?Met zicht op zee? : Eric De Kuyper over het Oostende-gevoel, de aanslag op de Koninklijke Galerijen en zijn kraaiennest.

?Het is een beetje heiig weer vandaag. Vanmorgen kwam de zon erdoor, maar nu is het allemaal wat omfloerst. Je vraagt je af : wordt het erger, of wordt het beter ? In elk geval is het weer erg rustig vandaag. Je ziet dat er iets op komst is. De zomer wordt voorbereid en je voelt dat er bloei in de lucht hangt. Vanavond zal het wel opklaren, want een kwartiertje voor de zonsondergang gebeurt er altijd iets met het weer aan zee. Soms is het de hele dag slecht weer, maar bij het vallen van de avond klaart het uit, alsof de zon onder contract staat om in die speciale setting onder te gaan. De weervoorspellingen voor het binnenland kloppen hier haast nooit. De mensen in het binnenland weten dat. Als het slecht weer is, komen ze naar de kust in de hoop dat de zon hier schijnt. Er heerst hier een soort microklimaat. Dat zou statistisch eens moeten uitgerekend worden hoezeer het weer hier beter is. De toeristische diensten zouden dat als een troefkaart kunnen uitspelen.?

Aan het woord is Eric de Kuyper. Hij leunt, twaalf verdiepingen hoog, over de reling van het balkon. Links van ons ligt Mariakerke, rechts de Albert I promenade. Aan de zuidzijde ligt in de diepte de kuip van de Wellington-renbaan.

Eric De Kuyper is een soort strand- en zeeduider geworden. Er zijn maar weinig boeken van De Kuyper waarin de zee niet even rimpelt of waarin Oostende niet even optreedt als figurant. En twee deeltjes in de Sun-reeks waarin De Kuyper publiceert, gaan helemaal over Oostende en de zee. Aan de wieg van De Kuypers inmiddels toch wel indrukwekkende oeuvre stond in 1988 ?Aan zee. Taferelen uit de kinderjaren?. En nu, tien boeken en haast evenveel jaren later, komt hij op dat onderwerp terug. ?Met zicht op zee? is gewikkeld in een omslag die de warmte uitstraalt van een door de zon doorbakken badhanddoek. Het zijn voor een groot deel beschouwingen vanuit het kraaiennest dat zijn studio is. De mens als personage is minder nadrukkelijk aanwezig dan in zijn ander werk, anoniemer alleszins.

DUIZENDEN OGEN

?Ja, ik woon hoog, minder hoog had ook gekund, maar niet zo laag dat ik met de zeedijk zou worden geconfronteerd. Liever hoger dan lager. Vandaag is het strand, net als de zee, erg ontvankelijk. Op het strand zie je een paar abstracte tekeningen, sporen van een tractor. Soms verbaas je je dat er echt niemand op het strand is, maar als je dan goed toekijkt, zie je toch altijd iemand, een wandelaar, een moeder met een kind. Eigenlijk is het strand nooit verlaten, ook al heb je die indruk.?

?Vanuit de appartementen en de studio’s kijken duizenden ogen naar het strand. Maar dat is voor de strandgebruikers niet storend. Het is zo veraf. Je hebt ook niet het gevoel dat je bekeken wordt. Je kunt elkaar niet in de ogen kijken. Dat is helemaal iets anders dan wanneer je op een Brusselse bel-etage de voorbijgangers aanstaart. Ik weet ook wel dat al die flats lelijk en lomp zijn. Maar ze zijn wel functioneel en praktisch. Nu kunnen hier veel mensen met zicht op zee wonen. Het alternatief een paar honderd villa’s zou tot gevolg hebben dat op hetzelfde territorium veel minder mensen zouden kunnen verblijven. Die villa’s zouden ook gaan concurreren met de zee, ze zouden beide om aandacht vragen en we zouden onze blikken moeten verdelen. Nu bestaat die concurrentie niet. Niemand heeft de behoefte om te kijken naar de woonblokken die in Oostende, Blankenberge en Nieuwpoort om het even waar aan zee even lelijk zijn.?

?De angst slaat me wel om het hart dat die lelijkheid vroeg of laat in zee zal worden uitgebreid en dat men in de zee grote complexen zal gaan bouwen. In Nederland bestaan zulke ver gevorderde plannen al. Daar wordt zelfs overwogen om een vliegveld in de zee te bouwen. Hoe vervuild ze ook is, de zee is het enige stukje vrije natuur dat we nog hebben, een strookje van amper zestig kilometer. Ik mag er niet aan denken dat in dit stukje onbelemmerde natuur grote bouwwerken zouden verrijzen. Ik ben blij dat een bekroond ontwerp van Bob Van Reeth om hier in Oostende een nieuw casino in de zee te bouwen voorlopig niet wordt gerealiseerd. Het leek me overigens een lomp en ongeïnspireerd ding.?

Omdat de studio op het noorden ligt en het weer grauw was toen De Kuyper hier zijn intrek nam, besloot hij de muren in een uitdagend zonnig geel te verven, de kleur van het strand op een mooie zomerdag.

?Ik was hier al twintig jaar niet meer geweest. Maar omdat ik de laatste tijd iets minder vaak in het buitenland verbleef, kreeg ik zin om weer eens langere tijd in Oostende te zijn. Ik heb lang moeten zoeken voor ik deze studio op de twaalfde verdieping van dit kolossale gebouw gevonden heb. Zeker twintig of dertig appartementen heb ik bezocht, maar de meeste waren te groot. Ik wou iets klein met zicht op zee. Ik heb hier eerst een maand gewoond om het uit te proberen. Ik dacht : als het me hier in februari bevalt, dan zal het de rest van het jaar ook wel meevallen. En ik moet zeggen dat het me echt aanstond. Het gebouw waarin we ons nu bevinden, staat precies op de plek waar vroeger het luxehotel Grand Palace oprees. Dat hotel, dat tot het Oostende-project van koning Leopold II behoorde, was als het ware een stad in de stad.?

HET HARDE NOORDERLICHT

?Na de oorlog heb ik de ruïnes van dat hotel nog gezien. Grand Palace behoorde tot het genre hotels dat typisch was voor de negentiende eeuw, een genre dat na de Eerste Wereldoorlog helemaal verdween. Voor die oorlog was het heel gewoon dat rijke mensen uit binnen- en buitenland een hele zomer in een hotel aan de kust doorbrachten. Het was de tijd van de Belle Epoque. De beau monde kwam toen naar Oostende afgezakt. Lees er de dagboeken en de romans van de schrijvers maar op na. Er gebeurde altijd wel iets in Oostende. Het was toen een echt kosmopolitische stad. Maar na de Eerste Wereldoorlog waren die hotels te duur geworden. Ze werden afgebroken of verbouwd.?

?In de jaren twintig werd in Oostende wel nog het Hotel des Thermes opgetrokken dat nu nog altijd in gebruik is, maar in feite was dat hotel al een anachronisme op het ogenblik dat het geopend werd.?

Toen hij hier zijn intrek nam, had de schrijver zijn werktafel bij het raam geplaatst en op die manier de directe confrontatie met de zee gezocht. Dat duurde niet lang. Hij werd nerveus van het harde noorderlicht en als hij in een andere hoek van de kamer zat te eten, werd hij gehinderd door de aanblik van zijn werktafel die zo vlak aan zee stond opgesteld. Sindsdien wordt er geïmproviseerd.

?Ik heb het zo geregeld dat ik elk hoekje van de kamer binnen een paar minuten tot een werkkamer kan omtoveren. Ik probeer altijd een mild hoekje te vinden, want het licht is hier hard en overweldigend, ook als er geen zon is.?

Aan de wanden van de studio hangen enkele doeken van Léon Spilliaert, de schilder die ook een hoofdpersonage wordt in deze opgeschreven mijmeringen, omdat Spilliaert het best uitdrukking heeft gegeven aan wat De Kuyper het Oostende-gevoel heeft genoemd.

?De Belgen hebben veel minder de behoefte om op zee te gaan dan de Nederlanders. Hier is het maar een kleine minderheid die deze drang voelt, terwijl in Nederland iedereen zeilt en roeit. Zo zijn de Belgen. Ze kijken wel graag naar de zee, maar ze blijven toch maar liever op de vaste grond en houden er van op de dijk te wandelen. Terwijl ze dat doen, houden ze de zee als het ware met een derde oog in de gaten. Léon Spilliaert heeft die diagonale blikrichting zeer goed weergegeven in zijn schilderijen. Hij heeft het perspectief van de kustlijn op een uitzonderlijke manier gevat. Hij schildert de zee doorgaans met een stuk van het strand en van de dijk erbij.?

?Ik denk dat alle mensen die geregeld naar Oostende komen het Oostende-gevoel kennen, ook al zijn ze er zich niet van bewust. Misschien dringt het nu door mijn boek beter tot hen door. Het is ook waar dat sommige mensen Oostende juist vermijden omdat er niets anders is dan de zee, het strand en de stad. Andere badplaatsen hebben duinen te bieden of een paar mooie wandelingen landinwaarts. Oostende kan dat niet. Zelfs om lekker te eten hoef je hier niet te zijn. De tijd dat je in België overal goed kon eten op restaurant is ook hier voorbij, ondanks de toedracht dat het aan de Vissershaven uitpuilt van de restaurants. Ik zit wel graag in het mooie Café du Parc, een gelegenheid uit de jaren dertig met een mooi interieur waar ik bij voorkeur mijn afspraken maak. De filters worden er nog in hele smalle en lange glazen geserveerd zodat de koffie lang heet blijft.?

DE KONINKLIJKE GALERIJEN

In zijn boek vraagt De Kuyper zich af waarom de kust de Belg zo fascineert. Wat vinden de Belgen hier ? Waarom zitten de mensen drie of vier uur in de file om enkele uurtjes aan zee te kunnen zijn ?

?Hier aan zee vinden ze een soort rust en vrede in en met zichzelf. Ze bevinden zich in een niet opdringerige, eenvoudige natuur. Het is een rustgevend landschap, rechttoe, rechtaan. Het lijkt op het eerste gezicht vlak en monotoon, maar toch is het heel afwisselend. De volwassen Belgen gaan volgens mij graag naar zee terug omdat ze hier reeds als kind zijn geweest en hier de zee hebben ontdekt. In de kinderen die hier ravotten zien ze het beeld van zichzelf lang geleden terug. Dat is een gezonde vorm van nostalgie.?

Van de Oostendse monumentenzorg heeft de schrijver geen hoge dunk. De Kuyper, die in Luik filosofie van het restaureren doceert, is diep onder de indruk van de harteloosheid waarmee het Oostendse stadsbestuur omspringt met zijn monumenten met de Koninklijke Galerijen vooral en de luchthartigheid waarmee de stedelijke overheid Oostende prijsgeeft aan het verval. In ?Met zicht op zee? klaagt hij dat aan en suggereert hij hoe het anders kan.

Als we, op de promenade wandelend in de richting van Hotel des Thermes, De Kuyper vragen of de Oostendse politici zijn boek hebben gelezen, slaakt hij een zucht : ?Ik vreesde dat ze dat niet zouden doen. Tot voor kort waren mijn boeken niet eens te koop in Oostende. Maar van ?Met zicht op zee? heb ik de Oostendse politici een exemplaar gestuurd. Ook al lezen ze het niet, ze weten nu toch dat het boek bestaat. In elk geval is het geschreven vanuit een polemisch standpunt. Ik vond het mijn taak als kunstenaar om de mensen te doen beseffen wat voor een mooie stad Oostende is, ook al is ze verloederd. Misschien breken de politici hier nog meer af of maken ze nog meer kapot.?

?De machthebbers moeten nu zelf maar weten wat ze met Oostende gaan doen. Ik in elk geval heb het nu allemaal aan het papier toevertrouwd, heb meegedeeld waarvan ik hou, en zeker heb ik het gevoel dat de mensen die mijn boek gelezen hebben nu met andere ogen naar Oostende kijken. Van al het schoons is niet veel meer over, maar ik hoop dat datgene wat nog overeind staat, bewaard zal worden. Ja, de Koninklijke Galerijen zijn een uitzonderlijk bouwwerk. Er is bij mijn weten geen enkele badstad die zoiets heeft.?

EEN CIRCUS EN EEN SCHOUWBURG

?In de tentoonstelling Paris-Bruxelles in het Grand Palais in Parijs, hangt een van de ontwerpen van de Galerijen. Wij weten wel dat in Oostende slechts een klein onderdeeltje van dat grootse plan van Leopold II en zijn Parijse architect Charles Girault is uitgevoerd. Maar de bezoekers van de tentoonstelling weten dat niet. Hun monden vallen open van verrukking en je hoort ze vragen of Oostende er nog zo zou uitzien als op de plannen. De dood van Leopold II was fataal voor de grootse plannen die de vorst in Oostende wou realiseren in de stijl van Parijs 1900, Belle Epoque. Er moest nog een schouwburg komen, een circus, een renbaan, een kerk en verder veel bruggen, verbindingen en parken. Oostende had een stedelijke functie moeten krijgen, en de rest van de kust was uitverkoren om natuur te blijven.?

?Omdat ik er niet alleen wou over schrijven, maar ze ook in de praktijk wou bewaren, heb ik omdat ze er zo verloederd bij staan zelf een plan ingediend om de Koninklijke Galerijen een nieuwe bestemming te geven. Dat kwam goed uit omdat de Koning Boudewijnstichting een prijsvraag had uitgeschreven met betrekking tot de restauratie van monumenten. Mijn voorstel is om de Galerijen op te knappen, er allerlei culturele activiteiten te organiseren en er voor een geschikte infrastructuur te zorgen : een uitleenbibliotheek, een filmzaal en dergelijke, allerlei dingen voor kinderen en gezinnen die hier terecht zouden kunnen als het slecht weer is. De activiteiten zouden dus echt afgestemd zijn op deze specifieke plek en op het publiek dat naar Oostende komt.?

?De Koning Boudewijnstichting was erg enthousiast en heeft mijn plan bekroond. Mijn project zou op subsidies kunnen rekenen. Maar in Oostende is het ontzettend slecht aangekomen omdat een commercieel project al volop aan de gang was in de Galerijen. Er komt een soort Lunapark van Interbrew, een Zottenkot van je reinste friettentcultuur. Dat betekent volgens mij het einde van de Koninklijke Galerijen. En eigenlijk mag het niet, want de Koninklijke Galerijen zijn een beschermd en geklasseerd monument. Het is alsof je een zottenkot in het Brusselse stadhuis zou onderbrengen. En omdat de commerçanten het grote publiek willen lokken, worden er zeker ook wel schreeuwerige dingen op de façade aangebracht. Een stuk van de Koninklijke Galerijen wordt zelfs uitgebouwd, waardoor perspectief en volume van het monument gewijzigd worden. Dat is dus gewoon een criminele onderneming.?

?Oostende beseft echt te weinig dat het zonder de Galerijen niet meer dezelfde stad zou zijn. Het is allemaal heel vreemd. Je kunt in heel Oostende geen postkaart kopen waarop de Koninklijke Galerijen staan afgebeeld. Maar de Oostendenaren zelf hebben wel een goede relatie met het monument. Jonge Oostendse trouwers komen hier graag naar toe omdat je hier zulke mooie foto’s kan nemen.?

Als we de Galerijen binnentreden vragen we De Kuyper om te beschrijven wat hij ziet en voelt. Hij doet dat graag in termen uit de techniek van de filmwereld, een universum waarin hij zich thuis voelt omdat hij zelf films heeft gedraaid en nu nog altijd filmtheorie doceert aan de Sorbonne in Parijs.

VILLA IRIS

?Ik wandel hier heel graag, het horizontale van de zee wordt voortdurend onderbroken door de dubbele zuilenrij er zijn er zowat negentig die hier om de paar meter oprijst. Als je snel stapt, krijg je het effect van een stroboscopische schijf. Het is vol rimpelingen. In de winter krijg je nog een veel zuiverder beeld, want dan wordt je blik niet gehinderd door de strandhuisjes. Ik zou de Koninklijke Galerijen weer toegankelijk willen maken voor het publiek. Ik vind het jammer dat je in de gesloten binnengalerij hiernaast niet meer kunt wandelen. Nu kan je alleen nog door de vensters naar binnen kijken in de tweede galerij. Ooit kon je daar aan de kraantjes bronwater drinken.?

?Ik zou graag zien dat ook een deel van de bovenkant van de Galerijen zou opengesteld worden, het gedeelte dat de koning gebruikte om naar zijn villa te wandelen. Van op de Galerijen groette Leopold de bevolking beneden. Je moet ook weten dat de Koninklijke Galerijen geen Koninklijk Domein zijn. Leopold II heeft ze aan de stad geschonken. Heeft het stadsbestuur daar dan geen waardering voor ??

Voorbij Hotel des Thermes, dat midden de jaren dertig met een gelukkige hand bovenop de Galerijen werd geplaatst, rijst rechts het nieuwe open en overdekte zwembad op. De Kuyper vindt het een gedrocht.

?Wat komt dit zwembad hier doen ? Dat is een chalet, Zwitserland. Ik heb er niets tegen dat de architecten moderne architectuur maken, maar ze zouden toch ook een beetje oog mogen hebben voor de sfeer en de stijl van het geheel. Maar dat zien ze niet omdat ze alleen maar geobsedeerd zijn door de uitvoering van hun eigen plannen.?

Aan beide uiteinden van de Koninklijke Galerijen is een paviljoen. We wandelen nu in de richting van het Casino-Kursaal langs het oudste gedeelte van de Galerijen. Het gaat om een stuk van de Orangerie van Leopold II. Dat bouwwerk behoort wél tot het Koninklijk Domein, waardoor de stad Oostende zich wellicht niet verantwoordelijk voelt voor de vervallen staat waarin het zich bevindt. Op de plannen kan je zien dat een chique passage secret, een ondergrondse doorgang, naar Villa Iris leidt, de plek waar de maîtresse van Leopold II verbleef. Van de oude villa’s die vroeger op de zeedijk schitterden zijn er slechts een tweetal overgebleven, waaronder Villa Maritza die op dit ogenblik in de steigers staat. Verder rijst als een bunker het Casino-Kursaal van architect Léon Stijnen op, een gebouw uit de jaren vijftig dat de ronding van de zeedijk volgt. Oorspronkelijk stond het Casino hier alleen, maar mettertijd werd het verpletterd door de veel te hoge flatgebouwen waarmee het terrein rondom werd dicht gebouwd.

?Ik geef toe dat het iets bunkerachtig heeft, maar ik vind het Casino niettemin een mooi gebouw. Stijnen heeft zijn oorspronkelijk plan niet kunnen uitvoeren. Hij heeft ontzaglijk veel ruzie met het stadsbestuur gemaakt. Stijnen was diep ongelukkig met de compromissen die hij moest sluiten. Dat de theaterzaal op zee uitkijkt was zeker zijn bedoeling niet. Wie heeft daar nu iets aan ? Er hadden aan de zeezijde juist zonneterrassen, cafés, bioscopen, crèches, een marionettentheater en andere ruimten voor animatie moeten komen. Tot overmaat van ramp werd op het Casino een betonblok geplaatst dat de toneeltoren wordt genoemd. De ruimten binnen zijn verwaarloosd, maar op zich zijn ze heel mooi.?

DE STRAATNAMEN

?Ik denk dat er maar een paar ingrepen nodig zijn een andere belichting, een nieuw vloerkleed om het interieur zijn oude allure weer te geven. Maar ook binnen werd op zijn Belgisch geknoeid : hier werd een bijkeuken ingebouwd, daar werd een nis voor een restaurant voorzien. En nu wordt er verder geklungeld. Het gebouw wordt behouden, maar er worden nu appartementen in ondergebracht. Of de façade bewaard wordt, is niet duidelijk. De uitdaging zou juist zijn het gebouw te restaureren en het zo te verbouwen dat het alsnog aan de oorspronkelijke ideeën van Stijnen zou beantwoorden, zodat de mogelijkheden van het ontwerp eindelijk eens zouden worden gerealiseerd.?

Op de terugweg lossen we het raadsel van de straatnamen niet op. ?Zelf ben ik niet in Oostende geboren, maar wel mijn vader, mijn moeder en mijn tantes. Ik herinner me dat ze sommige straatnamen onveranderlijk in het Frans uitspraken, en andere namen steeds weer in het Nederlands. Het was altijd de Avenue de la Reine, waartegen ze nooit Koninginnelaan zegden. Ik heb Petit Nice nooit Klein Nizza horen noemen. Maar wel spraken ze altijd van de Kapellenstraat. En de Nieuwpoortsesteenweg werd nooit Chaussée de Nieuport genoemd. Het heeft er niets mee te maken dat de ene straat chique zou zijn en de andere niet. Er zit geen systeem in. Tot nu toe heb ik voor dat fenomeen geen verklaring gevonden en ik vermoed dat er ook geen verklaring is.?

De Kuyper wijst treurig naar de badhokjes die zich hier onder en naast de promenade bevinden en waarvan het houtwerk aan de strandzijde eruitziet alsof alle houtwormen ter wereld gehoor hebben gegeven aan een oproep om zich hier te verzamelen. ?Dat is de badinrichting met de badhokjes. Het heeft stijl, maar is vervallen zoals alles in Oostende. Wat een pot verf is, weten ze hier niet. Natuurlijk zou je elk jaar opnieuw moeten schilderen. Maar dat is toch niet meer dan normaal, want als je wilt dat de toeristen terugkomen, moet je de zaak toch een beetje onderhouden. Dat er in Oostende veel moeilijkheden zijn weet ik ook wel. Er is veel werkloosheid, de haven gaat achteruit, het is verre van een briljante situatie. Dat er al maanden geen burgemeester is, is ook niet bevorderlijk. Maar een excuus is het toch niet.?

Piet de Moor

Eric De Kuyper, ?Met zicht op zee?, Sun/Kritak, Nijmegen/Antwerpen, 115 blz., 490 fr.

Eric De Kuyper in de Koninklijke Galerijen : er komt een zottenkot van je reinste friettentcultuur.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content