Pakistan en India vieren de vijftigste verjaardag van hun onaf- hankelijkheid. De een op 14, de ander op 15 augustus. Waar staan ze, een halve eeuw nadat de Britten zich uit Indië terugtrokken ?
Hoe dan ook is Indië altijd veel te groot en te overdreven geweest om het te kunnen bemeesteren. De Britten waren niet de eersten die dat moesten toegeven, midden augustus 1947 toen die enorme parel aan hun kroon onafhankelijk werd en prompt in twee stukken uiteenviel, die sindsdien met elkaar al drie oorlogen gevoerd hebben. Ze waren ook de laatsten niet : de Russen hebben een prima verstandhouding met de Indiase Unie en India heeft op veel gebieden met hen samengewerkt. Maar tot het Sovjetblok heeft de medestichter van de ?Beweging van Niet-Gebonden Landen? nooit behoord en tot de Russische invloedssfeer al evenmin.
Men kan teruggaan zo ver men wil : Alexander de Grote die over de Indus ging, zou nooit tot in het huidige Bombay geraakt zijn ; de Moghols met Baboer, die de islam kwamen verspreiden, zijn nooit in het echte zuiden geraakt, evenmin als de blanke Ariërs die, voor de geschiedenis begon, met hun kasten en Sanskriet het noorden van het continent veroverden. Zelfs de Boeddha heeft het niet kunnen behouden.
Waarom niet ? Omdat het te oud en te extreem is. Van de toppen van de Himalaya tot de jaarlijks onderlopende delta’s van Bengalen. De kou van de bergen in de winter en de hitte van Madras en het natte geweld van de moessonstormen. Meer dan zestienhonderd talen en dialecten, waarvan vijftien officiële (?grondwettelijke?) ; een explosieve mengeling van godsdiensten, sekten en filosofische scholen ; een opeenstapeling van rassen en volkeren en doorheen dat alles lopend de rode draad van een kastensysteem dat sterker en alomtegenwoordiger is dan het westerse klassensysteem, want zoveel ouder, en dieper geworteld.
Het wonderlijke aan India is niet het geweld dat het karakteriseert, noch de explosies die op gezette tijden de wereld doen opschrikken, en zelfs de armoede niet : het wonderlijke is dat het nog bestaat en niet onder druk van z’n eigen middelpuntvliedende krachten uiteengespat is. Want op de randen wordt hard gevochten. Pakistan, de moslimstaat die uit de tweedeling ontstond in 1947, is ondertussen al Pakistan en Bangladesh geworden. En een verder opsplitsen, als de ongeregeldheden in het noorden aanhouden of de Afghaanse oorlog een kwalijke wending neemt, is ver van uitgesloten. Het onafhankelijke Sri Lanka wordt sinds twintig jaar verscheurd door een zeer bloedige burgeroorlog. In Assam wordt gevochten en in Kasjmir…
PAKISTAN, EEN LETTERWOORD
En toch is het de grote deling waarover men nog steeds spreekt, als het grote trauma van een staat die eigenlijk toch nooit een geheel geweest was. De opdeling van het Indische subcontinent tussen de grotendeels hindoeïstische ?leken?-staat India en de islamitische staat Pakistan : India werd onafhankelijk op 15 augustus, Pakistan op 14 augustus. Hoe dat zo kwam, moet maar een gespreksonderwerp van historici en Indiërs en Pakistanen blijven.
Britten horen graag dat Lord Mountbatten er een grote rol in speelde, de laatste onderkoning, en het perfide Albion, dat in die korte naoorlogse jaren zijn hele wereldrijk aan het verliezen was maar dat nog niet wist, zal ongetwijfeld wel een vinger in de pap gehad hebben volgens het van de Romeinen gepikte devies divide et impera. Indiërs vinden vaak dat het niet nodig was. Dat de scheiding, na een gemeenschappelijke onafhankelijkheidsstrijd van meer dan honderd jaar, een vergissing was die vermeden had kunnen worden, en zoals schrijver Salman Rushdie (afkomstig uit een moslimfamilie uit Bombay) het zegt : ?niet het resultaat was van een historische onvermijdelijkheid of de echte volkswil, maar van politiek antagonisme tussen Gandhi en Mohammed Ali Jinnah , tussen de Congress Party en de Muslim League waardoor Jinnah, die oorspronkelijk een felle tegenstander was van de idee van een aparte moslimstaat, langzamerhand tot de vurigste advocaat ervan, en uiteindelijk de stichter werd.? (Time, 11.8.97)
De idee alleen al lijkt, van hieruit, ver gezocht. Ze zou kunnen geboren zijn uit het inzicht dat Indië, nogmaals, te groot was zoniet voor de islam (uiteraard niet), dan toch voor de gemeenschap van gelovigen, die op het subcontinent een relatief kleine minderheid bleef, die na de onafhankelijkheid zeker door de hindoemeerderheid als zodanig zou behandeld worden. Het ging dus niet om een ?fundamentalistische? reflex in de beweging in de jaren dertig, die later tot de moslimstaat leidde. Maar veeleer om een soort zelfverdediging, een gematigd opkomen voor eigen rechten.
Zelfs het woord Pakistan was nieuw. Nu beweert men wel (in Pakistan) dat de naam wil zeggen ?land der zuiveren?, maar toen was dat eigenlijk niet zo. In 1933, in Cambridge, was ?pakistan? een letterwoord dat min of meer de Indische provincies aangaf met een islamitische meerderheid : P voor Pundjaab, A voor Afghania (de grensprovincie bij Afghanistan), K voor Kasjmir, S voor Sind en de -tan van Baloetsjistan. Pakistan. Ook Gandhi was er tegen, de Mahatma Gandhi die op zo onverzettelijke manier de onafhankelijkheidsbeweging geleid had.
Maar op het einde van de Tweede Wereldoorlog was het land zo ver dat het hoe langer hoe meer tot botsingen tussen de twee religieuze gemeenschappen kwam. En in augustus 1946 kwam het in Calcutta, naar aanleiding van een ?actiedag? die door Jinnah en de Muslim League afgekondigd was, tot zo’n verhitte gevechten en moordpartijen dat er, hindoes en moslims dooreen, meer dan vijfduizend doden vielen. Het geweld werd maar onderdrukt toen de Britse troepen tussenbeide kwamen maar het bloedvergieten was niet meer te stoppen, en de eenheid van het land was toen wellicht niet meer te redden. De Congress Party, geschokt door het bloedbad, viel Gandhi af en schaarde zich achter het splitsingsplan dat Mountbatten, samen met zijn opdracht Groot-Brittannië uit het subcontinent weg te halen, uit Londen meebracht.
MOORD EN BRAND
Daarmee was de teerling dan geworpen. Het land werd verdeeld, en die veertiende augustus 1947, een jaar min twee dagen na het bloedbad van Calcutta dat de doorslag gegeven had, kwam een volksverhuizing op gang die in de recente geschiedenis haar weerga niet had. Van Pundjaab tot Bengalen twee provincies die door de verdeling in twee gesneden werden kwamen zo’n veertien miljoen vluchtelingen in beweging. Hindoes en Sikhs vluchtten naar India, moslims uit India vluchtten naar Pakistan. Aan beide kanten werd er gemoord, gebrand, ontvoerd en verkracht dat het een aard had en de Sikhs, tussen de twee in, kregen klappen van beide kanten. (Vijftig jaar na de feiten, en verschillende met de wapens neergeslgen pogingen later, willen die nog altijd hun eigen onafhankelijk Kalistan, in Pundjaab.)
Men gaat ervan uit dat de scheiding aan een half miljoen mensen het leven gekost heeft, in hoofdzaak dan in Pundjaab en Bengalen. In Pundjaab alleen werden meer dan vijftigduizend vrouwen van beide kanten gekidnapt, verkracht, verkocht, uitgehuwelijkt of in bordelen gestoken. Jaren na de feiten werkten de politiekorpsen van Pakistan en India nochtans vijandige landen nog in gemengde patrouilles samen om die slachtoffers terug te vinden.
En toen was het dus zover, de Britten waren weg en de rust was zogenaamd teruggekeerd. In India heerste de Congress Party met Jawaharlal Nehru, die de vermoorde Gandhi opgevolgd was. Er zou een hele dynastie van komen, gedragen door de niet van de macht weg te branden Congress Party : na Pandit Nehru (de mede-oprichter van de beweging van Niet-Gebonden Landen, samen met onder anderen Fidel Castro), zijn dochter Indira Gandhi, na Indira haar zoon Radjiv Gandhi, die de macht kreeg als ongeïnteresseerde Boeing-piloot omdat zijn broer Sandjay Gandhi zo vroeg gestorven was. Een dynastie die een partij beheerste gedurende bijna veertig jaar, een partij die India beheerste, bijna even lang als de CVP Vlaanderen beheerste. Mark Tully die decennialang BBC-correspondent was in heel India , schrijft erover in zijn boek ?No Full Stops in India?. ?Met al haar grote verwezenlijkingen stelde de Nehru-dynastie het volk en de instellingen van India in haar schaduw als een banyanboom, en alle Indiërs weten dat er niets groeit onder de banyanboom.?
En het is waar dat van de vier leiders alleen Jawaharlal Nehru een natuurlijke dood gestorven is (in 1964). Indira, die ondanks haar dictatoriale emergency-periode (1975-’77), vrij algemeen werd gerespecteerd, werd in 1984 vermoord door haar sikh-lijfwachten, wat tot een nieuwe episode van slachtingen in de ware hindoe-sikh-oorlog aanleiding gaf, die de samenhang van India niet versterkte. Haar zoon Radjiv die, tegen tekens en waarschuwingen in, besloten had persoonlijk campagne te voeren voor de verkiezingen, werd in 1991 door Tamil-militanten vermoord. Men kan het zien als de prijs van de macht in India, of als de tol die de dynastie betaalde voor haar rol in het bijeenhouden van het land en niet het minst voor het feit dat ze een dynastie geworden was.
Natuurlijk lijkt het allemaal klein bier in vergelijking met wat in tussentijd in Pakistan voorviel. Eerst het dubbele Pakistan. West (het huidige), en Oost : Pakistaans Bengalen, het huidige Bangladesh. Eerst het geklungel, de staatsgrepen, de militaire dictatuur. Dan de spanningen tussen Oost en West, de opstand, de militaire campagnes en moordpartijen en de Indiase interventie, de afscheuring en het ontstaan van Bangladesh. Pakistan dat daar een stuk regeerbaarder mee werd. Ondertussen de ruzie over Jammu en Kasjmir, twee staten die onvoldoende duidelijk verdeeld waren, en waarover het dus tot oorlog kwam. Twee keer en daarna nog enkele keren bijna. En de Chinees-Indiase oorlog er tussendoor. En de opbouw van iets heel anders.
HET GROTE SPEL
Zeggen we het zo : er is geopolitiek en strategisch belang in het spel geweest. Het Indië van de Britten was Zuid-Azië, dat ging van Kaboel tot Kerala, in een tijd dat Iran nog tot de Britse invloedssfeer behoorde. Het was, in feite, het stuk Azië dat zich onder het Russische rijk naar het zuiden uitstrekte : daar ging, in jaren voordien, ?the greatgame? over, waar KiplingsKim nog in meespeelde. Dat Indië was op zich een continent. Maar Pakistan, afgesneden van India, ging al gauw eigenlijk tot het Midden-Oosten behoren, met Afghanistan, Iran en de islamitisch-Arabische invloedssfeer. En daarmee kreeg het de hele geopolitieke geschiedenis van Centraal-Azië in de schoot geworpen.
Met andere woorden, de Koude Oorlog. Dat ging behoorlijk snel. India, los van het kolonialisme, vond sympathie in Moskou en begon, met Josip Broz ?Tito? van Joegoslavië en Gamal Abdel Nasser van Egypte, de Organisatie van Niet-Gebonden Landen. Kijkend naar de Sovjetunie ontwikkelde het een planeconomie met industrialisering en dito bureaucratie, en Nehru beloofde zijn volk de armoede uit hun wereld te werken. Pakistan, meer wel dan niet geleid door zijn zeer Brits opgeleide en Brits beïnvloede leger (een officierenkaste die grotendeels uit Pundjaab afkomstig was), werd al spoedig een Amerikaanse uitkijkpost op de zuidkant van de Sovjetunie. En omdat al gauw bleek dat het, ondanks snellere economische groei, niet tegen het grotere economische gewicht van India zou kunnen optornen, moest het maar geloven dat het lidmaatschap van het juiste kamp ook economisch zijn dividenden zou afwerpen. De Afghaanse oorlog heeft daar, tot aan de aftocht van het Rode Leger, grotendeels ook voor gezorgd.
De politieke puinhoop, de sociale chaos en het economische maanlandschap dat Pakistan heet na vijftig jaar van militaire dictaturen, verloren oorlogen, het half fundamentalistische totalitarisme van generaal Zia ul-Haq, maatschappelijke stilstand door de onaantastbaarheid van het grootgrondbezit, economische en financiële neergang door het gewicht van een militair budget dat de conventionele én nucleaire oorlog tegen India moest voorzien, én het oorlogsspel in Afghanistan moest afwikkelen het geheel is duidelijk aanwijsbaar het directe gevolg van de Koude Oorlog.
Het beste bewijs daarvoor is wel dat, nu de oorlog gedaan is en de Russen zowel in India als in Afghanistan zo goed als uitgespeeld zijn, de twee landen voor het eerst echte gesprekken lijken aan te knopen over geschillen waarvan het conflict over Jammu en Kasjmir het grootste is. Dat gebeurt omdat met oorlog dreigen te gevaarlijk is, maar vooral omdat India en Pakistan voor eenzelfde opdracht staan : proberen een economie op te bouwen die de armoede in hun land en met de armoede, de anarchie, de onveiligheid en de dreigende burgeroorlog en het uiteenvallen te lijf kan gaan. Daartoe is het geld nodig dat ze tot nu allebei in hun bewapening en hun nucleaire programma’s gestoken hebben.
NIEUWE, OUDE PROBLEMEN
India heet in een ergerlijk cliché ?de grootste democratie ter wereld? te zijn. Er worden inderdaad geregeld verkiezingen gehouden en een regering die die niet wint, gaat eruit, maar het cliché wordt ergerlijk in de mate dat het alles moet goedpraten. Bovendien lijkt het ?grootste? ook binnen de kortste keren ook het belangrijkste Indiase probleem te worden. Met 923 miljoen inwoners (1996) en een ondoeltreffende geboortebeperking, verwacht men dat het bevolkingscijfer binnen enkele jaren dat van China zal overtreffen, en het hoogste ter wereld worden. En het is waar dat India de afgelopen jaren diepgaande economische hervormingen heeft doorgevoerd het is daar nog steeds mee bezig , dat het probeert de planeconomie en vooral de verlammende bureaucratie ervan te doorbreken, industrietakken te privatiseren om een hogere economische groei te bereiken, maar het is ook waar dat het tegen het huidige groeiritme van misschien zes procent zijn demografische groei niet zal kunnen bijhouden, laat staan inhalen. En dat zou het moeten doen als het de groeiende interne spanningen onder controle wil houden.
Zeker in India kan men er niet omheen dat religieuze en ideologische spanningen reëel zijn, en die tussen hindoes en moslims is er allicht de meest ontvlambare. Want wie dacht dat met de deling en de stichting van Pakistan het religieuze probleem opgelost was, vergist zich deerlijk : in 1991 woonden er in India nog meer dan honderd miljoen moslims, bijna evenveel als in Pakistan zelf. Die moslims zijn een minderheid, maar als ze zich aangevallen voelen, laten ze zich horen. Vroeger waren het allemaal Indiërs, met dezelfde basiscultuur tot in de nacht der tijden, en ook nu zijn ze niet beter of slechter, niet meer of minder lichtgeraakt, heethoofdig en ontvlambaar. Dus toen hindoemilitanten in 1987 (voor de veertigste verjaardag) in het stadje Ayodhya een nogal gewone moskee afbraken omdat die volgens een overlevering van hén op de plek stond waar Rama, enzovoort, toen is er een moslimopstand ontstaan en een conflict dat aan menige onschuldige omstaander het leven heeft gekost.
Met een schok werd men zich ervan bewust dat in de schaduw van de Congress-banyanboom en de conservatief-nationalistische partijen die ermee rivaliseerden, een hindoenationalisme gegroeid was dat met politiek in de gebruikelijke betekenis van het woord niets meer te maken had : dit was een soort religieus gekleurd gemeenschapsfascisme dat altijd wel een beetje bestaan had, maar waarvan de organisaties en knokploegen nu ineens aansluiting bleken te vinden bij bredere bevolkingslagen. Het is toen niet tot een open oorlog tussen hindoes en moslims gekomen als die er ooit zou komen, zal niemand voor de gevolgen kunnen instaan , maar het geschil is zeker niet bijgelegd al hebben sommige groepen geprobeerd het af te kopen.
ARM, WREED EN MOOI
We zijn tien jaar verder, en het hindoenationalisme is blijven groeien en gedijen. Toen het de miljoenenstad Bombay onder zijn controle kreeg, werd de ?kolonialistische? naam van de stad vervangen door het ?volkseigen? Mumbai. Toen de door Iraanse religieuze extremisten ter dood veroordeelde schrijver Salman Rushdie in een roman hun leider en zijn banden met de Bombayse maffia in de verf zette, werd zijn boek ook door deze fundamentalisten verboden, en ook door hen werd hij met de dood bedreigd.
Bewegingen van deze stijl gedijen op intellectuele armoede bij de middenklassen, maar vooral op absolute armoede bij het volk, waar ze hun rekruteringsbasis hebben. Dat zij opkomen betekent dat de charme de betovering van de Indiase onafhankelijkheid na een halve eeuw eindelijk uitgewerkt is : van nu af zal er boter bij de vis moeten komen. Het feit dat de hindoefascisten van India hun tegenhanger vinden in de moslimfundamentalisten in Pakistan, maakt de symmetrie van het probleem nog duidelijker : niet de natie, maar de armoede van India en Pakistan en Bangladesh is, nu zowel de onafhankelijkheidsstrijd als de Koude Oorlog voorbij zouden moeten zijn, het échte probleem. Aan de twee kanten van de grens die er niet had moeten zijn is dát het probleem dat voorrang moet krijgen, want beide landen gaan, zonder dat, op ongelukken af.
In een oud boek schreef de auteur van Indische afkomst V.S. Naipaul : ?Er is het verhaal over de sikh die na vele jaren naar India terugkwam en, aangekomen op de kade van Bombay, tussen zijn koffers ging zitten huilen. Hij had vergeten hoe erg de Indiase armoede wel was.? Wel, de sikhs komen niet meer aan op de kade van Bombay dezer dagen, maar op het vliegveld, en Naipaul zelf relativeert de te emotionele impact van zijn verhaal. Maar hij schrijft verder wel over de hysterie die de vreemdeling bevangt die zich voor het eerst in India waagt, omdat hij geconfronteerd wordt met het armste en het wreedste land van de wereld, en zal moeten toegeven dat het toch mooi is. Die hysterie, er is geen enkele reden waarom door zonnehitte en eeuwendiepe armoede gehersenspoelde Indiërs en Pakistanen daar géén last van zouden hebben. Ook de Mahareshi Yogi rijdt liever in een Rolls-Royce dan te voet te gaan.
Sus van Elzen
De wemeling van Delhi : te groot om te ordenen.
Moslimprotesten in de grote moskee van Delhi.
De Indische armoede maakt niet alleen bezoekers hysterisch.