‘In Parijs heeft het jihadisme zijn hand overspeeld’

GILLES KEPEL: 'In 2005 zette Abu Musab al-Suri zijn 1600 pagina's tellende Oproep tot wereldwijd islamitisch verzet op internet. Dat is de handleiding van het hedendaagse jihadisme.' © Belga

In Terreur dans l’Hexagone beargumenteert de Franse politicoloog Gilles Kepel dat de inlichtingendiensten jarenlang hebben zitten slapen en daardoor de opkomst van een nieuwe vorm van jihadisme hebben gemist. De vooraanstaande islamkenner geeft deze week lezingen in Molenbeek, Namen en Louvain-la-Neuve. ‘Telkens wanneer ik op bezoek ben in Brussel, begrijp ik niet echt waar ik ben.’

‘Als ik niet levend uit Molenbeek terugkom, heb ik in elk geval een interview aan de Belgische pers gegeven’, zegt Gilles Kepel (60) glimlachend naar aanleiding van een geplande lezing in de Brusselse deelgemeente die inmiddels wereldwijde bekendheid geniet. ‘Het leek ons een goed idee het boek daar te presenteren aan de Belgische lezers.’

De Franse islamkenner ontvangt in een bescheiden bureau op de vierde etage van een bijgebouw van het Institut d’Etudes Politiques, beter bekend als ‘Sciences-Po’. Een lift naar boven is er niet, een zeldzaamheid in een kantoorgebouw in Parijs. De ietwat geïsoleerde locatie versterkt het imago van een miskende professor, een beeld dat hij toch al uitstraalt. Tijdens het gesprek met Knack brengt hij meermaals ‘de ijdelheid van de Franse hoge ambtenarij’ ter sprake, die maar niet naar hem en enkele collega’s wilde luisteren. Waren die analyses serieuzer genomen, dan was Frankrijk wellicht een hoop leed bespaard gebleven.

Nu heeft hij een bestseller geschreven, Terreur dans l’Hexagone, waarvan in Frankrijk inmiddels meer dan 100.000 exemplaren werden verkocht. Onverwachte hulp kwam daarbij van Marine Le Pen, bij wie eind vorig jaar de stoppen doorsloegen toen een journalist stelde dat Kepel haar Front National (FN) vergeleek met de Islamitische Staat (IS). Prompt plaatste Le Pen enkele gruwelijke foto’s van wandaden van de IS op haar Twitteraccount, zoals de onthoofde journalist James Foley. Een flinke rel was geboren, waarbij ook de ouders van Foley hun afkeer lieten blijken.

Wat vond u van de reactie van Le Pen?

GILLES KEPEL: Zelf heb ik de IS en het FN nooit op één lijn gesteld. Ik heb geschreven dat er overeenkomsten zijn tussen het discours van de jihadisten en van extreemrechtse groepjes rondom het Front National. Haar emotionele reactie, die overigens zorgen baart voor iemand met zulke politieke ambities, leidde ertoe dat links en veel Fransen van Noord-Afrikaanse afkomst nieuwsgierig zijn geworden naar het boek.

Daarin schrijft u dat het jaar 2005 van groot belang is om de terrorismegolf van 2015 te begrijpen. Waarom?

KEPEL: Zowel voor de internationale jihadbeweging als voor de islam van Frankrijk is 2005 inderdaad een schakeljaar. Het jihadisme kende een eerste fase van 1979 tot 1997, van de Sovjetinvasie in Afghanistan tot aan het echec van de burgeroorlog in Algerije. Die beweging was erop gericht regimes in moslimlanden die als afvallig werden beschouwd, ten val te brengen. In Afghanistan is dat met hulp van de CIA en Saudi-Arabië gelukt, maar in Algerije, Egypte en Bosnië werkte het niet, omdat die vorm van jihad er niet in slaagde de bevolking te mobiliseren.

Vooral Algerije is daarbij van groot belang voor Frankrijk. De extreme gewelddadigheid van de fundamentalistische strijders die daar uiteindelijk iedereen wilden afslachten, heeft tot marginalisatie geleid. Het vervreemdt mensen. Dat is ook voor het heden interessant, want het bracht mij op de gedachte dat het huidige jihadisme zijn hand eveneens heeft overspeeld door de ongekende gewelddadigheid van de aanslagen van 13 november. In januari bestond er bij sommigen na de aanslagen op Charlie Hebdo en de Joodse supermarkt Hyper Cacher nog ruimte voor twijfel. De demonstratie van 11 januari legde ondanks de massale deelname van zo’n vier miljoen mensen een gapende kloof bloot tussen aan de ene kant mensen die zich Charlie verklaarden en aan de andere kant ook veel Fransen die juist geen Charlie waren of zich zelfs Coulibaly noemden (verwijzend naar Amedy Coulibaly, die de aanslag pleegde op de supermarkt, nvdr). Dat was de verdeeldheid die de terroristen wilden veroorzaken. Maar de terreur van 13 november had juist een extreme vorm van eenheid tot gevolg. Niemand heeft daar begrip voor.

De tweede fase van het jihadisme begint met de lessen die Osama Bin Laden had getrokken uit de mislukking van de eerste. In plaats van de strijd aan te gaan met de dictatoriale leiders van de afvallige landen, nam hij de wapens op tegen hun bazen, de Verenigde Staten voorop. Dat spectaculaire jihadisme fascineerde de hele wereld, met 11 september 2001 als hoogtepunt, maar heeft evenmin tot een grootschalige mobilisering van de bevolking geleid.

In januari 2005 publiceerde de Syriër Abu Musab al-Suri op internet een reflectie op dit verzet, een 1600 pagina’s tellende Oproep tot wereldwijd islamitisch verzet. Daarmee wil hij het piramidale systeem van Al-Qaeda doorbreken en een soort grassroots jihadisme creëren, vanaf de grond, gebaseerd op netwerken. Dat is de handleiding van het hedendaagse jihadisme.

Waarom is dat werk onbekend bij het grote publiek?

KEPEL: Ik heb het zelf in 2008 ten dele vertaald in mijn boek Terreur et martyre en er is een Noorse onderzoeker, Brynjar Lia, die een biografie aan hem heeft gewijd, maar destijds werd het document niet serieus genomen. Het was wel bekend bij de inlichtingendiensten en de CIA heeft het in het Engels laten vertalen, maar in het internationale jihadisme bestaan tal van tegenstrijdige stromingen en het systeem van Bin Laden eiste toen nog alle aandacht op. De Franse inlichtingendienst functioneerde destijds goed. Sinds 1996 hebben ze zestien jaar lang elke aanslag weten te voorkomen en elke potentiële terrorist opgepakt voordat de daad bij het woord kon worden gevoegd. Maar de culturele revolutie van het jihadisme hebben ze gemist. Bovendien zag YouTube één maand na de publicatie van al-Suri het licht, wat het jihadisme de kans bood hun boodschap snel te verspreiden. Het businessmodel was veranderd.

Welke rol speelden de gevangenissen daarbij? U hebt het over een broedplaats.

KEPEL: Gearresteerde jihadisten kwamen terecht in een penitentiair systeem dat geen idee had wat het met dit nieuwe fenomeen aan moest. Ze werden op afdelingen geplaatst met ‘gewone’ criminelen, onder wie veel moslims. De uitstraling van de jihadisten leidde ertoe dat zij de vrede konden bewaren in de gevangenissen en het intern al snel voor het zeggen kregen. En zo kon het gebeuren dat Fleury-Mérogis, de grootste gevangenis van Europa, ten zuiden van Parijs, een ontmoetingsplek werd voor hoofdrolspelers van de recente aanslagen. De toenmalige kleine crimineel Coulibaly zat er op dezelfde etage als de aspirant-terrorist Chérif Kouachi (een van de schutters van Charlie Hebdo, nvdr) en zij beschouwden medegevangene Djamel Beghal, toen waarschijnlijk de hoogstgeplaatste Fransman van Al-Qaeda, als hun mentor.

Hoelang heeft het geduurd voordat de autoriteiten dit door hadden?

KEPEL: Tien jaar lang hebben ze er niets van begrepen, als gevolg van de ijdelheid van de hoge Franse ambtenarij en de minachting voor de academische wereld, waar dit fenomeen wel bekend was. Recentelijk is het beleid eindelijk gewijzigd. Eindelijk is men erachter dat jihadisten en anderen op één afdeling koren op de molen is van de fundamentalisten en leidt tot veel bekeringen en radicalisering. Nu worden ze geïsoleerd en staan ze onder toezicht van gespecialiseerd personeel.

2005 is ook het jaar van de grootschalige rellen in de Franse voorsteden.

KEPEL: Daarmee belanden we bij de omwenteling van de Franse islam. Tot 1989 stond die onder controle van de zogeheten darons, de vaders van de eerste generatie immigranten die hun kinderen in het gareel hielden. In 1989 richtte president François Mitterrand een representatieve structuur op voor de Franse islam, waardoor hij meer controle over moslims hoopte uit te oefenen. In de Franse moslimwereld bestond destijds weinig interesse voor zo’n orgaan en de Moslimbroeders, die vaak kortgeleden waren overgekomen uit Noord-Afrika, grepen de macht. Dat die macht niet zo veel voorstelde, bleek in 2005, toen zij op het hoogtepunt van de rellen een fatwa lanceerden waarin zij het geweld en het in brand steken van auto’s wilden verbieden – dat was haram. Niemand luisterde echter naar de Moslimbroeders: de dag erna werden de meeste auto’s in brand gestoken en vonden de meeste incidenten plaats. Ze waren de controle kwijt.

Waar leidde dat toe?

KEPEL: Na 2005 komt de derde generatie van de islam in Frankrijk op, de kinderen van de darons, geboren in Frankrijk, in het bezit van een Frans paspoort en met beperkte kennis van het Arabisch. Dat heeft twee betekenissen: ze schrijven zich massaal in op de kieslijsten en stemmen bij de presidentsverkiezingen in 2007 in grote meerderheid op Ségolène Royal, tegen haar rechtse concurrent Nicolas Sarkozy, wat dan nog niet genoeg is voor de overwinning. Vijf jaar later stemmen ze opnieuw massaal links: François Hollande heeft Sarkozy waarschijnlijk dankzij de moslims verslagen.

Tegelijkertijd wint aan het andere uiteinde van het islamitische spectrum het salafisme snel terrein, een stroming die de waarden van de Franse samenleving en het Westen verwerpt. Ze zijn tegen democratie, maar geloven in de soevereiniteit van Allah, ze zijn tegen de gelijkheid van man en vrouw en tegen de scheiding tussen kerk en staat. Salafisten zijn in de kern niet gewelddadig, maar creëren communautaire enclaves, waaruit een beweging kan ontstaan die wel geweld pleegt.

Waarom heeft de strategie van al-Suri vooral succes in Frankrijk en België?

KEPEL: Ten eerste omdat het om een Arabische jihad gaat en Frankrijk het grootste Arabische land is van Europa, in zekere zin gevolgd door België. In Groot-Brittannië en Duitsland bestaat de moslimgemeenschap vooral uit Turken en Pakistanen en die hebben een andere cultuur en logica. Ten tweede is de Franse taal van belang. Die wordt in islamistische kringen in Noord-Afrika gezien als een vernedering, een object van schaamte. Het is een reden om er tegen Frankrijk en België nog een schepje bovenop te doen in gruwelijkheid, ook voor jihadisten die zelf uitsluitend Frans spreken en geen Arabisch.

Voor Frankrijk geldt bovendien dat het een gecentraliseerd land is met steeds minder ruimte voor integratie van buitenlandse bevolkingsgroepen. Die hebben niet de juiste netwerken, steeds minder werk en er is steeds vaker sprake van wat ik noem een ‘retrokoloniale golf’: Frankrijk accepteert onvoldoende dat het ook het product is van het koloniale rijk van weleer. Mohammed Merah pleegde een aanslag op een Joodse school in Toulouse op 19 maart 2012, precies vijftig jaar na de akkoorden van Evian, die de weg vrijmaakten voor de onafhankelijkheid van Algerije. Wellicht was hij zich daar helemaal niet van bewust, maar het is hoe dan ook een belangrijk symbool. Je kunt stellen dat Merah de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog nieuw leven heeft ingeblazen. Zijn familie, waar de haat tegen Frankrijk diepgeworteld zit, heeft verklaard zeer trots te zijn dat hij Frankrijk op de knie heeft gekregen.

Hoe kan Frankrijk dit verleden wel beter accepteren en verwerken?

KEPEL: Dat is een van de grote vragen voor 2016. Frankrijk hoeft van mij geen boete te doen en het hoeft ook niet te verklaren dat de kolonisatie ook positieve gevolgen had, zoals de politiek ooit wilde, maar het moet de geschiedenis wel onder ogen zien. Onze politieke klasse zal moeten veranderen en meer op de samenleving moeten lijken. Nieuwe generaties moeten het overnemen, verouderde partijen moeten plaatsmaken voor nieuwe en de alwetendheid van de hoge ambtenarij moet ter discussie komen te staan. Dat zijn de grote bouwputten. 2015 was een annus horribilis, maar wij hebben de kracht om een tegengif te produceren.

Welke verschillen ziet u tussen het jihadisme in Frankrijk en België?

KEPEL: Ik moet eerlijk zeggen dat ik, telkens wanneer ik op bezoek ben in Brussel, niet echt begrijp waar ik ben. Ik zie een land waar de inwoners elkaar niet meer verstaan in elkaars taal en waar jongeren steeds vaker Engels met elkaar praten. En ik zie een fragiele Belgische identiteit, die gemeenschappen in staat stelt langs elkaar heen te leven. Het is zeer moeilijk om je te identificeren met de Belgische staat. Moet je je als allochtoon nu Vlaams of Waals voelen?

In zo’n versnipperde samenleving is het heel makkelijk een Turkse en een Marokkaanse gemeenschap te creëren. Toen ik Schaarbeek bezocht, waren de straatnamen het enige wat ik zag in het Frans of Nederlands, de rest was in het Turks. In Molenbeek zag ik bijna alleen maar Marokkanen, hoewel die meestal wel Franstalig zijn. Enclavevorming zit in het karakter van België.

Maar opmerkelijk genoeg hebben zowel het Franse assimilatiemodel als het Belgische multiculturalisme, in veel opzichten tegenpolen, tot hetzelfde resultaat geleid: de opkomst van het jihadisme.

Is er inmiddels sprake van een burgeroorlog in Frankrijk, zoals steeds meer Fransen vinden? En wellicht ook in België? Is de wens van al-Suri uitgekomen?

KEPEL: Nee, dat vind ik niet. De terroristen hebben het geprobeerd, maar het werkt niet en 13 november laat dat zien. Het bericht waarmee ze de aanslag opeisten, veroordeelde Parijs als hoofdstad van de verdorvenheid, maar onder die verdorvenen zitten volgens hen net zo goed jonge Franse moslims en afstammelingen van immigranten.

Daarom ben ik ook tegenstander van het voornemen van Hollande om terroristen met een dubbele nationaliteit hun Franse paspoort af te nemen. Zo creëren we twee klassen burgers. Waarom zouden bekeerlingen die mensen de strot afsnijden op video hun nationaliteit behouden – ze geven er überhaupt niets om, hun paspoort hebben ze verbrand – en anderen niet? Als je een nieuwe straf wilt verzinnen, moet die gelijk zijn voor iedereen. Anders is het een verschrikkelijk signaal, waarmee de regering de IS waarschijnlijk eerder versterkt dan verzwakt.

Frankrijk is in oorlog tegen de IS op het grondgebied van het ‘kalifaat’ in Syrië en Irak, maar in Frankrijk of België gaat het niet om een oorlog. Het gaat om een probleem van de politie en de inlichtingendiensten, die grondig hervormd moeten worden omdat de islamistische revolutie onbegrepen is door de politietop. Het gaat verder om culturele en integratieproblemen. Dat zijn de drie terreinen waarop moet worden gehandeld. Door op die factoren te wijzen, bied ik geen excuus voor het jihadisme – het is onvergeeflijk wat er is gebeurd – maar begrip is een vereiste voor bestrijding. Jarenlang zijn de jihadisten onderschat en zijn mensen zoals ik niet gehoord, en nu dreigt overschatting: de autoriteiten zitten er telkens naast.

Is de Islamitische Staat te verslaan door de bases in Syrië en Irak uit te schakelen?

KEPEL: Zonder trainingskampen, olie-inkomsten en zonder de hoofdstad Raqqa wordt het veel moeilijker voor ze om te opereren. Maar het huidige conflict tussen Iran en Saudi-Arabië laat zien dat een brede coalitie tegen de IS, waarin Iran, Saudi-Arabië, Rusland, Frankrijk en Turkije zouden samenwerken, zeer moeilijk tot stand zal komen. Ik denk dat het voorlopig nog niet gedaan is met de IS.

DOOR OLIVIER VAN BEEMEN IN PARIJS

‘De veiligheidsdiensten hebben de culturele revolutie van de jihad volledig gemist.’

‘Jarenlang zijn de jihadisten onderschat en nu dreigt overschatting: de autoriteiten zitten er telkens naast.’

‘2015 was een annus horribilis, maar wij hebben de kracht om een tegengif te produceren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content