepeert vervolgens. Daarnaast draait “Soap” natuurlijk om metamorfozes en heb ik gevarieerd op het middeleeuwse palindroom In girum imus nocte et consumimur igni.

Maar het kan me niet schelen als mensen “Soap” als entertainment lezen. Nee, als ik me ergens op verkeken heb, dan zal het wel op het gevoel voor ironie bij de lezer zijn. Het is kennelijk nog altijd absoluut not done om in 1995 ook maar enige vorm van humor te verbinden met de koncentratiekampen. Dat blijkt totaal politiek inkorrekt. Maar de eerste de beste reeks als ‘Allo ‘Allo mag wel zonder enige vorm van kommentaar in prime time de nazi’s als een bende vrolijke jongens portretteren.

Zoekt u de provocatie op ?

MENNES : Nauwelijks. Dat zou ook nogal gratuit zijn. Het is natuurlijk ook niet de bedoeling dat ze op mijn muil komen kloppen. Ik denk trouwens in alle ernst dat de mensen zo platgeslagen zijn dat je ze nog maar moeilijk kunt provoceren. Je moet met werkelijk monsterlijke dingen afkomen, vermoed ik. Ik merk dat een aantal dingen die ik onder de noemer camp zou rangschikken, op mensen wel eens provocerend overkomen. Maar mijn wereld is simpelweg die van iemand anders niet. Er zijn dingen waar ik om moet lachen en andere mensen helemaal niet. Ik heb er bijvoorbeeld lol in om een motto van Abba te zetten in een boek dat sommige mensen zo al een aaneenrijging van banaliteiten zullen vinden. Verder ligt de satire in “Soap” er bij momenten veel te dik op om nog provocerende kracht te hebben.

Is het zoeken naar een bevredigende omgang met deze zieke tijd eigenlijk niet zinniger dan het satirisch portretteren ervan ?

MENNES : Het is absoluut niet aan mij om iemand een levenswijze voor te schrijven. Stel je even voor dat ik een mening zou hebben over de levenswijze die mensen tegenwoordig moeten volgen, dat ik die ook nog eens luidkeels zou gaan propageren, en dat sommige mensen me nog zouden volgen ook. Dan zouden we toch redelijk fascistoïde bezig zijn, niet ? Ik wil geen nieuwe positieve stroming in de letteren propageren en ik wil evenmin survival-handboeken schrijven. Ik wil gewoon het soort boeken schrijven dat ik zelf zou willen lezen.

Bart Vanegeren

Paul Mennes, “Soap”, Nijgh & Van Ditmar/Dedalus, Amsterdam/Antwerpen, 129 blz.

Paul Mennes : “Wat denken de mensen eigenlijk wel ? “

“Provocatie zou nogal gratuit zijn. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content