Dood door een wandeling in het bos ? In de Vlaamse bossen huizen parasieten die de gezondheid van de mens kunnen bedreigen.
Aan de rand van Brussel liggen af en toe dode vossen langs de wegen. Verkeersslachtoffers. Ook in het Antwerpse duikt de vos in de mensenwereld op. Onlangs lag er een dood exemplaar bij de kerk van Brasschaat. De vos rukt de stad binnen. En hij is niet alleen. Binnenkort verschijnt in het gereputeerde medische vakblad The Lancet een publicatie van een ploeg wetenschappers onder leiding van professor Ron Verhagen uit de onderzoeksgroep Evolutionaire Biologie van het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (Ruca). Daarin wordt voor de eerste keer het voorkomen in Vlaanderen beschreven van een parasitair monster met de naam Echinococcus multilocularis : een lintworm die de mens kan besmetten en de dood injagen.
?De worm is tamelijk algemeen in Noord-Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Oost-Europa,? legt Verhagen uit. ?In België was hij tot voor kort onbekend. Onderzoek wees ondertussen uit dat in de provincie Luxemburg tot 15 procent van de vossen met de worm besmet is. Vorig jaar zijn wij op vraag van de Vlaamse administratie voor milieu, natuur en landinrichting (Aminal) begonnen met een onderzoek naar de aanwezigheid van de worm in Vlaamse vossen. We hebben nu honderd vossen onderzocht. Daarvan waren er twee besmet met de worm. Dit mag natuurlijk geen reden zijn tot paniek, hoewel we de mensen aanraden weg te blijven uit de buurt van vossenburchten en geen vossenuitwerpselen op te rapen. Er is maar één Vlaamse patiënt bekend die met de worm te maken kreeg : een hondenkeurder die veel in Oost-Europa kwam en waarschijnlijk daar besmet werd.?
ZELFS CHIRURGIE IS GEEN OPLOSSING
De levenscyclus van de parasiet is een schoolvoorbeeld van de inventiviteit van de natuur om zich voort te planten. Het dier toont weinig respect voor het nefaste effect van zijn vernuftige verspreidingstechnieken op andere soorten. De volwassen worm leeft in de darm van vleeseters zoals vos of hond. Hij legt daar massaal eitjes die met de uitwerpselen op gras of struiken terechtkomen. Kleine knaagdieren zoals muizen eten al scharrelend eitjes op. De larven sluipen uit en dringen door de darmwand de bloedbaan van de muizen binnen, waarna ze meestal naar de lever migreren. Ze kapselen zich in een blaasvormige cyste in, die blijft groeien en zich kan uitzaaien. Als de muis door een roofdier wordt opgegeten, sluit de cyclus zich : de larven worden een volwassen worm die eitjes legt.
?De muizen hebben weinig last van de parasiet, omdat ze maar kort leven en meestal gestorven zijn voor de cysten zich uitzaaien,? zegt Verhagen. ?De cysten kunnen drie tot vijf jaar groeien. Als een mens toevallig met eitjes besmet geraakt, zal hij geleidelijk met een slecht functioneren van steeds meer organen te kampen krijgen. Als er blaasjes in de hersenen komen, treden blindheid en epileptische aanvallen op. Er bestaan geen efficiënte geneesmiddelen tegen de ziekte. De enige mogelijkheid is chirurgie, maar omdat de cysten meestal uitgezaaid zijn voor de diagnose is gesteld, biedt die zelden een oplossing. De sterfte bij de mens is bijgevolg hoog : ongeveer tachtig procent. Gelukkig is het probleem voor de volksgezondheid marginaal. In Duitsland sterft jaarlijks een twintigtal mensen aan de besmetting.?
Uitroeiing van de parasiet is een utopie. We zullen met de worm moeten leren leven. De natuur is niet alleen mooi en lieflijk. Het heeft zelfs geen zin om de vossenpopulatie aan te pakken, hoewel gevreesd kan worden dat de jagerslobby van de aanwezigheid van de worm gebruik zal maken om een vrije bejaging van de vos te bepleiten. ?Verdelging van vossen zal gaten creëren in de bezetting van territoria, en verplaatsingen in de hand werken, zodat de worm Vlaanderen sneller zal kunnen veroveren dan nu,? waarschuwt Verhagen. ?Ik vrees zelfs dat jagers de verspreiding van de worm bevorderen door hun illegale gewoonte om vossen te verdelgen met hondjes die ze in de burchten sturen. De gangen van een vossenburcht kunnen bezaaid zijn met eitjes, die in de pels van een jachthondje terecht kunnen komen, dat zo de ziekte kan verspreiden. Er zijn in Vlaanderen meer vossenjachthondjes dan vele mensen vermoeden.?
In Duitsland lopen er proeven om, naar analogie met de vaccinatie tegen hondsdolheid, vossen via lokaas met een ontwormingsmiddel te behandelen. Maar dat zal niet voor een mirakel zorgen. ?Het probleem is dat de larve heel oud kan worden, en ook door muskusratten verspreid wordt,? benadrukt Verhagen. ?Die trekken nog meer door Vlaanderen dan de vos, vooral in de lente en de herfst, maar ook als gevolg van de verdelgingsacties van de overheid. We zijn nu van plan om de Vlaamse muskusrattenpopulatie op de aanwezigheid van de parasiet te screenen. Verdelging van de muskusrat is uiteraard onmogelijk. Al vele jaren worden in ons land massa’s muskusratten gevangen, en toch is er geen daling van de populatie. De natuur laat zich niet gemakkelijk bijsturen.?
HET MILITAIR KAMP VAN TIELEN
Een andere parasiet in onze bossen is het hantavirus. Hij werd in 1978 in Azië ontdekt, nadat tijdens de Koreaanse oorlog drieduizend Amerikaanse soldaten door het virus uitgeschakeld waren. Een tiende van hen stierf. Het virus bleek in een bosmuis te schuilen. Sindsdien zijn er over de hele wereld veertien stammen beschreven, die elk een eigen knaagdiersoort als tussengastheer hebben. Eind de jaren zeventig werd in ons land de eerste hantavirose ontdekt : een infectie in een Brussels universiteitslaboratorium. In Vlaanderen vond professor Verhagen het virus voor de eerste keer in 1981, in het militair kamp van Tielen. De drager was een rosse woelmuis. Vijftig procent van de muizen bleek er besmet. Drie weken later kreeg Verhagen zelf met de ziekte af te rekenen. Gelukkig is de vorm die in ons land voorkomt, weinig gevaarlijk. De sterfte is lager dan 1 procent. Behandeling is mogelijk.
?Vele mensen die in ons land met het hantavirus besmet worden, gaan zelfs niet naar hun huisarts,? zegt doctor Guido van der Groen van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) in Antwerpen, die samen met Verhagen de eerste diagnose van het hantavirus voor Vlaanderen stelde. ?De ziekte uit zich een beetje als griep, met koorts en koppijn, en met wat lendenpijnen. Een aantal patiënten krijgt af te rekenen met ernstige klachten, zoals een storing van de nierfuncties, maar meestal zonder gevaar. De ziekte komt vooral in de Ardennen voor, waar ze soms de vorm van een epidemie aanneemt, met een honderdtal patiënten. In Vlaanderen is ze zeldzaam. Toch is waakzaamheid geboden, want in de Verenigde Staten is onlangs een stam van het virus ontdekt die longontsteking veroorzaakt. Daar loopt de sterfte op tot vijftig procent. Doctor Jan Clement van het militair hospitaal Koningin Astrid in Brussel publiceerde met een aantal collega’s in het medische topvakblad New England Journal of Medicine speculatieve aanwijzingen voor het voorkomen van deze dodelijke vorm in Europa. Gelukkig leeft de Amerikaanse tussengastheer van de parasiet niet bij ons.?
De rosse woelmuispopulatie in ons land is chronisch met het virus besmet, maar ze heeft er zelf geen last van. Speeksel en urine van een besmette muis bevatten altijd virusdeeltjes. Ze kleven gemakkelijk aan stofjes en kunnen over grote afstand weggeblazen worden. Ze inademen volstaat om besmet te raken. Onderzoek van Verhagen heeft uitgewezen dat het epidemisch karakter van de ziekte afhangt van het sociale leven van de muis. De rosse woelmuis houdt van vochtige bossen. In tijden van droogte concentreert ze zich op de schaarse natte plaatsen, waar de kans op besmetting verhoogt. Na winters met veel eikels bereikt de muizenpopulatie een hoge dichtheid. Ook dan verhoogt de kans op besmetting. Dat was vorig jaar het geval.
De bosmuizen van ons land kunnen het hantavirus ook huizen, maar het virus voelt er zich onvoldoende thuis om zich voort te planten. Wel ontdekte de ploeg rond Verhagen een mollenpopulatie in het Vlaams-Brabantse plaatsje Holsbeek, waarin het virus bleek te floreren. ?Het virus maakt dus soms de sprong naar een nieuwe gastheer,? zegt Verhagen. ?We onderzoeken nu of de erfelijke kenmerken van het virus in Vlaanderen variëren. Vele virussen zijn heel dynamisch. De kans op het ontstaan van een variant die dodelijk is, of die een nieuwe gastheer kan exploreren, blijft bestaan. Het hantavirus lijkt wel minder flexibel dan het griep- of het aidsvirus. Uitroeiing is onmogelijk, omdat het zo talrijk voorkomt in de muizenpopulatie. Het enige wat de mensen kunnen doen om besmetting te vermijden, is muizen buiten houden. Gelukkig leeft het virus niet in de huismuis.?
DE MENS VERSTOORT HET EVENWICHT
Het is onduidelijk waarom de muizen niet en de mensen wel last hebben van het hantavirus. ?De interactie tussen een gastheer en zijn virus is niet altijd nefast,? zegt doctor Van der Groen van het ITG. ?Vele dieren leven probleemloos met virussen in hun cellen. Het contact tussen levensvormen kan lang in een prachtig, maar precair evenwicht evolueren. Maar als dat evenwicht wordt verstoord, en de mens is daar sterk in, kunnen bepaalde levensvormen zich plots vreemd gedragen. Vele ziekten van de mens zijn in de loop van de geschiedenis uit de natuur zijn lichaam binnengedrongen, omdat de mens binnendrong in gebieden waar hij nog niet was geweest. Dat gold vroeger voor de pest en de pokken, en nu voor het aids- en het ebolavirus.?
De reislust van de moderne mens draagt virussen probleemloos van de ene kant van de wereld naar de andere. De moderne wetenschap draagt er op haar beurt toe bij dat virusbesmettingen gemakkelijk en snel worden ontdekt. ?Toen ik in 1976 in Afrika als eerste een besmetting met het ebolavirus bestudeerde, moest ik zelf met een handcameraatje wat beelden maken, of niemand zou er iets van hebben gezien,? zucht Van der Groen. ?Maar toen het ebolavirus vorig jaar in het Zaïrese stadje Kikwit opdook, keek heel de wereld mee. In 1981 kostte het me zes weken om de eerste diagnose van het hantavirus in Vlaanderen te stellen. Met de huidige onderzoekstechnieken gaat dat bijna automatisch.?
Een derde infectie die sinds kort met grote regelmaat uit onze Vlaamse bossen opduikt, is de ziekte van Lyme. Onlangs verscheen er een rapport van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap, waaruit bleek dat bijna tien procent van de boswachters en bosarbeiders in Vlaanderen drager was van de bacterie Borrelia burgdorferi, die de ziekte veroorzaakt. Nog eens twaalf procent maakte melding ooit last te hebben gehad van de rode huiduitslag die de ziekte kenmerkt. De bacterie wordt overgedragen door tekenbeten. Bijna de helft van de ondervraagden bleek jaarlijks meer dan eens door een teek gebeten te worden. Vooral in Antwerpen en Limburg was het probleem belangrijk. In Oost- en West-Vlaanderen is de kans op besmetting voorlopig gering.
In gans België worden jaarlijks ongeveer vijfhonderd gevallen van de besmetting geregistreerd. Ook wandelaars en natuurliefhebbers kunnen getroffen worden. De ziekte van Lyme is potentieel dodelijk. Er zijn drie types van symptomen. Het algemeenste is de huiduitslag. Verder is er een type met gewrichtspijnen, en tenslotte het minst voorkomende, maar wel gevaarlijkste type, dat gepaard gaat met neurologische aandoeningen en tijdelijke blindheid. Dit type is moeilijk te behandelen.
Ook voor deze ziekte zijn de belangrijkste tussengastheren knaagdieren. Ze onderscheidt zich van beide vorige aandoeningen, omdat er een vector in het spel is, die de ziekte overdraagt. Dat is de teek. Als larve hecht ze zich aan kleine knaagdieren, waaruit ze bloed zuigt om te groeien. Ze wordt dan een nymfe, die verhuist naar grotere tussengastheren, zoals de mens of de hond. Na nog een bloedmaaltijd wordt ze volwassen en verhuist ze weer. Ze prefereert dan de mens of groot wild, zoals reeën. Daar heeft ze bloed nodig voor de voortplanting. Ze legt eieren, die de cyclus herbeginnen. Het is niet bekend welke proportie van de teken met de bacterie besmet is. Maar de bacterie heeft zich ondertussen zo stevig in de muizenpopulaties genesteld, dat ze niet meer uit te roeien is.
DE REE VERSPREIDT DE TEEK
?In Vlaanderen bestaan er grote lokale verschillen in de besmetting van muizen met de bacterie,? zegt professor Verhagen. ?In het Limburgse Hechtel, bijvoorbeeld, zijn veel muizen besmet. De proportie van infecties neemt toe van oost naar west. Dat ligt niet voor de hand, want teken kunnen zich bijna niet verplaatsen. De oorzaak van deze uitbreiding moet dus bij een tussengastheer liggen, en misschien wel vooral een gastheer voor de volwassen teek. Zo komen we bij de ree. In 1975 leefden er in Vlaanderen drieduizend reeën, vooral in de Kempen. Nu zitten reeën bijna overal. In West-Vlaanderen worden al zogenaamde veldreeën gesignaleerd een fenomeen uit Noord-Frankrijk die niet meer in het bos komen. We schatten dat er ondertussen meer dan tienduizend reeën in Vlaanderen zijn. Ik hoop binnenkort te kunnen starten met een onderzoek naar de rol van de ree in de verspreiding van de ziekte van Lyme.?
En er zijn nog rare beesten op komst. In Oostenrijk en Zwitserland zijn de teken op de reeën drager van een bacterie die hersenvliesontsteking veroorzaakt, en die veel gevaarlijker is dan de ziekte van Lyme. Er worden in ons land nog altijd reeën uit Midden-Europa ingevoerd, vooral voor de jacht, omdat ze zwaar zijn en mooie horens hebben. De ingevoerde dieren worden soms door een veearts gecontroleerd, maar die kijkt nooit naar wat er in de teken in hun pels zit. Het ontwijden van everzwijnen door jagers een praktijk waarbij de buik van het everzwijn wordt opengesneden om de ingewanden te verwijderen werkt de verspreiding in de hand van het spoelwormpje Trichinella, dat bij de mens tot problemen met hart en spieren kan leiden. Everzwijnen zijn ook dragers van een Ricketsia-soort, een wezentje op de grens tussen virussen en bacteriën, dat waarschijnlijk door luizen wordt overgedragen, en een tyfus-achtige aandoening veroorzaakt. In Frankrijk rukt het naar het noorden op.
?Er is uiteraard geen reden tot paniek, maar we moeten er wel rekening mee houden dat deze levensvormen zich manifesteren, en dat ze geen respect hebben voor de aanwezigheid of zelfs het bestaan van de mens,? zegt Verhagen. ?Gastheren en parasieten ontwikkelen soms strategieën om elkaar het leven niet te moeilijk te maken. Coëvolutie heet dat. Een parasiet heeft er geen voordeel bij dat een gastheer te snel sterft, want dan is het ook voor hem gedaan. Zo hebben reeën geen last van de ziekte van Lyme, maar mensen wel. We weten voorlopig niet hoe dat komt. Dat vergt doorgedreven fundamenteel onderzoek. Ondertussen moeten we doen wat we kunnen om de risico’s op besmetting te beperken. Dat is vooral een kwestie van een adequaat beleid en een efficiënte controle.?
Dirk Draulans
Jagers dragen door de illegale verdelging van vossen bij tot de verspreiding van parasieten.
De helft van de Vlaamse boswachters wordt elk jaar meerdere malen door een teek gebeten.
Vele muizen huizen in hun cellen probleemloos parasieten die de mens zwaar ziek maken.