Voor zijn boek ‘In Europa’ trok hij in één jaar tijd door twintig landen en passeerde hij ruim zestig keer een grensovergang. Knack sprak met schrijver, historicus en ervaren reiziger Geert Mak.

In Brugge heeft hij net gesproken op ‘Reiswijzer’, een beurs voor globetrotters. ‘Ik had het over bewegen door tijd en ruimte natuurlijk’, zegt Geert Mak. ‘Maar ik heb ze ook wat reistips gegeven. Heel mooi is deze: je vliegt naar Kiev en daar neem je de nachttrein naar Odessa. Overdag zie je alleen maar berkenboompjes, maar ’s nachts is het heel gezellig op die Russische treinen. De wagonwachter is een baboesjka die thee voor je zet en die haar coupé heeft ingericht als een knus kamertje. Treinen past trouwens het meest bij het Europa van de twintigste eeuw. Europa is een treincontinent. Vliegen is een beetje vals spelen, toveren. Met de auto kun je je met de wind laten meewaaien. Maar de trein is socialer. De nachttrein dus. In de ochtend kom je aan in Odessa. Dat is een van de mooiste steden van de wereld. Het is een heel dromerige, negentiende-eeuwse stad midden in Oekraïne. Het loopt er vol met Armeense, Italiaanse, joodse, Russische mensen. Een Europese stad en toch buiten Europa. Vervolgens pak je de boot die je in anderhalve dag over de Bosporus naar Istanbul brengt. Tien tot veertien dagen reizen en je bent in een andere wereld geweest.’

Waar loopt de grens van Europa?

geert mak: Klassiek is natuurlijk de Oeral als geologische bovengrens. De Amerikaanse professor Samuel Huntington heeft in zijn analyse Botsende beschavingen door Europa een heel heldere grens getrokken. Ze scheidt de westelijke christelijke volkeren van de oostelijke orthodoxe en islamitische culturen. Die breuklijn gaat terug naar het uiteenvallen van het Romeinse rijk in een oostelijk en westelijk rijk. Ze loopt vanaf de grens tussen Finland en Rusland, achter de Baltische staten langs, dwars door Wit-Rusland, Oekraïne, Roemenië en Servië en eindigt tussen Kroatië en Bosnië in de Adriatische zee. Aan de ene kant van die lijn drinken de mensen filterkoffie, aan de andere kant koffie met drab. Aan de ene kant had je de Verlichting, de Renaissance en de Reformatie. Aan de andere kant leefden ze onder zachte dictaturen en is er religieus niet veel veranderd.

In die grenslijn van Huntington zit wat in. Maar het is allemaal grilliger. Ik heb dat zelf uitgetest. Ik vroeg me af: waarom mensen niet gewoon zelf laten bepalen waar de grens loopt. Ik dacht daarbij aan het oude verhaal van die Friese boer die zijn zoon de wijde wereld instuurt. Die zoon moet van zijn vader een roeispaan meedragen. Wanneer hem gevraagd wordt wat die rare stok op zijn schouder is, mag hij van zijn vader niet verder gaan. Daar eindigt zijn tocht. Mijn stok was het woord ‘Europa’. Hoorde ik mensen zeggen ‘ik ga met vakantie naar Europa’, of ‘ik vind Europese kleding wel mooi’, dan zette ik een stipje op de kaart. Mijn stipjes begonnen al in de Baltische Staten, in heel Rusland. Voor de Russen is Odessa een Europese stad. De soldaten lopen er rond in losgeknoopte uniformjasjes. Als je uit Odessa komt, dan ben je te Europees. In Griekenland zeggen ze het niet. Ze koketteren er graag als zijn ze de bakermat van de Europese beschaving, maar het blijft toch een Balkanland en het leunt aan bij de Ottomaanse traditie. Evenmin een stipje in Sarajevo, toch in een moslimland. De grens is dus gecompliceerder, het is niet de heldere lijn van Huntington.

Er lopen nog van die lijnen door Europa.

mak: Een hele mooie is de lichtlijn. Als je in Fréjus uit de tunnel Italië binnenrijdt, dan verandert het licht boven Europa. Je hebt ook nog de democratielijn. Die loopt tussen de noordelijke calvinistische landen en de zuiderse patronage. De Spanjaarden en de Italianen denken heel anders over de staat dan de Belgen, de Nederlanders en de Engelsen. In België hebben jullie dan weer een heel strakke taallijn. Op advies van Geert Van Istendael maakte ik een uitstapje naar Sint-Joris-Weert. Een bakkersvrouw legde me er uit: hier is het Vlaams, ginds voorbij het spoorwegviaduct is het Frans. In een straat loopt die taalgrens midden over de weg. In de rode villa links spreken ze Vlaams, lezen ze De Standaard, gaan ze naar een Vlaamse universiteit, is de boerenkool in de moestuin Vlaams. Aan de overkant in die witte cottage spreken ze Frans, lezen ze Le Monde, bladeren er in de Franse literatuur, de wilgen lispelen er Frans. Twee werelden. Hun stekkers aangesloten op andere systemen. Heel gek hoe door dat doodstille straatje een grens loopt die even dreigend is als de breuklijn onder Californië. Ik deed in dat verband trouwens ook een minuscuul veldonderzoekje naar de mate waarin de Europeanen elkaar kunnen verstaan. Hoeveel passanten moest ik aanspreken voordat ik iemand vond die een tweede taal sprak? Lissabon, Amsterdam, Stockholm en Helsinki scoorden uitstekend: hooguit één à twee. Rome en Berlijn: drie. Parijs: vier. Madrid en Sint-Petersburg: zes à acht. Londen idem. Brussel, de tweetalige hoofdstad, stond opvallend laag. Bij de Nederlandstaligen viel het mee. Bij de Franstaligen: drie à vier. Dat krijg je als taal een principe wordt en niet langer een middel van omgang.

Vroeger had je de spion van de koning. Die werd uitgezonden om te rapporteren hoe ze dachten in de uithoeken van het rijk. U zei dat u zich de spion van de lezers voelde. Wat valt er te melden?

mak: Dat in het Oosten de vernedering dreigt. Men beseft in het Westen nauwelijks dat Oost-Europeanen niet alleen arm zijn geworden, maar dat ze ook hun zekerheid verloren hebben. Het communistisch systeem was onderdrukkend, maar gaf de doorsnee mens de zekerheid van werk, gezondheidszorg, rust. De werkloosheid schommelt er nu tussen twintig en vijfentwintig procent. Het barst in Europa van vernederde mannen die vatbaar en buitengewoon gevoelig zijn voor mythes en verhalen. Ik heb lang gedacht dat de Joegoslavische oorlog een eindstuip was. Nog één keer duikt op het eind van de twintigste eeuw het nationalisme op. Als een spook op zolder. Even dwaalt het nog rond, dan sterft het. Een goedkoop spookverhaal dus. Het Joegoslavische verhaal is misschien nog maar de beginstuip, besef ik nu. Ik ben bang dat die geest van het nationalisme ons de komende jaren nog veel parten zal spelen. Die krachten staan in de coulissen.

Daarom is het zo belangrijk met de uitbreiding naar Oost-Europa te experimenteren. Nederland zit nu te zeuren over Polen. Die mogen niet binnenkomen, we moeten beknibbelen. Ik denk: weet wel wat je doet. Die uitbreiding is een historische gebeurtenis. Mijn grote probleem is dat er in het Westen een grote luchthartigheid bestaat over de omvang van de krachten die in gang worden gezet. Inclusief bij de politici. Ik zie het terug bij onderhandelingen: het aarzelen, afwachten, het hameren op eigen belangen. Ik heb soms de neiging ze een schop onder hun kont te geven. Zie toch welke krachten er sluimeren die geblust moeten worden, anders hebben we over tien jaar de poppen aan het dansen! Mijn gevoel van urgentie is toegenomen. Het Westen zal moeten betalen voor de uitbreiding. Dat is niet erg als je mensen daarop voorbereidt, als je dat legitimeert. Duitsers kankeren over van alles, maar over één ding kankeren ze niet en dat is de solidariteitsbelasting. Ze betalen ontzettend veel aan speciale belastingen om de vroegere DDR op poten te krijgen. Dat vinden ze logisch. Het is zoals in Holland voor onze dijken. De mensen betalen, anders verzuipen ze.

Uw boek is een turf van 1200 pagina’s. Meer dan de helft van het boek handelt over de oorlog van 1914 tot 1945.

mak: Dat dacht ik ook wel eens toen ik het schreef, maar het is onvermijdelijk. Het gaat om 40 miljoen doden. Ik wil van dat cijfer mensen maken en weten hoe het gekomen is. Het is toch de enorme wonde in het Europese familieleven. Dit is zo’n ingrijpende gebeurtenis, niet alleen in geschiedenis maar ook in familielevens. Iedereen heeft getraumatiseerde vaders.

Alles begon in die oorlog, in 1914. Alle grote bewegingen in de twintigste eeuw vinden hun kiem in die Eerste Wereldoorlog. Zonder die oorlog had Lenin nooit een kans gehad. Het bolsjewisme vloeit voort uit WO I. Mussolini is alleen te verklaren door gefrustreerde officieren en landeigenaren en een vernederd Italië, het nationaal-socialisme uit vernederd Duitsland en de enorme herstelbetalingen. Vichy is alleen te verklaren uit Verdun, want de Fransen durfden niet meer te vechten. De Berlijnse muur is een logisch gevolg van het sovjetbewind dat uit de Eerste Wereldoorlog komt. Je hebt dit soort dingen ook in een familieleven. Een echtscheiding of het overlijden van iemand kan misschien diep ingrijpen in een periode van anderhalf jaar, om daarna verder dertig jaar lang het lot van die familie te bepalen. Tijd gaat niet geleidelijk. Gibbon schrijft in zijn magistrale geschiedenis van de ondergang van het Romeinse Rijk: ‘Over de veertig vredevolle jaren onder keizer Antoninus valt niets te melden. Ik kan er niet over schrijven aangezien geschiedschrijving toch over wandaden en gruwelijkheden gaat.’

U bent van 1946. Misschien verklaart dat de fascinatie voor wat zich net voor uw geboorte heeft afgespeeld?

mak: Iedere generatie wil zijn eigen geschiedenis schrijven. Dit is de geschiedenis van de babyboomers. Ik weet zeker dat onze kinderen een andere geschiedenis zullen schrijven, maar dit is de geschiedenis die wij nu willen omdat wij vragen hebben. Zoals dertig jaar geleden anders over de Tweede Wereldoorlog werd geschreven dan nu. Ik probeer in mijn boek net zoals andere historici de Tweede Wereldoorlog te historiseren. Ik schrijf niet alleen dat Hitler slecht was, maar ook over de strategie en ik beschrijf de briefwisseling tussen de Duitse generaals. Oudere generaties hadden andere vragen. In Nederland zijn we eindeloos bezig geweest met de jodenvervolging. Eerst waren het de smerige Duitsers die het deden, dan de verraderlijke Hollanders. Er was een enorm scherpe fout/goed-lijn. Lou de Jong, een hele goede geschiedschrijver, heeft dat thema grondig geëxploreerd. Jonge historici willen weten wat er gebeurd is. Die tellen. Die analyseren dagboeken. Die willen precies weten wie er burgemeester was in een bepaalde gemeente en wie politiecommissaris en waarom in de ene gemeente tachtig procent van de joden weggevoerd werd en in een andere tachtig procent gered. Dat heet historiseren. Neem nu Hitler. Ian Kershaw is recent de eerste die met een hele gedegen poging kwam om die figuur te historiseren. De Engelsen doen dat al heel lang. De Duitsers beginnen daar nog maar net aan. Dat gaat heel emotioneel.

Uw stijl doet erg denken aan die van de historici uit de ‘Ecole des Annales’: Braudel, Duby, Leroy-Ladurie. Ze gingen putten uit de sociologie, de antropologie: het ging ze om de diepe onderstroom.

mak: Weet je: ik las Montaillou pas toen ik Jorwerd al aan het schrijven was. Ik vind dit een vorm van geschiedschrijving. De klassieke vorm is minstens zo belangrijk. Strenge historici hebben ook hun leemtes. Je moet ook met mensen praten. Je kunt dingen vragen. Max Kohnstam, een van die grondleggers van de Europese Gemeenschap, vertelde me hoe hij vast had gezeten in het kamp Amersfoort. Hij had op de dies natalis van zijn universiteit in 1940 twee verzen uit het Wilhelmus voorgelezen. Dat was toen geen gezonde activiteit. Op weg naar huis werd hij opgepakt. Op de verjaardag van Hitler werd hij vrijgelaten, hij was immers maar een kleine vis. Maar na de oorlog spookte die appèlplaats in Amersfoort nog door zijn hoofd. Dat nooit meer, dacht hij. Veel oprichters van de Europese Unie hadden dezelfde ervaring. Ze werden gedreven door een ‘dat nooit meer’. Zo met ze pratend, realiseerde ik me dat Europa is begonnen als een vredesproject. ‘Wij verbinden geen staten,’ schreef Jean Monnet, ‘wij verenigen mensen.’

Kohnstam wist me ook te vertellen hoe een van de eerste mensen die hij voor de EGKS in dienst nam hem met schroom toevertrouwde dat hij in Stalingrad had gevochten. Die man – Winrich Behr heette hij – was als jonge officier speciaal uit Stalingrad overgevlogen om Hitler te zeggen hoe het er in Stalingrad voor stond. Van zo’n jonge met medailles beladen officier zou Hitler de waarheid wel willen aanvaarden, zo dacht de Duitse staf. Ik was dit verhaal al wel eens eerder tegengekomen in de literatuur. Dus twee weken laten zat ik bij Behr in Dortmund aan de koffie. Behr is negentig. Hij zat heel jong al in de staf van Rommel in Stalingrad. Hij kon uit eerste hand vertellen wat er gebeurde in het hoofdkwartier van generaal Paulus. Via die Behr krijg je dus in de gaten hoe ze dachten. Ik leerde van Behr dat ze zeer goed wisten waar de invasie zou plaatsvinden. Alleen hadden ze die nooit verwacht op dat moment, met zo’n slecht weer. Slechts Hitler geloofde er allemaal niks van. Gaan praten met mensen, vragen hoe het allemaal in detail gebeurde: dat is historiseren.

Soms is de plek ook heel belangrijk. Stalingrad wordt pas heel inzichtelijk als je die stad goed bekijkt. Je snapt het hele ingewikkelde probleem van de dramatische opstand van de Poolse joden die in Warschau in opstand kwamen terwijl hun leger hen niet heeft geholpen om politieke en logistieke redenen. Als je de grenzen van het verdeelde Frankrijk in de Vichy-tijd langsrijdt, dan weet je ook niet wat je meemaakt. De loopgraven in de Eerste Wereldoorlog! De wakke Franse loopgraven en de stevige Duitse. De Fransen mochten nooit degelijke loopgraven maken. Ze moesten oprukken.

Ook de archieven zijn natuurlijk belangrijk. Het staatsarchief van Beieren waar je dan de Münchener Post opduikelt. Dat was een hele koppige krant. Je leest hoe zo’n krant Hitler en de zijnen van bij het begin onder de afdeling misdaadberichten behandelt voor wat ze waren: een troep crimineel tuig. De dapperheid van die journalisten die alles opschreven. En die allemaal naar Dachau verdwenen zijn… Een hele mooie legger was ook die Weense krant die rapporteert over de aanslag op kroonprins Franz Ferdinand. Iedereen had het er later over dat toen in Sarajevo de schoten vielen, men besefte: nu wordt het oorlog. Onzin. Iedereen dacht toen: we lossen dat wel op. Pas na vier weken liep het uit de hand. Als je die legger leest, dan is Wenen een stad die met vakantie bezig is. Ze maakten ruzie wie voorop mocht lopen bij de begrafenis van Franz Ferdinand. Pas vier weken later begint die krant wat onrustig te worden. Het gaat niet goed. Twee weken later was Oostenrijk in oorlog. Eerst niks in de gaten.

Vier keer in uw boek wordt u echt woedend: wanneer u het hebt over de Weners en hun losgeslagen jodenhaat, het Franse Vichy-regime, de meedogenloze Spaanse burgeroorlog, en de dagen die u in het Baskenland doorbrengt.

mak: Heel juist! Dat u dat gemerkt hebt. Ik was razend op de Weners. Waarom? Omdat Oostenrijk altijd heeft gedaan alsof het slachtoffer is van de oorlog. Die act houden ze vol. Hetzelfde met de Fransen die zich gedragen of ze de oorlog gewonnen hebben, terwijl een groot deel van het land zich gewenteld heeft in corruptie. De Franse geschiedschrijving heeft dat tot eind zeventig verzwegen, maar nu is het zelfonderzoek gaande. Over Srebrenica maak ik me overigens ook erg boos. Ik wil geloven dat de Nederlandse regering radeloos was, maar ze moet niet vertellen dat het de schuld van de NAVO was. De Franse generaal Janvier haalde dezelfde valsigheid uit. Die zei dat als er Fransen waren geweest, er wel was gevochten. Terwijl de Fransen er niet eens meer durfden te zitten en dit wijselijk aan ons onnozele Hollanders hebben overgelaten.

In Baskenland was ik helemaal in verwarring. De mensen waren er buitengewoon aardig, vriendelijk, intelligent. Ze hadden de dingen goed door, maar ze hadden een drijfveer waar ik niets van begreep. Ik snapte het niet. Waarom richten jullie dat prachtige land van jullie ten gronde omwille van een puur negentiende-eeuwse ideologie? Waarom ga je zo ver dat je daarvoor het levensgeluk van iedereen in de weegschaal legt? Wat is die drift, dat heimwee? Het Baskische probleem vind ik heel belangrijk omdat het tekenend is voor het heimwee dat mensen in Europa hebben naar vorige tijden. Het is geen raar exces. Opvallend hoeveel jeugd het Baskisch nationalisme aanhangt. Dat zie je ook in Oost-Europese landen. Dat kun je niet afdoen als exotische gebeurtenissen. Nationalisme is een vorm van heimwee en heimwee is vaak een vorm van terechte cultuurkritiek. Er is veel ten goede veranderd, maar er zijn veel belangrijke dingen verloren gegaan.

Aan het begin van de twintigste eeuw dansten de Europeanen. Het was voor hen het begin van de vooruitgang. Het hele denken van de jeugd was gericht op de toekomst. Nu is het gericht op het verleden. Er is een prachtig boek van de Canadese sociologe Svetlana Boym, The future of Nostalgia. Nostalgie is voor haar de belangrijkste stroming van het einde van de twintigste eeuw. Nationalisme is daar een belangrijke uiting van. Er is behoefte aan een verhaal dat er niet is en ook maar niet komt en dat je dan maar zelf schept. Het Baskisch nationalisme is daar een duidelijk voorbeeld van. Men verlangt terug naar een vaderland dat nooit bestaan heeft. Een verbeeld vaderland.

En Europa? Gaat het allemaal misschien om niet meer dan een verbeeld Europa?

mak: Europa is iets heel geks. Het is een soort hommel. Er zijn insecten die volgens de wetten van de thermiek niet kunnen vliegen en dat toch doen. Europa is zoiets. Veel vaker in de wereld zijn losse brokken aan elkaar gegroeid tot natie. Bedenk dat de helft van de Fransen in 1850 niet eens Frans spraken. Zeventig jaar later is het één land.

We moeten vooral naar elkaar luisteren. En van elkaar leren. Weet je waar ik het hartelijkst ontvangen werd? Onder Tsjernobyl. De armste mensen die ik ontmoette! Philemon en Baucis: alles delen met de vreemdeling.

In Gdansk trok ik een avond de kroegen langs met Jaroslaw Krawczyk, een historicus en de hoofdredacteur van het blad Eeuwen spreken. Eerst werd er wat geruzied. ‘Jij reist maar rond, jij doet maar als westers journalist. Maar kijk eens naar mijn jasje? Keurig. Maar wel tweedehands’, knorde Krawczyk. ‘Zo hebben wij als intellectuelen altijd geleefd. Jullie in het Westen kunnen wel praten over de uitbreiding van Europa, maar wij zijn Europa, net als de Tsjechen, de Hongaren en de Roemenen.’ Die avond in Gdansk eindigde in somberheid. ‘Jullie met je geld’, vertrouwde Krawczyk me toe. ‘Wij moeten alles maar nemen wat jullie in het Westen over ons zeggen, maar vragen jullie je nooit eens af wat wij te bieden hebben? De strijdbaarheid van de Polen, de behoedzaamheid van de Tsjechen, de standvastigheid van de Hongaarse dissidenten, de doorleefde dilemma’s van de Oost-Duitsers? Zijn dat geen dingen waaraan bij jullie een stevig tekort is? Moed, principes, levenservaring?’

Door Bob De Groof

’40 miljoen doden. Ik wil van dat cijfer mensen maken en weten hoe het gekomen is.”Ik ben bang dat de geest van het nationalisme ons de komende jaren nog veel parten zal spelen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content