In ons land vallen grote groepen allochtonen uit de boot. Ze behalen geen diploma secundair onderwijs en zijn opvallend afwezig op de arbeidsmarkt. Maar met ‘positieve discriminatie’ zullen we het integratieprobleem niet oplossen.

Wélk duwtje in de rug hebben allochtonen nodig? De discussie over die vraag sleept al jaren aan. Terwijl Vlaanderen volop werk maakt van een inburgeringsbeleid voor nieuwkomers, zijn ze in Wallonië veel minder overtuigd van de meerwaarde die dat kan opleveren. Elke burger is gelijk voor de wet natuurlijk, maar de vraag is of iedereen daar ook naar handelt. Is positieve discriminatie van allochtonen noodzakelijk, of brengt die juist een nog grotere stigmatisering mee?

De huidige toestand is ronduit alarmerend te noemen. Uit de statistieken van Eurostat blijkt dat in geen enkele andere lidstaat van de Europese Unie de allochtone werkloosheid zo hoog is als in België. Een allochtoon heeft in ons land minstens vier keer meer kans om werkloos te worden dan een autochtoon. Ook wat de schoolcarrière van allochtonen betreft, scoort België slecht.

Dat is uitermate slecht nieuws voor de allochtonengemeenschappen zelf, maar het vormt ook een sociale tijdbom onder de hele Belgische samenleving. Er zijn nochtans genoeg argumenten om allochtonen zoveel mogelijk te integreren op onze arbeidsmarkt. Als een grote groep aan de zijlijn blijft staan, wordt bijvoorbeeld het debat over de toekomstige betaalbaarheid van de sociale zekerheid erg lastig. Ook met de vergrijzing die zich aandient, is ‘alle hens aan dek’ de boodschap.

Het besef dat er íéts moet gebeuren, groeit met de dag. Veel verschillende initiatieven zagen al het levenslicht. In het centraal akkoord voor 2007 en 2008 gaan de sociale partners duidelijke engagementen aan wat betreft de diversiteit op de werkvloer. Het Verbond van Belgische Ondernemingen lanceerde de campagne ‘Meer diversiteit loont’, en de Vlaamse werkgeverskoepels Unizo en Voka engageren zich om via Jobkanaal jaarlijks 5000 banen te laten invullen door kansengroepen – voornamelijk allochtonen. Bovendien zijn er al meer dan 2000 bedrijven met een diversiteitsplan, dat gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid.

Jammer genoeg zijn er ook andere signalen in de samenleving. Van poortenfabrikant Feryn bijvoorbeeld, die weigerde om Marokkaans personeel in dienst te nemen ‘omdat de klanten dat niet willen’. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR) tekende inmiddels beroep aan tegen de vrijspraak van Feryn in deze zaak. De klachten over discriminatie in de arbeidssfeer stijgen overigens gestaag bij het CGKR. Onderzoek en steekproeven wijzen uit dat die discriminatie van allochtonen allerminst een mythe is en dat ook hooggeschoolde allochtonen er net zo goed slachtoffer van worden.

In principe voorzag de antidiscriminatiewet van 2003 in een praktijktest om discriminatie aan te tonen. Daarbij laat je bijvoorbeeld twee acteurs solliciteren voor één bepaalde functie. Een Belg en een allochtoon met een vergelijkbaar profiel. Het debat over de praktijktests raakte echter zodanig gepolitiseerd dat er uiteindelijk geen concrete uitvoeringsbesluiten uit de bus zijn gekomen. Misbruiken kunnen nog wel aangeklaagd worden, maar tot nu toe zijn er bitter weinig juridische uitspraken waaraan allochtonen zich kunnen optrekken.

begin van alle werk

Sprekende cijfers over discriminatie ontbreken, en dat komt omdat er in ons land geen sluitende registratie van allochtonen bestaat. Het is zelfs nog zoeken naar een duidelijke definitie. Is Wouter Van Bellingen een allochtoon of niet? En de tot Belg genaturaliseerde kok van het Chinese restaurant? De een registreert het zus, de ander zo. Het is dus onmogelijk heel precies te zeggen hoe vaak discriminatie van allochtonen voorkomt bij sollicitaties of op de werkvloer. Moeilijk te zeggen is ook of allochtonen het nu slechter of beter doen in het onderwijs of op de arbeidsmarkt dan pakweg vijf jaar geleden. Gaan we erop vooruit of niet? De discussies blijven troebel zolang de overheid geen duidelijke statistische gegevens verschaft. Hetzelfde kan gezegd worden over alle diversiteitsinitiatieven tot nu toe: zonder harde cijfers hebben die een eerder vrijblijvend karakter. Registratie is alweer een politiek probleem. Mensen als Frank Vandenbroucke trekken hard aan de kar, maar in liberale hoek valt te horen dat etikettering van mensen onaanvaardbaar is.

En daar stokt het debat. Een sluitende registratie van allochtonen is immers het begin van alle werk – vinden ook academici. Wie moeten zij onderzoeken, voor wie moeten er in het onderwijs extra maatregelen genomen worden, wie precies heeft recht op een extra taalopleiding in bedrijven? In Nederland bijvoorbeeld publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek jaarlijks cijfers over de regionale verdeling van werkkrachten en werkzoekenden, opgesplitst naar opleiding en herkomst. Daarmee kunnen met name bedrijven snel aan de slag, om te vergelijken en om streefcijfers op te stellen wat diversiteit betreft. Ook in de VS en in Canada biedt de overheid de nodige cijfermatige steun.

Zolang zo’n sluitende registratie uitblijft, is het nagenoeg onmogelijk om een doordacht beleid uit te dokteren en ervoor te zorgen dat allochtonen hun plaats krijgen op de werkvloer – en die ook zelf nastreven. Dán pas kan nagedacht worden over de vraag welk duwtje in de rug de allochtonen nu precies nodig hebben. Dan zullen federale en Vlaamse initiatieven ter zake elkaar misschien niet meer doorkruisen. Zoals nu het geval is met het federale idee van het diversiteitslabel voor bedrijven – dat weinig reële inspanningen vereist – en de Vlaamse diversiteitsplannen, die toch wel meer engagement vergen. Hetzelfde met de federale snel-Belgwet en de Vlaamse inburgeringstrajecten – die ook inspanningen vragen van de allochtonen zelf.

POSITIEVE ACTIE

Toch is de discussie over positieve discriminatie van allochtonen op de werkvloer al volop aan de gang. Of beter, over positieve áctie. Want positieve discriminatie blijft discriminatie: daar zijn de meeste partijen het over eens. Allochtone sollicitanten moeten dezelfde kansen krijgen als autochtone sollicitanten, maar ze moeten net zo goed aan dezelfde voorwaarden voldoen. Een extra vooropleiding om bijvoorbeeld de taalkennis van allochtone sollicitanten wat bij te schaven, zoals de federale politie doet, is evenwel niet verboden.

Niets is verplicht, terwijl het tijdperk van de vrijblijvendheid volgens de beschikbare cijfers duidelijk achter ons ligt. Moeten we voortaan werken met verplichte quota voor allochtonen, of verplichte streefcijfers? Het bedrijfsleven houdt zijn hart vast. Quota schuiven de verantwoordelijkheid voor het integratieprobleem wel heel erg in de schoenen van de ondernemingen, terwijl er ook voor het onderwijs en de overheid een grote taak is weggelegd. Quota betekenen ook: extra administratieve rompslomp, al hangt er veel af van de manier waarop alles wordt georganiseerd.

Blinde quota zijn dan ook geen optie, zegt een studie van de K.U. Leuven en het Hoger Instituut voor de Arbeid. Alle Belgische bedrijven zonder onderscheid verplichten eenzelfde percentage allochtonen in dienst te nemen, is zinloos. Zo’n systeem bestaat dan ook nergens ter wereld, hoewel tegenstanders van streefcijfers vaak graag het tegendeel beweren. Blinde quota zijn een vorm van positieve discriminatie die op de werkvloer moeilijk aanvaard zal worden.

Slimme quota of streefcijfers daarentegen houden rekening met regionale verschillen en opleidingsprofielen. Bedrijven maken zelf de analyse van hun werknemersbestand en ontwikkelen op basis daarvan een concrete doelstelling en een bepaalde timing. Dé achilleshiel van verplichte streefcijfers blijft echter: de afdwingbaarheid. In Canada werkt de overheid met het systeem van contract compliance: alleen bedrijven die de opgelegde streefcijfers halen, kunnen overheidsopdrachten toegewezen krijgen. Een denkspoor dat ook al in ons land gevolgd wordt. Daarbij is het ook noodzakelijk dat de overheid het goede voorbeeld geeft, want nu zijn allochtonen nagenoeg niet aanwezig in de federale administratie.

Mooie uitdagingen, maar nu al is duidelijk dat er een probleem dreigt aan de aanbodzijde. Zullen er genoeg allochtonen zijn met voldoende kwalificaties om al die vacatures in te vullen? Net als op de werkvloer loopt er nogal wat mis in het onderwijs. Leraren in concentratiescholen staan dan ook voor een bijzonder moeilijke opdracht. Het is hun schuld niet dat de overheid in ons land decennialang de kat uit de boom gekeken heeft, en dat de geschiedenis ons momenteel hard aan het inhalen is.

Samengevat

In geen enkel land van de Europese Unie is de werkloosheid onder allochtonen zo hoog als in België.

Bij de invoering van streefcijfers voor allochtonen moet de overheid het goede voorbeeld geven.

DOOR CELINE DE COSTER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content