Na “De vloek van de molleman” is nu ook “Blood club” vertaald. Een gesprek met Charles Burns over strips, comics en monsters.

AMERIKAANSE strips zijn helemaal anders dan wat wij gewoon zijn. Comics, zoals ze doorgaans genoemd worden, wortelen in een heel eigen traditie. Waar wij min of meer doordeweekse protagonisten kennen (zoals Kuifje, Robbedoes of Suske en Wiske), worden de comics gekenmerkt door superhelden.

Sinds de jaren dertig zetten Batman, Superman en aanverwanten de toon. Comics worden ook op een heel typische manier uitgegeven : klein van formaat en gedrukt op goedkoop papier. Een comic wordt gekonsumeerd. Europese strips worden verzorgder uitgegeven, het zijn boeken om te bewaren. Ook de tekeningen verschillen over het algemeen. Comics zijn veelal gestandaardizeerde massaprodukten, terwijl bij Europese strips de nadruk meer op de auteurs zelf ligt, auteurs die verondersteld worden een persoonlijke tekenstijl te ontwikkelen.

Die grote verschillen werden gedeeltelijk veroorzaakt door de Tweede Wereldoorlog. Met de Duitse bezetting kwam er een einde aan de import van Amerikaanse strips die op dat ogenblik onze stripmarkt domineerden. Zo kwam er ruimte voor auteurs van eigen bodem. Tegen het einde van de oorlog hadden die hun plaats veroverd en ontwikkelde de Europese strip zich veel onafhankelijker van de Amerikaanse.

Sindsdien evolueerden beide groepen stripverhalen zonder veel wisselwerking. Van vertalingen was nauwelijks sprake. Om daar iets aan te doen, lanceerde de Amerikaanse auteur Art Spiegelman samen met zijn Franse vrouw Françoise Mouly in 1980 het tijdschrift RAW “the graphix magazine for damned intellectuals” is de ondertitel van het tweede nummer. Heel wat beroemde hedendaagse stripauteurs werden er in opgenomen, maar iemand als Caran d’Ache (1859-1909) moest er ook een plaats in kunnen krijgen. De norm van Spiegelman en Mouly was kwaliteit.

UNDERGROUND.

In RAW stond niet alleen Europees werk, ook Amerikaanse auteurs die niet thuishoorden bij de grote superhelden-uitgeverijen konden er terecht. Alhoewel RAW nooit grote oplagen haalde, is de invloed ervan enorm geweest. Spiegelmans eigen “Maus” werd er in voorgepubliceerd (een strip die later de Pulitzerprijs zou winnen), en heel wat RAW-auteurs zijn ondertussen gevestigde namen.

Charles Burns (geboren in 1955) is een van de typische gevallen. Vóór zijn publikatie in RAW was hij nagenoeg onbekend, tegenwoordig is hij een grote naam. Hij maakte omslagen voor Time en The New Yorker, ontwierp verschillende platenhoezen (onder andere voor “Brick by Brick” van Iggy Pop) en creëerde decors voor de koreograaf Mark Morris.

De beeldtaal van Burns is biezonder krachtig. Hij tekent een monsterlijke wereld vol gedrochten. Sommige personages zien er op het eerste gezicht nog normaal uit, maar blijken al snel volledig gestoord. Burns’ tekenstijl is zo glad dat alles façade wordt, niets is wat het lijkt, onder de oppervlakte is alles ziek.

Onlangs verscheen de Nederlandse vertaling van “Blood club”, na “De vloek van de molleman” het tweede deel in de reeks Big Baby. “Blood club” is een eigenzinnige strip van een auteur die wel opgegroeid moet zijn met de alternatieve underground comics van de jaren zestig.

– CHARLES BURNS : Ja, zo eind jaren zestig raakte ik geïnteresseerd in underground. In die tijd was mijn interesse in gewone comics aan het verminderen. Al die superhelden, het leek mij meer iets voor tieners die nog almachtsfantazieën hadden of zo. Met de underground comics zag ik dat er heel wat meer mogelijk was, en het ging ook goed samen met de seks, drugs en rock & roll-levensstijl die ik toen najoeg wat niet betekent dat ik daar ook echt in lukte.

Het was heerlijk die onderwerpen, alles kon op alle mogelijke manieren. Ja, het had zeker een enorme invloed, het opende mijn ogen.

– De doorbraak kwam er in de jaren tachtig met RAW, hoe bent u daar terechtgekomen ?

– BURNS : In een stripwinkel zag ik het eerste nummer van RAW. Ik werd aangesproken door het grote formaat en de auteurs die erin stonden. Op de eerste pagina stond dat RAW geïnteresseerd was in inzendingen. Ik dacht dit is vlakbij, ik loop gewoon even binnen, maar Art Spiegelman wilde niet naar mijn originelen kijken. “Stuur kopies, ” zei hij. Dat heb ik gedaan en wat later stond mijn werk erin.

In die tijd waren er echt heel weinig mogelijkheden om in de VS gepubliceerd te worden. Er waren nog wel wat underground comics, maar die waren aan hun laatste adem toe. Ze bleven maar vasthouden aan dezelfde tema’s.

– Beïnvloedde de publikatie in RAW uw werk ?

– BURNS : Op persoonlijk vlak wel. Art Spiegelman had een enorme kollektie Europese strips en oude obskure Amerikaanse zaken. Ik ging op bezoek bij Art en hij haalde dan een stapel boeken boven en zei : “kijk, kijk, kijk ! ” Dat vond ik toen heel indrukwekkend. Art en Françoise waren ook heel goede uitgevers in de zin dat ze je niet zomaar lieten betijen. Soms waren ze heel direkt, zo van : “this part really sucks ! ” Terwijl ik dacht dat het goed was. (lacht) Maar het was niet willekeurig, zij wilden het beste voor hun magazine. In die zin hielp het.

– Was er een soort ploeggeest ?

– BURNS : Ja, ik denk het wel. Zeker in het begin. Het was echt een magazine dat ineengeknutseld werd in hun woonkamer. In de hoek stond hun bed, en er liep een man of vijf rond die met het tijdschrift bezig waren. Er hing een chaotische atmosfeer van artiesten die in en uit liepen, mensen die aan de produktie werkten. Het was een grote ruimte met alles door elkaar.

Ik ontmoette veel van de artiesten uit die tijd, ook veel Europeanen die daar langskwamen. Het was heerlijk om al die striptekenaars te ontmoeten van wie ik het werk bewonderde.

– Geeft het u een vreemd gevoel om nu een aanvaard kunstenaar te zijn ?

– BURNS : Ik voel me geen aanvaard kunstenaar, dus dat heeft weinig effekt op mij. Maar ik moet wel toegeven dat het heel vreemd is om mijn werk op de omslag van Time te zien of zo. Meer mainstream kan moeilijk. Toch denk ik niet dat ik me gekompromitteerd heb. Het ziet er nog altijd uit als mijn werk. Ik hou nog altijd van bepaalde tema’s en ik heb me daaraan gehouden.

– Hoe bent u tot die heel persoonlijke stijl gekomen ?

– BURNS : Heel geleidelijk. Er waren elementen uit klassieke strips waar ik van hield, een bepaalde look. Weet je, eigenlijk vind ik het altijd moeilijk als men mij naar invloeden vraagt. Het is alsof iemand door een mikroskoop naar je werk kijkt en zegt “Haha ! Jij hebt afgekeken van die of die auteur, ik zie het wel. ” Maar ik zou net zo goed beïnvloed kunnen zijn door pakweg Japans houtsnijwerk.

Je zou kunnen zeggen dat de ogen van Big Baby heel erg Japans zijn. In zekere zin is dat ook zo, maar er is gewoon heel veel waar ik naar gekeken heb en waar ik plezier aan beleefd heb. Wat betreft de eigenlijke look, ik heb altijd gehouden van penseellijnen. Heel vloeiend. Ik herinner me dat ik als kind naar strips keek en maar niet kon begrijpen hoe dat gedaan werd. En ik maar proberen, eerst de ene kant van de lijn, dan de andere kant en dan inkleuren. Tot uiteindelijk iemand me vertelde dat dat met een borstel gedaan werd. Ik kon het eerst niet geloven, maar ik haalde me een borsteltje en begon eraan, en op termijn creëerde ik de look die ik wilde.

– De Big Baby-strips ademen heel duidelijk de sfeer uit van de jaren vijftig. Wat trekt u daar zo in aan ?

– BURNS : Het hoofdpersonage heeft in die verhalen dezelfde leeftijd als ik in de late jaren vijftig, vroege jaren zestig. Veel zaken die je in de strip ziet zijn dingen waarmee ik opgegroeid ben. Dat is van belang. Het is niet zo dat ik zomaar naar een stijltje op zoek ben. Die monsters op tv en zo, dat was zo in mijn jeugd.

– Monsters zijn in al uw verhalen uitgesproken aanwezig.

– BURNS : Dat gaat ook terug op mijn kinderjaren. De monsterkultus was extreem in de jaren zestig in de VS. Dat blijft een heel grote invloed hebben. In mijn wereldje van toen was dat echt really fun. Het was iets buiten het gewone alledaagse leven. Het trok me aan, en dat is helaas nog altijd zo. (lacht) Ik kan er niets aan doen.

– Is het interessant om ze te tekenen ?

– BURNS : Fysisch is het interessant, ja. Ik neem een menselijke vorm en maak er iets anders van. Zoals bij Chester Gould, de tekenaar van Dick Tracy. Hij was heel konservatief, maar de enige interessante personages in zijn strips zijn de misdadigers. Verschrikkelijke wezens die de innerlijke lelijkheid weergeven. Een fysische manifestatie daarvan. Dat gaat voor mij ook wel op, je ziet dat er iets mis is met iemand en dat zie je dan aan de tekeningen. Wat ze zijn, hoe ze in elkaar zitten.

Kijk naar Big Baby bijvoorbeeld. De andere kinderen zien er vrij normaal uit, hij is het abnormale kind. Aan zijn vreemde gezicht zie je dat hij niet past in de groep. Dat zit er wel in.

– Wie denkt u dat uw publiek is ?

– BURNS : Op signeersessies ontmoet ik wel eens wat fans, en het is leuk om te zien dat het niet allemaal blanke middenklasse tienerjongens zijn. Soms zijn er evenveel vrouwen als mannen en dat geeft me een goed gevoel. Net als de meeste striptekenaars werk ik heel geïsoleerd, dus eigenlijk weet ik het niet goed. Maar dat mijn publiek niet uit kinderen bestaat is wel duidelijk.

– Uw strips zijn extreem, hebt u ooit extreme reakties gehad ?

– BURNS : De enige keer dat ik veel reakties kreeg, was toen ik voor een gratis weekblad een verhaal maakte. De uitgever kreeg dan felle brieven en dat was echt geestig. Het was een hele kontroverse : “hoe durf je dat publiceren ? Dit is het meest walgelijke dat ik ooit gezien heb ! ” Daar werd dan weer heftig op geantwoord en dat ging zo maar door. Wat mij vooral verraste, was dat de meeste boze brieven uit California kwamen. Ik dacht dat ze daar zo ruimdenkend waren, maar California is waarschijnlijk de hoofdstad van de political correctness. Wie dacht ik wel dat ik was.

Erik Lesire

“De vloek van de molleman” en “Blood club” zijn uitgegeven bij uitgeverij Loempia.

Charles Burns : “Ik heb altijd gehouden van penseellijnen, heel vloeiend. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise