De hoeksteen van de behandeling van allergie is het vermijden van de stof waarvoor men allergisch is. Is dat niet mogelijk, dan kan medicatie soelaas brengen.
De boodschap is eigenlijk eenvoudig: om allergische verschijnselen te doen verdwijnen, volstaat het om contact met de oorzaak van de allergie te vermijden. Wie allergisch reageert op aardbeien, eet die voortaan niet meer. Iemand met een hondenallergie neemt geen hond in huis. Is een latexallergie het probleem, dan zijn latex handschoenen en latex condooms uit den boze. Alleen: wie hooikoorts heeft en allergisch is voor pollen, kan de stuifmeelkorrels in de lucht onmogelijk uit de weg gaan. Hetzelfde geldt voor huisstofmijtallergie. Met een doorgedreven stofcontrole kun je de concentratie van deze beestjes wel verminderen, maar ze helemaal uitschakelen, is uitgesloten.
Blijven de allergische klachten hinderlijk, dan kunnen medicijnen een uitweg bieden. De farmaceutische industrie stelt een heel arsenaal anti-allergica ter beschikking. Sommige werken preventief en voorkomen opstoten van allergische symptomen, andere worden ingezet op het ogenblik dat er klachten zijn. Anti-allergica zijn efficiënt in het bestrijden van de ongemakken en het beperken van de lichamelijke schade, maar de allergie genezen, doen ze niet. Daarom moeten allergiepatiënten hun medicatie blijven innemen zolang de allergie bestaat – en dat kan levenslang zijn.
Afhankelijk van de aard en de ernst van de allergie stellen artsen ofwel een onderhoudskuur voor ofwel een behandeling telkens als de symptomen de kop opsteken. Voor iemand die in de lente en de zomer licht tot matig last heeft van pollenallergie, volstaat medicatie in die seizoenen meestal wel. Mensen met astma, veroorzaakt door een huisstofmijtenallergie, krijgen een onderhoudsbehandeling. Astma gaat gepaard met een chronische ontsteking van de luchtwegen. Die ontsteking kan op de duur de luchtwegen beschadigen. Een onderhoudsbehandeling kan dat afremmen.
ANTI-ALLERGICA
Allergische verschijnselen zijn heel vaak het gevolg van het massaal vrijzetten van histamine uit zogenaamde mestcellen. Histamine prikkelt diverse lichaamssystemen. De bloedvaten zetten uit, vocht sijpelt naar buiten, luchtwegen vernauwen, enzovoort. Dat leidt tot de bekende ongemakken: kortademigheid, druipneus en rode ogen.
Klassieke anti-allergica grijpen in op dat proces. Sommige verhinderen dat de mestcellen hun histamine vrijzetten, andere bezetten de histaminereceptoren zodat de histamine zijn werk niet kan doen. Deze klassieke anti-allergica werken vooral bij pollenallergie (hooikoorts), conjunctivitis (oogallergie), netelroos en jeuk. Klassieke anti-allergica worden doorgaans goed verdragen. De eerste generaties anti-histaminica waren wel zeer slaapverwekkend, maar de nieuwe producten hebben dat probleem niet meer.
De behandeling van allergisch astma is een geval apart. Astmalijders krijgen medicijnen die de luchtwegen openzetten en zo de symptomen bestrijden. Ze zitten vervat in handverstuivers ( puffertjes) of in schijfjes ( discussen). Overdreven gebruik veroorzaakt hinderlijke nevenwerkingen, zoals hartkloppingen en beven. Bij astma tracht men ook het onderliggende ontstekingsproces af te remmen en daartoe worden gewoonlijk de heel efficiënte corticosteroïden (cortisonachtigen) ingezet. Bij lokale toediening, bijvoorbeeld met een verstuiver, hebben corticosteroïden haast geen nevenwerkingen. Bij kinderen is langdurig gebruik wel te mijden, omdat het de groei vertraagt.
Sommige allergieën kan men verminderen of genezen met een hyposensibilisatiekuur. Zo’n kuur is gebaseerd op de vaststelling dat de overgevoeligheid voor een bepaalde stof vermindert wanneer een verdund extract van die stof onderhuids wordt ingespoten. De ingespoten doses worden geleidelijk opgevoerd en het lichaam went als het ware aan het allergeen. Hyposensibilisatiekuren zijn bijzonder tijdrovend: om een blijvend effect te krijgen, moet de patiënt de behandeling ten minste drie jaar volhouden. Soms zijn wekelijkse injecties nodig, maar tegenwoordig bestaan er depotpreparaten waaruit het allergeenextract vertraagd wordt vrijgemaakt, waardoor één inspuiting per maand volstaat.
Hyposensibilisatie is echter niet zonder risico. Na een injectie moet de patiënt een half uurtje in de wachtzaal zitten, want het ingespoten allergeen kan een ernstige allergische reactie teweegbrengen. In dat geval wordt de dosis aangepast bij een volgende inspuiting.
Marleen Finoulst
anti-allergica bestrijden de ongemakken, maar de allergie genezen doen ze niet.