Bij de voorzittersverkiezingen vorig jaar haalde hij tot veler verrassing meer dan een derde van de stemmen. Vandaag vraagt hij een plaats op de Antwerpse SP.A-lijst voor het Vlaams Parlement in 2009. Erik De Bruyn over de noodzaak van een vermogensbelasting, de dreiging van de kiesdrempel en het totale gebrek aan intern debat bij de Vlaamse socialisten.
Ik vind het tragisch dat ik mijn partij moet aanvallen in de media’, zegt Erik De Bruyn. ‘Maar ik heb geen alternatief. Binnen de partij wordt niet naar mij geluisterd, ik krijg zelfs geen antwoord op mijn vragen. Van enig intern debat is geen sprake. En dat is nog veel tragischer. Ik zie dat mijn partij kapotgaat, en dus móét ik spreken.’
Bij de socialistische voorzittersverkiezingen eind vorig jaar scoorde Erik De Bruyn, als tegenkandidaat van Caroline Gennez, ruim 33 procent van de stemmen. De Bruyn is het boegbeeld van SP.A Rood, een beweging binnen de partij die vindt dat de SP.A een veel linksere koers moet varen. Het was een merkwaardige voorzittersstrijd, vooral omdat Gennez nooit rechtstreeks met De Bruyn in debat wilde gaan. En de verstandhouding is er niet op verbeterd, zegt De Bruyn, van wie in maart 2009 bij uitgeverij Epo het boek Rooddruk voor een nieuw socialisme verschijnt. ‘Mijn positie binnen de partij is penibeler dan ooit. Veel sympathie heb ik nooit ondervonden, maar vandaag word ik echt agressief bejegend. Mensen die zich uiten als sympathisanten van SP.A Rood worden uitgescholden voor rotte vis, wij zijn zogezegd scheurmakers, wij werken de verdeeldheid in de hand. Maar dat is niet mijn bedoeling. Integendeel, ik wil de partij versterken. Maar dan moet men naar ons willen luisteren.’
En dat gebeurt niet, aldus De Bruyn. ‘De situatie is abominabel’, zegt hij. ‘Het is compleet onmogelijk om intern je ongenoegen te uiten. Er is sowieso weinig politiek leven in de partij, momenteel. Maar het ergste is dat het alleen nog maar de professionals zijn die de politieke lijn bepalen. De basismilitanten hebben niets te zeggen. Toen Caroline Gennez in de Brusselse KVS de nieuwe boegbeelden voorstelde, zaten er helemaal geen gewone leden in de zaal. Dat waren bijna allemaal kabinetsmedewerkers, parlementaire medewerkers – mensen die beroepshalve met de partij verbonden zijn. Mensen die schatplichtig zijn aan de huidige partijtop. Want zo gebeurt het: aan de top worden mensen gemaakt of gekraakt. Alles gebeurt top down, dat is al zo sinds Patrick Janssens voorzitter was. Voor mensen die van onderuit willen doorgroeien, is geen plaats. Daarom was het ook absoluut not done dat ik mij vorig jaar kandidaat stelde voor het voorzittersschap. Dat hoort niet in onze partij. Alles komt van boven.’
Is dat niet bij alle partijen zo?
DE BRUYN: Dat zal wel. Maar die andere partijen interesseren mij niet. En het is toch vooral een socialistische partij die de basis aan het woord moet laten. Ik beschouw mijn partij als een instrument om gewone mensen te laten deelnemen aan het politieke leven. De rechtsere partijen beschouw ik sowieso als vertegenwoordigers van een toplaag in de maatschappij.
Hebt u een inhoudelijk eisenpakket?
DE BRUYN: Ik zou vooral willen dat de partij vandaag beter haar rol speelt. Op een ogenblik dat het neoliberale systeem wereldwijd in een crisis belandt, moet je als socialistische partij met een alternatief komen. En dat doet Caroline Gennez niet. Ze zegt wel dat wij vandaag het failliet van het neoliberalisme meemaken, maar daar blijft het bij. Ik vind: wie a zegt, moet ook b zeggen, en bij voorkeur het hele alfabet. In het partijblad vind ik twee voorstellen om iets te doen aan de koopkracht: gratis kinderopvang en premies om je huis te isoleren. Prima voorstellen vind ik dat, maar ze staan niet echt in verhouding tot wat er nu aan de hand is.
Hebt u zelf betere ideeën?
DE BRUYN: Wij voeren met SP.A Rood momenteel campagne rond vier speerpunten. Ten eerste willen wij samen met de vakbonden op de bres voor meer koopkracht, wat betekent dat we de index niet alleen moeten beschermen, maar ook versterken, bijvoorbeeld door de stijgende prijzen van gezonde voeding erin op te nemen. Dán mag je het pas echt een gezondheidsindex noemen. Ons tweede punt is een pleidooi voor een openbare kredietinstelling: in een echte vrije markt zou de spaarder moeten kunnen kiezen tussen een bank die risico’s neemt op de beurs en een overheidsbank die misschien iets minder rendement maar wel meer zekerheid biedt. Ons derde actiepunt is de strijd tegen armoede. Wij vinden het een regelrechte schande dat de armoede in ons land de voorbij vijftien jaar is verdubbeld, mét socialisten in de regering. Dat moeten wij goedmaken, wij hebben iets recht te zetten. Minimumlonen, uitkeringen, leeflonen en vooral pensioenen, die tot de laagste in Europa behoren, moeten worden verhoogd.
Wie gaat dat betalen?
DE BRUYN: Wel, dat brengt mij bij ons vierde punt: een vermogensbelasting van twee procent op alle vermogens boven een miljoen euro, en vastgoed rekenen we er niet eens bij. Met de fiscale meeropbrengst, zo’n zeven miljard euro per jaar, kun je de komende jaren elk jaar een flink begrotingstekort dichten.
Is uw pleidooi niet zinloos?
DE BRUYN: Helemaal niet. Het is noodzakelijk. Ik wil blijven vechten voor een sterke socialistische partij. Ik hoef ook niet op alle punten gelijk te krijgen, maar ik wil wel dat er een echt intern debat wordt gevoerd. Dat debat is er vandaag niet, en daarom moet ik het via de media proberen te voeren. Ik wil de linkerzijde niet verdelen, maar versterken. Ik wil dat mijn partij volgend jaar de verkiezingen wint. En SP.A Rood wil daarvoor een bijdrage leveren. Wij willen een aantal mensen op de lijsten die het recht hebben om hun eigen linkse klemtonen te leggen. Wij willen dat er in Vlaams Parlement nog eens een echte linkse stem weerklinkt.
Bent u zelf kandidaat voor het Vlaams Parlement?
DE BRUYN: Uiteraard. Ik ben kandidaat-kandidaat. Ik heb de bevoegde instanties van het comité dat de Antwerpse lijsten samenstelt, onder wie Kathleen Van Brempt, laten weten dat ik kandidaat ben om op de lijst te staan. Ik ben ook bereid om mijn kandidatuur te komen motiveren tijdens een gesprek. Maar tot dusver heb ik daar nog geen reactie op gekregen.
Hebt u al ooit op een lijst gestaan?
DE BRUYN: Nee, nog nooit. Ik ben al bijna dertig jaar een militant partijlid, maar heb nog nooit de behoefte gehad om voor een mandaat te gaan. Ik heb ook geen mandaat nodig, ik ben milieuambtenaar voor de stad Antwerpen, en dat ben ik graag.
Dan staat u wel erg zwak, natuurlijk. U hebt nog nooit bewezen dat u stemmen kunt halen.
DE BRUYN: Wel, ik maak mij sterk dat ik een zeer groot electoraal potentieel heb. Ik hoor genoeg mensen zeggen dat ze alleen nog maar voor de SP.A willen stemmen als ik, of andere mensen van SP.A Rood, op de lijst zouden staan. Er is hier in Antwerpen en wijde omgeving geen enkel bedrijf met meer dan vijfhonderd werknemers waar de vakbondsdelegatie mij niet kent. Ik kan aan gelijk welke stakerspost gaan staan zonder weggehoond te worden. En ook in een aantal andere dossiers waar de partij een slechte beurt maakt, bijvoorbeeld dat van de Oosterweelverbinding, heb ik een goede reputatie. Ik ben de enige Antwerpse socialist die zijn gezicht kan laten zien op bijeenkomsten van de tegenstanders van de Lange Wapper. Maar het zijn vooral de gewone mensen, de arbeiders, de stakers, die opnieuw moeten worden vertegenwoordigd in het parlement.
Gebeurt dat niet meer?
DE BRUYN: Helemaal niet. Sterker nog: mijn partij heeft afstand genomen van mensen die zich verzet hebben tegen het Generatiepact, bijvoorbeeld. En als ambtenaren actie voeren door pamfletten uit te delen op drukke kruispunten, dan maakt Caroline Gennez zich vooral zorgen over het feit dat het verkeer wordt opgehouden. Mijn partij kijkt neer op haar historische achterban.
Is die niet allang vertrokken naar het VB?
DE BRUYN: Ja, zeker hier, in Deurne-Noord, is dat het geval. Vandaag is dit de zwartste buurt van Vlaanderen, in dit deel van Deurne haalt het VB een absolute meerderheid. En vroeger was dit de roodste buurt van Vlaanderen. Het kan wat onbescheiden klinken, maar ik denk dat ik weet hoe ik deze mensen de komende jaren terug naar de socialistische partij kan halen.
Hoe denkt u dat aan te pakken?
DE BRUYN: Door eerst en vooral iets te doen wat socialistische leiders verleerd zijn: luisteren. En door echt respect te hebben voor onze kiezers, en voor de mensen die naar het VB zijn vertrokken. Jarenlang hebben wij iedereen die iets durfde te zeggen over de samenlevingsproblemen meteen in een hokje geduwd: zo iemand was een racist en die wilden wij niet meer horen. Dat was verkeerd. Ik ben voor een cordon sanitaire rond de top van het VB, maar rond de kiezers van die partij mogen wij geen cordon leggen. Er zijn samenlevingsproblemen en dat moeten wij durven te zeggen.
Is het niet ook en vooral de roeping van een socialistische partij om iets te doen voor de allochtone gemeenschap, die er het ergst aan toe is qua werkloosheid? En komt u zo niet in de problemen met uw klassieke achterban? Hoe overstijgt u die kloof?
DE BRUYN: Natuurlijk moeten wij iets doen voor de allochtone gemeenschap. Maar dat past in een breder sociaaleconomisch verhaal. Neem nu jongeren, die momenteel heel kwetsbaar zijn omdat ze met uitzendcontracten moeten werken. Onder die jongeren zitten veel migranten, die nog eens extra worden getroffen. Maar we gaan niet voor die groep vechten omdat het migranten zijn, maar omdat het mensen zijn die sociaaleconomisch getroffen worden. Werklozen en working poor zitten allemaal in hetzelfde schuitje, dat zou net een bindmiddel kunnen zijn tussen de verschillende gemeenschappen.
Hoe groot is de kans dat men u een plaats op de lijst geeft?
DE BRUYN: Dat weet ik niet. Ik hoop alleen dat men niet te lichtzinnig omspringt met mijn vraag. Want eigenlijk vraag ik niets, ik bied iets aan. In totaal heeft een derde van de partijleden destijds voor mij gestemd, in Antwerpen stad was dat zelfs bijna zestig procent. Ik heb dus duidelijk een achterban, niet alleen buiten maar ook binnen de partij. Maar ik ga de partijleiding niet smeken, zij kunnen mijn aanbod aanvaarden of verwerpen.
Misschien zetten ze u op een onverkiesbare plaats met de boodschap: bewijs het nu maar.
DE BRUYN: Daar neem ik geen vrede mee. Ik hoef geen verkiesbare plaats, maar ik wil wel zichtbaar aanwezig zijn, op een serieuze plek. Ik wil niet weggemoffeld worden in een hoekje. Ik denk dat ik een belangrijke meerwaarde voor de partij vertegenwoordig en ik wil de kans om dat te bewijzen. Maar tot dusver word ik niet gehoord.
In tegenstelling tot Bert Anciaux, met wie volop onderhandeld wordt. Wat vindt u daarvan?
DE BRUYN: Dat vind ik een hallucinant verhaal. Bert Anciaux zegt zelf dat hij géén socialist is, maar de voortzetting van zijn carrière wel bij de SP.A ziet. Dan is het toch ver gekomen. Dat betekent namelijk dat de SP.A binnenkort moet ophouden socialistisch te zijn, anders kan Anciaux niet meedoen. Want als je op de lijst van een socialistische partij wilt staan, is het volgens mij toch nogal vanzelfsprekend dat je een socialist bent. Maar nee, dus. Met Anciaux wordt volop gepraat, en SP.A Rood wordt volop genegeerd. Nu, dit scenario lag natuurlijk allang klaar. Men was allang van plan om de partij na de verkiezingen van 2009 te laten opgaan in een nieuw progressief verhaal, zoals dat heet. Dan betekent SP.A niet meer SP Anders, maar Sociaal Progressief Alternatief. Elke verwijzing naar het socialisme zal dan worden geschrapt.
In dat verband: heet de Antwerpse SP.A nu nog SP.A of is het al de Stadspartij geworden?
DE BRUYN: Dat is dus typisch voor de SP.A tegenwoordig: in Antwerpen is men de naam van de partij aan het veranderen, maar niemand mag het weten. Sinds 2006 heerst hierover een grote wazigheid in Antwerpen. Als je iets organiseert, mag je dat vooral niet meer in naam van de SP.A doen. Dat past allemaal in het verlengde van de presidentiële campagne van Patrick Janssens, natuurlijk. Men zal dat langzaam laten evolueren, minder en minder SP.A gebruiken en steeds vaker Stadspartij – tot al onze leden in Antwerpen op een dag wakker worden in een andere partij, zonder dat daar ooit deftig over is gecommuniceerd. Men weet namelijk: als we tijdens een congres die naamsverandering voorstellen, dan gaan we op onze bek. En dus doet men het stiekem.
Denkt u dat een uitbreiding met Bert Anciaux uw partij stemmen zal opleveren?
DE BRUYN: Nee, ik ben zelfs bang dat het omgekeerde zal gebeuren. Vanmorgen stond ik nog aan de poorten bij Opel, en daar hoorde ik iemand zeggen: ‘Met Anciaux erbij duiken we straks ónder de kiesdrempel!’ Samenwerken met links-liberalen is een karikatuur van wat progressieve frontvorming zou moeten zijn. De SP.A moet zich vooral sociaaleconomisch veel linkser opstellen. Op het ethische vlak, en wat betreft samenlevingsproblemen, is onze klassieke achterban misschien helemaal niet zo progressief.
En uzelf?
DE BRUYN: Wel, het zal u misschien verbazen, maar op een aantal vlakken ben ik veeleer conservatief. Ik ben bijvoorbeeld tegen een tolerant drugsbeleid. Marihuana hoeft van mij nooit te worden gelegaliseerd – ik zie niet in wat daar links of socialistisch aan zou zijn. Ik zeg niet dat we alleen maar repressief moeten optreden. En ik zeg ook niet dat we alleen de kleine dealertjes van straat moeten vegen, we moeten integendeel de grote dealers pakken. Maar we zijn nu al tolerant genoeg ten aanzien van softdrugs.
Wat vindt u van het hoofddoekenverbod?
DE BRUYN: Ook dat zal u misschien verbazen, maar daar ben ik voor.
Ontneem je zo bepaalde vrouwen niet de kans om bepaalde jobs uit te oefenen?
DE BRUYN: Helemaal niet. Ik ben vegetariër, dus ik ontneem mijzelf de kans om in een slachterij te gaan werken. Sommige persoonlijke keuzes hebben nu eenmaal de nodige consequenties. Mensen die niet uit de kleren willen, ontnemen zichzelf de mogelijkheid om stripper te worden. Maar serieus, ik vind dat de overheid neutraal moet zijn. Het is een van de weinige punten waarop ik het eens ben met Patrick Janssens. Anderzijds heb ik begrip voor de frustraties die bij moslims over dat hoofddoekenverbod leven. Men heeft die mensen in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 iets voorgespiegeld. Dat zou ik nooit gedaan hebben.
Is de Nederlandse SP voor u een voorbeeld? Qua normen en waarden lijkt u een beetje op SP-leider Jan Marijnissen.
DE BRUYN: Absoluut. Ik vind normen en waarden belangrijk. In zijn privéleven doet iedereen maar wat hij niet laten kan, maar in de publieke ruimte moeten we afspraken maken die ons toelaten om samen te leven. Dat wil zeggen dat beschaafde omgangsvormen essentieel zijn, dat we niet zomaar afval op straat gooien… Maar wat ik vooral gemeen heb met Marijnissen is de sociaaleconomisch linksere koers. Die zeer succesvol is, want de SP dreigt volgende keer zelfs groter te worden dan de PvdA van Wouter Bos.
Waarom start ú niet met een nieuwe partij links van de SP.A?
DE BRUYN: Omdat ik in de eerste plaats mijn eigen partij wil versterken. Tot nu toe heeft de SP.A altijd geluk gehad dat er aan de linkerkant geen echt alternatief is kunnen groeien. Maar ik denk dat men er rekening mee moet houden dat dat geluk misschien bijna op is. In Nederland heeft het de SP ook vijftien jaar gekost om van lokale partij uit te groeien tot een factor van nationale betekenis. En vandaag is ons land bijna de enige uitzondering in Europa, waar links van de sociaaldemocraten geen linkse partij bestaat.
Is Groen! dat niet?
DE BRUYN: Nee, die partij heeft toch een andere invalshoek.
Denkt u dat de Vlaamse PVDA dat linkse alternatief kan worden?
DE BRUYN: Misschien wel. Maar voorlopig scoren ze alleen maar cijfers na de komma, net zoals een aantal andere kleinere partijtjes. Misschien moet men toch nog eens proberen om al die flora en fauna links van de SP.A samen te brengen in één project?
Bent u kandidaat om dat te doen?
DE BRUYN: Nee. Het is mijn ambitie om verkozen te worden voor de SP.A.
Overleeft Caroline Gennez de verkiezingen van 2009?
DE BRUYN: Dat denk ik niet.
Ziet u zichzelf als die rode Jean-Marie Dedecker waaraan de SP.A volgens haar geen behoefte heeft?
DE BRUYN: Nee, zo zie ik mijzelf niet. Maar dat wil niet zeggen dat wij niets kunnen leren van Dedecker. Hij is iemand die goed overkomt bij de gewone mensen, als iemand die tegen het establishment durft in te gaan. Als hij zegt dat hij verontwaardigd is, dan geloof je hem. Ik ben het totaal oneens met de boodschap die hij verkondigt, maar van zijn stijl kunnen wij misschien wel iets leren.
In dat verband: vindt u het niet vreemd dat Jean-Marie Dedecker als dissident binnen zijn partij destijds bijna constant werd opgevoerd in de media, terwijl u als dissident binnen de SP.A maar mondjesmaat aan bod komt?
DE BRUYN: Ik begrijp dat wel. Dedecker was al parlementariër toen hij de partijleiding begon te bekritiseren. Ik ben dat niet. Al hoop ik dat daar volgend jaar verandering in komt.
DOOR JOëL DE CEULAER/foto’s dimitri van zeebroeck