Luc Appermont is terug. Decennia na zijn debuut als omroeper bij de BRT zal hij in september voor de VRT een nieuwe quiz presenteren, Vroeger of Later?. In wat een hete herfst wordt in de media wil ook deze man for all seasons zich opnieuw bewijzen. ‘Van de meesten van mijn medewerkers zou ik de vader kunnen zijn. Of de grootvader.’
Luc Appermont, zo leert zijn biografie, is inmiddels 62. De man die voor me zit, ziet eruit als een jonge vijftiger. Fit, verzorgd, op het eerste gezicht amper ouder dan de in Vlaanderen razend populaire ‘Luc’ van de late jaren tachtig. Het waren zijn topjaren op VTM, waar zijn spel- en praatprogramma’s de massa’s aan het scherm kluisterden en de reclameblokken spijsden.
Het is ook nog altijd dezelfde Luc die ondergetekende, toen zelf nog een kleine jongen, in de vroege jaren zeventig op een zondagochtend zag binnenstappen bij Bakkerij Wijnants in Bilzen. Iedereen keek op. In koor: ‘Dag Luc!’ De genaamde Luc knikte vriendelijk terug. Het was dan ook Onze Luc, voorwerp van collectieve trots, want een tv-gezicht. In de Limburgse Deep South had dat zijn consequenties. Van Luc Appermont werden gesigneerde foto’s rondgedeeld, gesponsord door Ford Genk. En dan die majestueuze mantel die de jonge tv-vedette droeg, met een opvallende kraag van pels. Luc Appermont, veertig jaar later: ‘En of ik me die jas nog herinner. De kraag was trouwens van konijnenbont.’
Een hartelijke lach. Het waren de mode en de manieren van een voorbije tijd. In vergelijking met Appermonts beginjaren is alles veranderd. Tv-makers kenden het begrip ‘zondagavond’ nog niet (er bestonden per slot van rekening ook nog geen tv-makers, alleen maar een tv-directie, verder producers en regisseurs). Luc Appermont werd bekend omdat hij Binnen en Buiten presenteerde, een variétéprogramma op zondagmiddag waar het hele land naar keek. Er was ook maar één Vlaamse zender, toen nog ‘omroep’ genaamd: de openbare. Binnen en Buiten werd trouwens voorafgegaan door Voor boer en tuinder, een programma met een opwindende generiek en een bijzonder landelijke inhoud, maar de achterban van de Boerenbond moest ook bediend worden. En dat kon maar op de enige dag van de week dat een beetje boer mocht – moest – rusten: de dag des Heren. En vervolgens ging alle aandacht naar de echte Heer van zondag: Luc Appermont.
Luc Appermont: Mijn grote voorbeelden waren de ‘ceremoniemeesters’ van de oude generatie: Ted de Braak, Rudi Carrell, Henk van Montfoort, Tony Corsari. Of ik met een groot orkest optreed of alleen op het podium sta, het maakt mij niet uit. Men kan mij inhuren om een nieuwe plant te promoten of om een academische zitting met drie professoren in te leiden. Ik hou van diversiteit. In mijn jonge jaren kon het zijn dat ik ’s morgens een concert ‘deed’ met François Glorieux in de Elisabethzaal in Antwerpen, ’s middags een defilé in Oostende en ’s avonds ergens in Vlaanderen een bal van de burgemeester.
U was een workaholic.
Appermont: Het was mijn leven. Ik werkte keihard, en ik deed – en doe – dat graag. En ik leefde toen zo snel dat ik me niet realiseerde wat de status van tv toen was. Toen was het nog uitzonderlijk als iemand op tv kwam, vandaag ben je haast een zonderling als je er nog niet op bent geweest.
U hebt altijd ambitie gehad. Al lang voor Marcel Vanthilt of Erik Van Looy het deden, was Luc Appermont al naar de Verenigde Staen gereisd.
Appermont: In 1976 was dat. Ik wilde zien wat er in de wereld te koop was. Eerst naar Los Angeles, en zo naar Las Vegas. Daar werd ik geïntroduceerd door een Franstalige Brusselaar. Hij kon me laten optreden in Caesar’s Palace. Ik heb er nog met Liberace gedineerd, tussen twee shows in. Mijn contactpersoon zei: ‘Zeg Luc, jij kunt toch een liedje zingen?’ Natuurlijk – ik had kleinkunst gestudeerd aan Studio Herman Teirlinck. Hij nam me mee naar de pianist, en in de lounge zong ik De banaantjes van Tony Corsari, in vier talen. Als je indruk wilt maken op een Amerikaan moet je laten zien dat je in andere talen kunt zingen dan het Engels. Ik kreeg ter plaatse een contract van 5000 dollar per maand, om elke avond de pianobar van Caesar’s Palace te animeren.
Maar het ging niet door. Het avontuur was te groot. Ik wilde vooral kijken hoe ze daar tv maakten. Toen waren die Amerikaanse zenders in Europa niet te zien. Dus ik zat elke avond voor de tv, naar al die shows en games te kijken, zoals het fameuze Jeopardy!.
Luc Appermont lijkt de perfecte schoonzoon, de brave Limburger. Dat beeld bedriegt.
Appermont: Als kind was ik al een buitenbeentje. Ik was de middelste in een gezin van vijf kinderen. De oudste twee trokken samen op en de jongste twee waren te klein. Ik viel ertussen. Ik had geen eigen referentiekader en vond mijn draai niet. Als mijn moeder met mij door Bilzen stapte, zeiden de andere vrouwen tegen haar: ‘Wat een braaf manneke!’ Maar thuis was er geen houden aan.
Vandaar dat mijn ouders me op internaat stuurden, naar het kleinseminarie in Sint-Truiden. Een school met een middeleeuws regime. Het was er keihard, maar ik heb mijn plan leren trekken, leren omgaan met discipline, mij leren manifesteren in een groep ook. Na twee jaar zei de directeur tegen mijn ouders: ‘Die jongen is hier niet gelukkig.’
Daarna ben ik naar de Handelsschool in Hasselt gegaan: de jaren van vrijheid en blijheid. In die tijd durfde ik echt ver te gaan. Onze leraar Nederlands gaf ons de opdracht een bekend persoon te interviewen. Ik koos Cara van Wersch, toen een behoorlijk bekende actrice – ze speelde bijvoorbeeld mee in Kapitein Zeppos. Ik heb dat interview toen helemaal gefaket. Ik had mijn moeder met een smoes kunnen overhalen om Van Wersch te spelen. Zij was onderwijzeres en sprak dus heel keurig – tenminste, dat dacht ik. Eigenlijk sprak ook mama in onze zangerige Limburgse taal, incluis de huig-r, en dat stond natuurlijk mijlenver van de keurige dictie van Van Wersch. Na de les riep de leraar mij: ‘Luc, je krijgt acht op tien want je hebt lef getoond. Maar beloof mij de boel nooit meer te belazeren.’ Toen mijn moeder er achteraf van hoorde, is ze nog geweldig beschaamd geweest.
Maar in Limburg werd toen nog geen tv gemaakt. Zoals Lou Reed en John Cale zongen in hun Songs for Drella: ‘There’s only one good thing about a small town: you know that you want to get out.’
Appermont: Ik wist wat ik wilde: presenteren. In mijn laatste jaar aan Herman Teirlinck kreeg ik een seintje dat de BRT naar mannelijke omroepers zocht. Toen de directeur van mijn plannen hoorde, verbood hij mij om mij in te schrijven: ‘U hebt geen jarenlange opleiding gevolgd om dát te toen.’ Ik deed het toch. Tot mijn lichting behoorden onder meer Fred Brouwers, Lut Leysen, Rachel Frederix en Paul Codde. Regine Clauwaert, Walter De Meyer en Kris Smet waren al even bezig. En nadien kwamen Rita Boelaert en Bruno Schevernels erbij.
Zo begon uw leven als ambtenaar.
Appermont: Omroepers hadden een bediendecontract en werden per prestatie betaald. De BRT was toen wel héél ambtelijk. Binnen en Buiten werd opgenomen met publiek in de studio, en die mensen kregen daarvoor een kleine vergoeding. Een van mijn vrienden was ook eens meegekomen. Tot zijn grote verbazing kreeg hij met Kerstmis van dat jaar een cheque van de BRT. Het was, stel u voor, het vakantiegeld – een paar franken natuurlijk, niet meer – dat berekend was op die ene onkostenvergoeding voor die ene zondag! (lacht)
U hebt de oude BRT in de loop der jaren zien evolueren van de fiere zender naar een veredelde beschutte werkplaats, met draken van programma’s zoals het geflopte feuilleton Freddytex of de Pak de Poen Show. Die tv-ramp is nog altijd een hit op YouTube.
Appermont: Toch blijf ik de broers Verreth verdedigen. Zij presenteerden, but they are not to blame. Niets werkte, alles blokkeerde. Het was één grote fout van de productie, maar zij kregen alle zonden Israëls over zich heen. Dat was onmenselijk. Had Bart Peeters of ik daar gestaan, we hadden de meubelen ook niet helemaal kunnen redden. Vooral omdat acteurs geen presentatoren zijn. Mijn radioprogramma De zoete inval had me trouwens geleerd dat telkens als ik een acteur uitnodigde, het programma anders van toon werd dan met ‘gewone’ mensen. Acteurs vertrekken van een tekst. Zij worden geregisseerd. Niet-acteurs zijn het vaker gewoon om zonder voorbereiding te spreken.
Toen ik de Pak De Poen Show overnam, heb ik geëist dat elk detail werd gerepeteerd. Zogezegde improvisatie stoelt altijd op de beste voorbereiding. Toon Hermans en Wim Sonneveld maakten grappen alsof ze die op het moment zelf uitvonden. Dat was natuurlijk gezichtsbedrog. Als jongeman heb ik nog repetities meegemaakt met die ‘groten der aarde’. Alles wordt tot op de millimeter gerepeteerd, niets wordt aan het toeval overgelaten. En ook presenteren is een vak.
Is dat uw fabrieksgeheim: u beheerst het ambacht?
Appermont: Hoe meer een presentator zichzelf wegcijfert, hoe meer hij zich concentreert op zijn gast, zijn programma of het product dat hij moet promoten, en hoe meer hij zijn programma vooruithelpt. Het is een van de wetten van de televisie: stel je dienstbaar op. Mocht ik geen presentator zijn geworden, ik was naar Engeland gereisd om er het vak van butler te leren.
U werd geen knecht maar een tv-vedette. U ruilde de BRT in voor VTM.
Appermont: Toen ik bij de BRT begon, dacht ik: dit is voor mijn leven. Maar mijn baas, Jan Geysen, zei me: ‘Luc, we gaan nog drie shows opnemen. Wat daarna komt, weet ik ook niet.’ Tja. Toen belden Mike en Guido (Verdrengh en Depraetere, nvdr.). Ik had niet het minste idee dat ik zou passen in wat later het ‘VTM-profiel’ zou heten. Ze stelden me twee concrete projecten voor. Waaronder Jeopardy, dat ik nog uit de VS kende. Dat werd dus Waagstuk.
Bij VTM werd ‘Luc’ een begrip, zowel de man als het programma. Jaar na jaar won u Gouden Ogen, vaak in veelvoud.
Appermont: Na een tijd begonnen die Ogen me echt te generen. Ik vond echt dat andere presentatoren zo’n Gouden Oog meer verdienden dan ik. Ik ben toen naar Mike en Guido gestapt: ‘Alsjeblieft heren, noem Het Gouden Oog niet meer de prijs voor het beste programma, maar voor het populairste programma. Dat gold trouwens niet alleen voor mij. Er zijn acteurs en actrices geweest die Gouden Ogen wonnen maar die niemand vandaag nog kent – vraag me geen namen -, in plaats van Luc Philips of Dora van der Groen. Het Gouden Oog werd vaak gewonnen door wie op het juiste moment een heel populaire rol speelde in een heel populair feuilleton.
En u was jarenlang de populairste der populairen. Streelde dat uw ijdelheid?
Appermont: Nee. Ik word nog altijd niet graag herkend op straat. Daarom draag ik ook altijd een zonnebril en een petje. Vroeger sprak ik op zaterdagavond vaak met mijn vrienden uit Bilzen af in café Big Louis. Ik kwam als laatste aan, na mijn optredens. Meestal kwam ik discreet langs achteren binnen, via de keuken. Ik wilde vermijden dat alle ogen op mij waren gericht. Maar als in de zomer op de markt Terras Bilzen plaatsvindt, en ik moet presenteren, dan stap ik natuurlijk via de rode loper het podium op. Dan móét ik gezien worden. Dat is mijn vak. Maar privé zoek ik absoluut geen aandacht op.
Vandaar dat u zo lang zweeg over uw relatie met Bart Kaëll?
Appermont: Vandaag zou ik daar van in het begin open over zijn. Maar toen was dat anders. Er werd niet over gesproken. Niet over homo’s, maar ook niet over het privéleven van hetero’s. Als lezer van de boekskes van toen heb ik me nooit afgevraagd of Jacques Raymond of Jo Leemans kinderen had, of wie hun partner was. Ik kende die BV’s om wat ze deden in de media of als artiest, niet om hun privéleven. Misschien werd er weleens gepolst naar hun reisbestemming of hun lievelingsgerecht, maar daar bleef het bij.
Uw moeder was bestuurslid van de Christelijke Middenstands- en Burgersvrouwen (CMBV), de voorloper van Markant. In haar milieu zou een outing niet evident geweest zijn.
Appermont: Natuurlijk was ‘homo’ in die tijd en die kringen een taboewoord. Toch heeft dat thuis nooit tot een breuk geleid. Ik was coach van de Limburgse Baccaraploeg, en Bart zat in dat team. Ik leidde toen voortdurend jonge artiesten op, en het was heel gewoon dat ik met mijn poulains optrok. Mijn ouders kwamen kijken naar die optredens, en ze leerden Bart kennen. Ze hadden niet in de gaten dat er iets begon te bloeien tussen ons. Toen wij voor onszelf hadden uitgemaakt dat het ernstig was, heb ik dat ook met mijn ouders besproken. En dat was oké. Al denk ik wel dat zij het er even moeilijk mee hebben gehad. Maar juist omdat het zo naturel kon gebeuren, verliep die aanvaarding zonder echte problemen.
En dan beslist u toch om zich te outen.
Appermont: Dat is eigenlijk niet waar. Geen enkele journalist heeft mij er ooit naar gevraagd. En dus heb ik nooit hoeven te antwoorden. Hoe onze outing concreet is verlopen, is wel typisch voor deze tijd. Bart stelde zijn nieuwste cd voor, gaf dus interviews. En ineens kreeg hij de vraag: ‘Het schijnt dat jij op mannen valt?’ Hij antwoordde: ‘Het schijnt, het schijnt, de zon schijnt ook. Er schijnt zo veel.’ Hij zei dus niet ja en niet nee. Toen hij de tekst van het interview zoals afgesproken nalas, stond er als antwoord ineens: ‘Ja, dat is ook zo.’ Bart liet het mij lezen: ‘Ik heb dat niet gezegd. Wat doen we ermee?’ Ik zei hem: ‘Laat staan.’ Zo is de bal aan het rollen gegaan. Ineens stond er geschreven wat iedereen al ‘wist’.
De tijden zijn inderdaad veranderd. VTM heeft concurrentie gekregen van de VRT en Woestijnvis. Hun opgang luidde de neergang in van veel klassieke tv-programma’s. Ook van de uwe.
Appermont: Ik had er een dubbel gevoel bij. De komst van de privézenders is voor de openbare omroep wellicht het beste cadeau ooit geweest. Het heeft de Reyerslaan doen beseffen: ook wij moeten presteren. Maar toen de BRT zijn tweede adem vond als VRT, had ik inderdaad een probleem. Het was plots hip om buiten de lijntjes te kleuren. Het was ineens tijd voor de anarchisten. De nieuwe generatie hoefde helemaal niet meer te beantwoorden aan het profiel van wat tot dan toe een presentator moest zijn. Plots werden de dassen uitgegooid en kon je ook in T-shirt een zaterdag- of zondagavondshow presenteren. Ach, vroeger stond een leraar voor de klas in pak, eventueel in stofjas. Wie nu zonder jeans of pull een klas binnenstapt, tekent zijn eigen doodvonnis. Ik heb daar dus geen moeite mee.
Privé zul je me trouwens nooit in driedelig pak zien. Ik kleed me zo voor de televisie of op een podium. Mijn kostuum is mijn werkmanspak.
In die tijd kreeg u ook te horen dat er voor u geen plaats meer was op VTM.
Appermont: Die boodschap kwam eigenlijk net op tijd. Zeggen dat ik vrijwillig opstapte is een te groot woord, maar ik presenteerde toen al drie jaar het Rad van fortuin. Ik was klaar met dat programma. Ik heb dat gemeld aan Jan Segers, de programmadirecteur van VTM. Alleen bleek toen dat er op dat moment geen plaats was voor mij. Zij hadden mij eventueel Sterren op de dansvloer willen laten presenteren. Een proefpanel vond mij de beste presentator, maar verkoos toch Jacques Vermeire, om zijn humor. Zo zijn we uit elkaar gegaan.
Ik ben dan een paar jaar wat uit the picture geweest. Het kwam mij niet slecht uit dat het helse tempo even wegviel en ik wat rust en tijd kreeg. Ik heb nog meegedaan aan Sterren op het ijs, maar dat was om een bevriende producer een plezier te doen. Dat was zo over the top, en deze oude bok wilde zich daar wel eens aan wagen. Vorig jaar kreeg ik dan die telefoon van de VRT. Ze konden mij in één zin de format van het nieuwe programma uitleggen. En ik zei ja.
Wordt het niet uw grote uitdaging om tegelijk de eeuwige, herkenbare ‘Luc’ te blijven en tegelijk de zaken toch frisser aan te pakken dan in uw VTM-tijd? Zo niet zal uw nieuwe programma echt oubollig zijn.
Appermont: Het tempo van presenteren ligt nu al een stuk hoger dan tien jaar geleden. Gelukkig werk ik met een nieuw productiehuis, De TV-Makers, en een jonge ploeg. Van de meesten zou ik de vader kunnen zijn. Of de grootvader. (lachje) Die geven voortdurend feedback, en ik probeer daar oprecht voor open te staan. Ik ben geen pessimist. De komst van Woestijnvis als aparte zender zal de VRT een bepaald aantal kijkers kosten en VTM een bepaald percentage van zijn reclame-inkomsten. Woestijnvis zal niet anders kunnen dan zijn reputatie alle eer aandoen. Bij de VRT is er opnieuw ruimte voor creativiteit en talent. En ook VTM zou gek zijn om bij de pakken te blijven zitten: ook zij zullen tonen wat ze kunnen. En dus zal er vanaf september in heel Europa geen tv-kijker zo verwend zijn als de Vlaming.
Door Walter Pauli
‘In Caesar’s Palace heb ik De banaantjes van Tony Corsari gezongen voor Liberace, in vier talen.’