‘Soms knijp ik in mijn arm en denk: gebeurt dit allemaal echt?’ Niemand ziet ze en (bijna) niemand wil ze zien. Een nacht tussen de jongenshoeren van het Antwerpse Statiekwartier.

Antwerpen, Statiekwartier, Astridplein, 17.12.

Mensen wandelen uit het Centraal Station. Het Astridplein lijkt vandaag wel een castingbureau voor verlopen outcasts. Een man is in een gevecht verwikkeld met zichzelf. Hij daagt uit, kan het niet laten, wil aandacht. Niemand kijkt op. You can’t always get what you want.

Niet veel verder van dat tafereel, twee straten maar, zit een jongen. Hij praat stil – zelfs onze minidisc heeft moeite om hem te herinneren.

-‘ Knack?’

‘Ik lees liever Deng.‘ Hij lacht, heel even.

Dit is Jeff. Twintiger. Streetwise. Jongenshoer. ‘Niemand weet het. Mijn ouders niet, mijn vrienden niet… Als ik met naam en toenaam in de Knack sta, dan barst de wereld, dan hang ik mij direct op. In het milieu geldt één regel: nooit met de pers praten. Iemand die dat doet, kan zijn kop nergens meer tonen.’

Maar het moet eruit. ‘Ik ben al die hypocrisie zo beu. Vrouwenprostitutie, dat aanvaardt iedereen. Ze lachen er zelfs mee. Maar jongensprostitutie? Niemand praat over ons: wij bestaan niet. De kloterij is, ons publiek is absoluut niet marginaal. Integendeel: professoren, arbeiders, dokters, zakenmannen… degenen die het luidst roepen, dat zijn de ergste. Een paar maand geleden liep ik over straat. Een man liep met zijn vrouw en zijn twee kindjes voorbij. Ze kwamen net van een voorstelling in zaal Elckerlyc. Ik hoorde hem roepen: “Daar, die vuile hoeren. Schandalig dat de stad niet optreedt.” Ik kende hem. De dag ervoor sprak hij mij ook aan. Alleen, toen voor een blow job.’

Hij steekt een sigaret op. ‘Jongenshoer worden is nooit mijn droom geweest, nee. Ik ken niemand in de jongensprostitutie, die dat graag doet. Er is ook niemand die beslist: en vanaf nu ga ik in de jongensprostitutie. Je rolt erin.

‘Ik was negentien en wou wég. Ik lag overhoop met mijn ouders, mijn lief had het uitgemaakt. Naar Antwerpen gaan betekende vluchten. Maar het viel tegen. Ik zat op mijn studio, in de klotebuurt van Antwerpen. Een hele dag rondhangen, niets om handen hebben. Geld was er niet. Teruggaan was géén optie, no way. Daarvoor was ik te fier. Hoe gaat dat? Ik liep op een dag door het stadspark. Iemand sprak mij aan: hoeveel ik vroeg? Ik schrok, beende weg. ’s Avonds begon ik te twijfelen. Ik nam mij voor: ik doe het voor het geld, maar neem hem niet mee naar mijn studio. Dat was mijn wereld, daar kwam hij niet binnen.

‘Het was niet moeilijk om iemand te vinden, die eerste keer. Elke vijf minuten komt er wel iemand langs.

‘Hij nam me mee naar zijn studio. Ik was zenuwachtig, had ongelofelijk veel schrik. Ik kleedde mij uit, ging op bed liggen, concentreerde mij. Na een halfuur was het gedaan. De volgende dag dacht ik: nog één keer. Op den duur stond ik er elke avond. Van 9 tot 2 uur ’s nachts, in de gietende regen soms. Het voelde niet goed, maar het was verslavend. Ik kreeg erkenning voor iets wat ik deed. Ik was eindelijk iemand.’

Nog een sigaret. ‘Ik leerde het stadspark kennen. Heel Antwerpen kent dat park als hét homopark . Maar dat er ook getippeld wordt, dat weet niemand. Of beter, dat wil niemand weten. Met de homo’s die daar rondlopen, hebben wij niets te maken. Zij willen cruisen: onbetaalde, anonieme seks hebben met andere homo’s. Ik ken hen niet en zij kennen mij niet. Wij hebben alle twee een ander doel. ’s Nachts gaan de jongens, om verwarring te vermijden, uit het park. Zij blijven.’

Bestaat er samenhorigheid tussen de jongenshoeren? ‘Niet meer. Vroeger wel. Dan spraken we een prijs af en daar ging je niet onder. Maar de laatste tijd lopen er steeds meer niet-Belgen rond. Die gasten gaan al voor 20 euro mee. Onvoorstelbaar. Nu is het ieder voor zich. De concurrentie is hard.’

Ga jij met elke klant mee? ‘ Zot!? Natuurlijk niet! Ik selecteer. Hij mag geen degoutant uiterlijk hebben. En zonder racistisch te willen zijn: ik ga ook nooit mee met Marokkanen. Jongensprostitutie is in hun cultuur aanstootgevend. Ze reden eens met een BMW rond het park om ons van het voetpad te rijden.’

Hij vertelt over zijn vaste cliënteel. Over die ene man die na de daad recht voor zijn ogen een briefje van 100 euro middendoor scheurde, (‘ik dacht maar aan één ding: lopen, lopen, lopen…’), vereenzaamde homo’s (‘vanaf je veertigste ben je out in de homowereld, dus moet je op een andere manier bevrediging zoeken’). Maar het overgrote deel zijn toch brave huisvaders, vertelt Jeff. ‘Allemaal hetero’s. Onvoorstelbaar welke eisen je te horen krijgt. Het cliché is trouwens waar: hoe chiquer het volk, hoe straffer de eisen. De arbeider die met zijn fiets komt, dat is de makkelijkste.’

Hij zucht. ‘Ik heb hier in Antwerpen mijn naïviteit verloren. Soms knijp ik in mijn arm en denk: gebeurt dit allemaal echt? Op een dag was ik het beu: de straat, het stadspark. Elke keer die schrik: waar ga ik terechtkomen? Een klant heeft mij in het escortmilieu geïntroduceerd. De straat is het laagste, escort staat daar een stap boven. Het is heel zeldzaam dat iemand promoveert van straathoer tot escort. In het begin was het leuk. Het had heel wat voordelen. Het was veiliger, want er gaat altijd een chauffeur mee. En het betaalde goed: 150 euro, 100 euro meer dan op straat. Maar de eisen die klanten stellen zijn zo goor… Op een bepaald moment kreeg ik van een man de vraag om zijn echtgenote te verkrachten en alles te filmen. Dat was de druppel. Na twee maanden ben ik ermee gestopt.’

Heb je respect voor je klanten? ‘Respect niet, neen. Maar ik begrijp ze wel. Naar het Schipperskwartier gaan is een risico. Als je daar gezien wordt, heb je sowieso ambras en kans op een echtscheiding. Maar als je in de buurt van het Station rondrijdt… ach er lopen zo veel mensen rond.’

Er lopen ook veel Jeffs rond in Antwerpen. Hoeveel? Niemand weet het. Misschien een paar honderd, misschien veel meer.

Antwerpen, Statiekwartier, Quellinstraat, 19.09.

Een jongen bietst voor wat sigaretten. Hij belt aan in een portiek. Een meisje smijt van twee hoog een sleutelbos naar beneden. Niemand kijkt op. Mensen blijven voorbijwandelen.

Afgesproken met Dirk Vertongen. Hij werkt al jaren met Antwerpse straatkinderen. Twee jaar geleden stampte hij Boysproject uit de grond, een soort opvangcentrum voor jongenshoeren. Hier, in de Quellinstraat, komen ze op adem, kijken ze tv, leren ze dat aids een ziekte is en wat er zoal in de gebruiksaanwijzing van een condoom staat. Maar vooral, het is er warm en ze kunnen praten. Want die stad kan verdomd koud zijn.

‘Het is heel moeilijk om over jongensprostitutie te spreken’, zegt Dirk. ‘Het is een dubbel taboe: prostitutie en mannenseks. Twee vrouwen die hand in hand lopen, oké. Maar twee mannen die hand in hand lopen? Dat vinden we toch nog altijd raar. Zo is dat ook in de prostitutie. Vrouwenprostitutie is zichtbaar, jongensprostitutie niet. Er lopen ook nauwelijks pooiers rond in het wereldje. Om dezelfde reden dat je bijna nooit een dakloze vrouw ziet: een vrouw wordt beschermd, een man moet zijn plan maar trekken.’

Hoe heb jij ze gevonden?

DIRK: Op straat. Het was verschrikkelijk moeilijk om ze te vinden. Er lopen zo veel jongens rond. In het begin vroeg ik mij af: bestaan er wel jongensprostitués in Antwerpen? Uren en uren heb ik in het milieu doorgebracht. In de prostitutie ben je klant, voyeur of flik. Maar dus niet van ‘een organisatie’. Ik had één geluk: ik ben hetero, maar heb ook vrouwelijke kanten. Dus ging ik naar de homobars van de Van Schoonhovestraat. Heel wat oude venten kwamen slijmen: “Gij hebt mooie ogen! Wilde gij iets drinken?”(lacht luid) . Ik wist: als ze bestaan, dan moeten ze mij nu zien. En dat was ook zo. Ik werd voor hen een aanvulling op straat. Beetje bij beetje kon ik hun vertrouwen winnen.

Vandaag bereikt Boysproject 178 jongeren, van wie een vierde minderjarig is. Wie zijn ze?

GREET: (medewerkster Boysproject) Dé jongensprostitué bestaat niet. Ze hebben allemaal hun redenen, hun achtergrond om in de business te stappen. Wat opvalt, ze hebben zo veel aandacht gemist. Gisteren zaten hier twintig jongens binnen. Dat zijn twintig mensen, maar geen groep. Ze functioneren ook niet als een groep. Als je met de ene praat, is de andere jaloers. Die wil ook aandacht.

Praten jullie de prostitutie uit hun hoofd?

DIRK: Nee. Dat komt in het begin te bedreigend over. We willen hun zelfredzaamheid vergroten. Zij moeten zelf keuzes kunnen maken. Vergeet niet, die prostitutie is slechts een deel van een veel grotere problematiek. De Belgische jongens hebben allemaal een problematisch verleden: ze komen uit gebroken gezinnen, instellingen, zijn seksueel mishandeld geweest… Nu zijn ze net meerderjarig. Ze overleven van een uitkering of het OCMW.

Aan de andere kant heb je een grote groep Joegoslaven. Tijdens of na de oorlog zijn die met hun familie naar hier gekomen. Er heerst heel wat onduidelijkheid over hun situatie: mogen ze blijven of niet? Maar intussen moeten ze natuurlijk wel overleven. Dus sturen ouders hun minderjarige kinderen de straat op met bloemen. Maar die jonge gasten bedelen natuurlijk niet graag. Ze zijn ook jaloers op al die Belgische jongeren met een gsm en mooie kleren. Dus wat doen ze? Ze gooien hun bloemen weg en doen in ruil een klant. Dat verdient veel sneller. Homoseksualiteit, dat kennen ze niet. Ze komen uit een machocultuur. Homoseksualiteit is voor hen gekoppeld aan geld. Dat er mannen zijn die seks met elkaar hebben uit liefde, zonder dat ze daarvoor betalen, kunnen ze zich zelfs niet voorstellen. Hetzelfde met aids. Daar hebben ze al wel eens van gehoord. Maar, denken ze, het duurt jaren voor je daar iets van merkt. En voor hen telt alleen het nu. Als een klant vraagt om zonder condoom te vrijen, betekent dat meer geld. En zo gaan ze altijd maar verder en verder. Tot ze op den duur dingen doen, die ze niet meer kunnen verantwoorden voor hun eigen cultuur.

***

De bel gaat. Beneden staat een jongen. ”t Is Billy.’

‘Jongensprostitués zijn als de dood voor journalisten’, waarschuwt Dirk ons vooraf. ‘Ze hebben een dubbelleven. Ze praten met niemand over wat ze doen. Vaak liegen ze over veel dingen, zelfs over hun eigen naam. Het geld dat ze verdienen is vies: het moet direct uitgegeven worden aan drank, drugs, uiterlijkheden… Alsof ze zelf niet willen weten waar ze mee bezig zijn. Billy is een uitzondering. Ik denk zelfs dat hij graag eens op tv zou komen.’

-Dag Billy.

‘Jongenshoer worden was mijn droom’, zegt hij. ‘Ik doe het heel graag. In tegenstelling tot de andere jongens weiger ik nooit een klant. Ik vind, je bent hoer of je bent het niet.’ Hij tatert er enthousiast op los. Over bekende klantjes en standjes. Billy zou scoren op televisie. En toch. Er klopt iets niet in zijn verhaal. Tussen twee zinnen door, zegt hij: ‘Nu ben ik eventjes gestopt.’

Waarom?

Hij schuifelt voor het eerst wat ongemakkelijk op zijn stoel. ‘Ik ben aan het verhuizen. Maar ik ga er direct opnieuw mee beginnen. Ik wil nieuwe mensen leren kennen.’ Hij tatert verder. Na 90 minuten is onze minidisc vol. Billy stopt met praten. Weg aandacht. Hij vertrekt, de stad in.

‘Heb je hem, tussen de regels door, horen twijfelen?’, vraagt Boysproject-medewerker Gino. ‘Hij heeft een licht mentale handicap en kan zich moeilijk redden in de maatschappij. Billy is eigenlijk een heel kwetsbare jongen. En daarom ook een o zo gemakkelijk slachtoffer. Mensen als Billy zijn opgegroeid in het milieu, ze hebben nooit iets anders gekend. Zoals zoveel jongensprostitués wil hij eruit, al zal hij dat niet makkelijk toegeven. Het probleem is, die andere wereld kent hij niet.’

DIRK: Dat is het drama van veel jongensprostitués: ze blijven niet eeuwig jong. Een vrouwelijke prostituee kan oud worden, sommige mannen vinden het wel eens leuk om met een oma van 65 in bed te duiken. In de jongensprostitutie is dat uitgesloten. Op je dertigste heb je afgedaan. Een enkeling houdt nog even de schijn hoog met maquillage. Daarna proberen ze soms een ander leven te beginnen, een vaste relatie op te bouwen, werk te vinden. Maar wat staat er op hun cv? Niets. Wie kennen ze buiten het milieu? Bijna niemand. De relatie of de zoektocht naar wit werk mislukt heel vaak. Na een paar jaar zie je die gasten dan plots weer opduiken in het milieu. Alleen, dan komen ze tot het pijnlijke besef dat ze niet meer hot zijn, dat ze al die jaren koopwaar geweest zijn.

Antwerpen, Statiekwartier, Van Schoonhovestraat, 21.27.

Jongensprostitutie is geen thema in Antwerpen. ‘Dat is echt wel het laatste waar ze mee bezig zijn op het stadhuis’, vertelt een politicus ons. ‘Sterker, ik vraag mij af of ze op ’t Schoon Verdiep wel weten wat jongensprostitutie is.’

Helemaal ongelijk heeft hij niet. Een tijd geleden stelde de stad Antwerpen een groot prostitutieplan op. Het woord ‘jongensprostitutie’ komt daar niet in voor. Domweg vergeten? ‘Zoiets ja’, zucht prostitutieambtenaar Joris Wils. ‘Maar dat is ook begrijpelijk. Laat ons eerlijk zijn: het is een relatief kleine scène en ze veroorzaken weinig overlast. Ze zijn actief op de as stadspark-Centraal Station-Van Schoonhovestraat, een wijk met voornamelijk bureaus en advocatenkantoren. Er wonen weinig mensen, dus kan er bijna niemand klagen over de overlast ’s nachts. Dat was wél het geval bij de raamprostitutie in het Schipperskwartier en de tippelprostitutie rond het Atheneum.’

En toch. Het stadspark werd onlangs kort geknipt. En volgens de jongensprostitués houdt de politie er de laatste tijd controles. Toeval? Of de hete adem van het Vlaams Blok? ‘Wij houden regelmatig toezicht in het stadspark’, bevestigt een commissaris van zone-Centrum.

– Waarom? Prostitutie is toch niet strafbaar?

‘Dat klopt. Maar het aanzetten tot prostitutie en het pooierschap zijn dat wel.’

– Bestaan er dan pooiers in de jongensprostitutie?

‘Euh toegegeven, we zijn er nog geen tegengekomen. (Volgens de jongenshoeren bestaan ze wel, maar zijn ze zeldzaam, nvdr.) Maar het gebeurt dat jongens zich voordoen als prostitué en hun klanten beroven. Het omgekeerde gebeurt natuurlijk ook. De bereidheid om dat soort zaken aan te geven is bijzonder klein, dat begrijpt u wel. De meeste slachtoffers zijn getrouwde mannen. En, vergeet niet, er lopen ook heel wat minderjarigen rond.’

‘Die controles zijn echt lastig’, zegt Billy. ‘Ze vragen honderd keer per dag je identiteitskaart. Die agenten zijn meestal in burger. Ik weet, zolang ik niemand aanraak, kunnen ze mij niets doen. Wat ik wel erg vind, die controles zijn een ramp voor de business: de klanten blijven de laatste tijd weg uit het stadspark. Het gevolg? Nu werken er jongensprostitués op de Meir, op Linkeroever, in de gangen van de megabioscoop UGC, in heel de stad eigenlijk…’

‘Dat is zo,’ zegt Dirk Vertongen, ‘door de controles is jongensprostitutie uit het zicht verdwenen, maar natuurlijk niet weg. Nog zoiets. Er hangen nu overal in Antwerpen affiches: “Het is makkelijk om kinderprostitutie te negeren. Maar het melden kan een kind redden.” Over wie gaat dat? Over Julie en Mélissa? Of over onze gasten? Ik stel mij vragen bij die campagne. Want wat gebeurt er? Die minderjarigen worden opgepakt, naar Mol gestuurd en een maand later staan ze daar weer. Heb je hun problemen opgelost? Kijk, een politiebeleid is natuurlijk nodig, maar goede hulpverlening is dat evenzeer. Anders geef je het grote publiek alleen de illusie dat je iets onderneemt. Het probleem moet gewoon in de diepte aangepakt worden. En laat ons niet hypocriet doen: zolang er vraag is, zal er ook aanbod zijn. Jongensprostitutie zal nooit verdwijnen uit Antwerpen. Minderjarigen horen niet in het prostitutiemilieu, laat dat duidelijk zijn, maar voor de anderen is een degelijk gedoogbeleid veel werkbaarder.’

Dat beseffen ze bij de stadsdiensten ook. Onlangs schreven die een bijvoegsel over jongensprostitutie. Maar de nota is, zo horen we daar, nog niet goedgekeurd in de gemeenteraad. ‘Dat is voor binnenkort.’

‘Dat betwijfel ik ten zeerste’, zegt een politicus. ‘Niemand is enthousiast. De reden? Iedereen in Antwerpen voelt de druk van het Vlaams Blok. Stel dat de stad met veel publiciteit aankondigt dat ze met de jongensprostitués op een niet-repressieve manier wil omgaan. Waarvoor zal het Blok pleiten? Voor net het tegenovergestelde, natuurlijk. En dan staan we veel verder van huis. Daarom wil geen enkele partij voor die gasten in de bres springen.’ Geen slapende honden wakker maken, dat verhaal.

Antwerpen, Statiekwartier, De Keyserlei, 05.01.

De eerste pendelaars wandelen naar het Centraal Station.

Tweehonderd meter verder, in het Stadspark, gaat de struggle for life onverminderd door. Een jongen kijkt schichtig om zich heen, probeert de slaap te vatten. Geen klanten gehad, vannacht. No (blow)job. Hij snuift en kijkt uit naar de ochtend, die nu niet lang meer op zich kan laten wachten.

Stijn Tormans

‘Later komen ze tot het pijnlijke besef dat ze al die jaren koopwaar geweest zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content