‘De politie had beter met de criminelen afgesproken dat ze niets zouden uitspoken tot de hervorming achter de rug was.’ Bruno Bulthé spreekt over het geheim van het onderzoek, de taak van een onderzoeksrechter en het personeelstekort van de politie.

‘A llo, Connerotte.’

In het justitiepaleis in Neufchâteau moet Jean-Marc Connerotte tegenwoordig zelf zijn telefoons beantwoorden. De onderzoeksrechter die wereldfaam vergaarde met zijn onderzoeken in de zaak-Dutroux is na het beruchte spaghetti-arrest (de onderzoeksrechter werd op een pastabenefiet voor Dutroux-slachtoffers Sabine Dardenne en Laetitia Delhez gesignaleerd, nvdr.) uit het onderzoek gekeild ten voordele van Jacques Langlois. Er klinkt aarzeling in zijn stem, maar hij houdt wel voet bij stuk: ‘Neen, een interview kan ik écht niet toestaan.’

Hij heeft er hoorbaar spijt van. Jean-Marc Connerotte put zich uit in verontschuldigingen, geformuleerd in een lyrisch Frans. ‘Minstens tot de assisenrechter zich heeft uitgesproken, kan ik niets verklappen. Wellicht nóg langer, want de zaak zou wel eens tot in het hof van cassatie of het Europees Hof in Straatsburg kunnen uitdijen. Het geheim van het onderzoek is heilig tot álle wettelijke verweermiddelen zijn uitgeput.’ In een van de breedst in de kranten uitgesmeerde gerechtelijke onderzoeken aller tijden is dat op zijn minst een merkwaardig citaat.

In het justitiepaleis in Brussel moet onderzoeksrechter Bruno Bulthé erom glimlachen. Maar Connerotte heeft gelijk, vindt Bulthé: ‘Het is niet goed als gerechtelijke onderzoeken de media halen. Media-aandacht stremt het onderzoek, hindert justitie en heeft kwalijke gevolgen voor de onderzoeksrechter zelf. Gerechtelijke onderzoeken gebeuren beter in de schaduw.’

Waarom vertoont het geheim van bepaalde onderzoeken desondanks zulke gaten? Toen de Dendermondse onderzoeksrechter wielrenner Frank Vandenbroucke liet aanhouden, stond de voltallige televisiepers over zijn schouder mee te kijken. Toen Johan Museeuw voor verhoor door het Kortrijkse parket werd opgepakt: idem dito. Om maar een paar voorbeelden te noemen.

BRUNO BULTHé: (haalt de schouders op) Het gerecht leeft niet onder een glazen stolp, hé. Ik denk ook dat er betere manieren zijn om onderzoeken te voeren, maar blijkbaar vinden bepaalde mensen dat lekken in hun strategie passen. Ik geloof trouwens niet dat de onderzoeksrechter er elke keer iets mee te maken heeft – anderen zijn meestal méér bij de lekken gebaat. Sinds de Franchimont-hervorming mag geen enkele onderzoeker of parketmagistraat nog uitlatingen doen over een lopend gerechtelijk onderzoek zónder de uitdrukkelijke toelating van de onderzoeksrechter. Helaas luistert niet iedereen als we zeggen dat ze moeten zwijgen.

Bruno Bulthé is de deken van de Brusselse onderzoeksrechters. Een onbehouwen, extraverte pitbull van 55, ex-judoka en ex-rugbyspeler, die het na twintig jaar nog altijd voor de adrenaline doet. Sinds enkele maanden is hij voorzitter van de Belgische Vereniging van Onderzoeksrechters, een beroepsorganisatie die de belangen van de onderzoeksrechter wil beschermen en zijn onafhankelijkheid moet instandhouden. Bulthé doet het met verve, in een mengelmoestaaltje dat twijfelt tussen Nederlands, Frans en – onder West-Vlamingen – plat Ostèns. Op geregelde tijdstippen sluipt er een kwinkslag in zijn betoog, gevolgd door een smakelijke bulderlach. Bulthé: ‘Onderzoeksrechter is een serieuze job, maar we moeten hem niet té serieus nemen. (stampt met zijn imposante 44 op de houten vloer) Laten we vooral met beide voetjes op de grond blijven.’

Zijn onderzoeksrechters de cowboys van de magistratuur?

BULTHé: Hoe komt u daarbij? (lacht) Ik ken ook die verhalen van vroeger, maar ik denk dat ze intussen uitgestorven zijn. Er is altijd wel een magistraat, een onderzoeker, een politieagent of een advocaat die er belang bij zou hebben om onorthodoxe methodes aan de kaak te stellen.

Zijn de berichten over uw onorthodoxe verhoormethodes dan verzonnen?

BULTHé: Ik maak me weleens kwaad, ja. Ik durf ook een verdachte weleens uit te maken voor leugenaar. Maar vervolgens vermeld ik dat in het proces-verbaal en ik bevestig dat het hun volste recht is om mij voor te liegen. En het mijne om hen niet te geloven. Ik weet ook dat ik al een paar keer een prijs op mijn hoofd heb gehad. Ik word ook geregeld afgedreigd. ‘Ge weet niet wie ik ben en wie ik ken’, roepen ze soms . ‘Zeg het mij’, antwoord ik dan. ‘En correct spellen, hè, want de namen komen in het proces-verbaal. Ik ben er zeker van dat die mensen zullen waarderen dat u hen hier heeft genoemd.’

Een onderzoeksrechter mag zich door niemand op zijn kop laten zitten. Hij moet het onderzoek leiden – wat mij betreft met een korte en niet met een lange ij. Maar vooringenomen mag hij nooit zijn. Als een verdachte van de eerste minuut onsympathiek is, doe ik mijn uiterste best om extra vriendelijk te zijn. Ik heb in al die jaren geen vijf keer de agenten in mijn kantoor gehouden tijdens een verhoor, laat staan een verdachte in de boeien gehouden, óók om elk gevoel van vooringenomenheid te bannen. Wie in mijn bureau binnenkomt, is in principe vrij, op zijn minst toch mentaal. La liberté, c’est sacré. Ik besef dat het raar klinkt uit de mond van iemand die gemiddeld 120 mensen per jaar laat opsluiten maar het is écht waar. (bulderlach)

Wat moet een goede onderzoeksrechter eigenlijk hebben?

BULTHé: Hij moet eerst en vooral een goede jurist zijn. Maar hij moet ook gelééfd hebben. Niet dat élke boswachter in het onderzoekskabinet stroper geweest moet zijn, maar zin voor realiteit en een flinke hap gezond verstand zijn noodzakelijk . (mijmerend) Ik heb al een klein leger onderzoeksrechters zien voorbijkomen, en ik merk hoe bepaalde collega’s, hoewel uitstekende juristen, niet in de wieg zijn gelegd voor ons beroep. Laatst nog hoorde ik over iemand die na drie zware gerechtelijke operaties twee weken moest thuisblijven. Uitgeput. Tja, de job van onderzoeksrechter vereist een zekere fysiek, hè.

Vaak zijn onderzoeksrechters de jongste magistraten. Schaadt dat de kwaliteit van de gerechtelijke onderzoeken?

BULTHé: Niet noodzakelijk: als onderzoekskabinetten ofwél een ervaren rechter hebben, óf een ervaren griffier, loopt het wel los. Het grote verloop in de kabinetten richt meer schade aan: in 2003 hebben we hier in Brussel 7 van de 23 onderzoeksrechters om verschillende redenen moeten vervangen, en het aantal afgeronde zaken is opvallend gedaald. Nieuwelingen ontberen dikwijls ervaring en ze moeten zich ook langer inwerken in hun dossiers. Enfin, we zijn op de goede weg: twee generaties geleden was een magistratencarrière maar geslaagd voor wie in het hof van cassatie eindigde. Nu hoeven onderzoeksrechters niet meer naar beroep of cassatie voor een beter loon. Ik denk dat dat niet slecht is voor de justitie. Veel onderzoeksrechters doen hun werk echt graag, moet u weten: sinds mijn eerste dag, op 5 mei 1986, ben ik nog geen enkele keer tegen mijn zin komen werken. Ik heb zelfs nog een jaar vakantie op te nemen. Maar dat is mijn probleem, nietwaar? (lacht)

Wat is eigenlijk de opdracht van een onderzoeksrechter?

BULTHé: De waarheid vinden. Zolang mogelijk proberen om de verschillende werkhypotheses van het onderzoek open te houden, om aan het eind een dossier af te leveren met alle elementen, à charge et à décharge.

Assisenrechter Henry-Paul Godin noemde de onderzoeksrechter een bevooroordeelde getuige van de openbaar aanklager. Vindt u dat u nog onbevangen kunt oordelen?

BULTHé: Justitie blijft mensenwerk, hé: bepaalde interpretaties zullen altijd wel betwistbaar blijven. Vergeet niet dat alles verschrikkelijk snel moet gaan. Ik geef u een voorbeeld. Mijn laatste zaak als burgerlijk rechter ging over het hoederecht van gescheiden ouders over hun kind. Ik herinner me nog hoe twee advocaten de hele voormiddag hebben gepleit. Schitterend gepleit trouwens: mijn toenmalige griffier zat met de tranen in haar ogen. Maar aan het einde van het pleidooi nam ik het dossier onder de arm en wandelde naar huis, waar ik alles een paar dagen kon laten rusten voor ik de knoop doorhakte. Een onderzoeksrechter heeft die luxe niet: als hier iemand binnenkomt met een beschuldiging van verkrachting, moet ik soms binnen het uur beslissen of er voldoende aanwijzingen zijn om hem aan te houden. Dat maakt de beslissing er niet makkelijker op.

Is het beroep de jongste jaren ingrijpend veranderd?

BULTHé: Zeker weten. Vijfentwintig jaar geleden besloeg mijn beroep twee bladzijden in mijn cursus strafprocesrecht. Vooral de jongste vijftien jaar is alles veel complexer geworden. Er waren onder meer de bijzondere opsporingsmethodes, het DNA-onderzoek, de hele problematiek van de inbeslagnames, de hervorming van de wet-Fran- chimont, de wetten op de tap (het afluis- teren, nvdr). Ook de omkadering is totaal gewijzigd. Vijftien jaar geleden schreef een griffier op wat de rechter dicteerde en hij klasseerde de dossiers in keurige mapjes. Nu is de griffier een klankbord geworden en besteedt een kabinet verschillende uitvoerende taken uit aan bedienden en juristen.

Nochtans is de structuur rond de onderzoeksrechters nauwelijks veranderd en zijn uw bevoegdheden zelfs uitgehold. Is de overheid de onderzoeksrechters vergeten in de hele hervorming van justitie?

BULTHé: Onze bevoegdheden zijn niét uitgehold: van alle onderzoeksrechters in West-Europa hebben de Belgische wellicht de meest uitgebreide macht. Wij mogen huiszoekingen verrichten, aanhoudingsmandaten uitschrijven, gebruik maken van bijzondere opsporingstechnieken. Alles wat de wet ons niet uitdrukkelijk verbiedt, eigenlijk.

De nationale onderzoekskabinetten, met magistraten die zich specialiseren in één bepaald type criminaliteit, zijn er niet gekomen. Is dat geen gemiste kans?

BULTHé: Nationale onderzoeksrechters naar Frans voorbeeld, met federale bevoegdheden in specifieke materies, waren welkom geweest als tegenhanger van het federale parket. Maar als de politieke wil er zou zijn om dergelijke onderzoekscellen op te richten, is de nieuwe wet morgen klaar. Zware dossiers met een groep gespecialiseerde onderzoeksrechters aanpakken, zou een meerwaarde kunnen geven. Onderzoeksrechters hebben een resultaatverbintenis, moet u weten: wij kunnen ons niet veroorloven een onderzoek op de klippen te laten lopen. Als ik weet dat in bepaalde zaken meer mensen, wat zeg ik, de juiste mensen, tot een beter resultaat zullen leiden, moet ik die mensen inzetten. Maar om zo’n hervorming efficiënt door te voeren, moet je waarschijnlijk een hele reeks gerechtelijke arrondissementen afschaffen, en waar stuur je dan al die cheffen naartoe? (diep gepeins) Misschien kan Justitie toch beter eerst de bestaande structuren verfijnen, en zorgen dat elk onderzoekskabinet over minstens één bediende beschikt.

Is personeelsgebrek dan de reden van het eindeloze uitdijen van gerechtelijke onderzoeken?

BULTHé: Gebrek aan logistieke ondersteuning en chronisch personeelsgebrek zijn daar belangrijke redenen voor, ja. Een andere is, dat sommige zaken tot op het kleinste draadje worden uitgeplozen. Dat wilde ík vroeger ook altijd doen, maar intussen heb ik geleerd dat een goede onderzoeksrechter deuren moet openen, maar vooral deuren moet kunnen sluiten. Als een onderzoeksrechter een dossier laat liggen, plegen zijn verdachten misschien andere misdrijven. En dan volgen er bijkomende vorderingen, dikt het dossier aan en duurt het onderzoek langer. Ik weet niet of je dan een betere justitie krijgt.

Met permissie: heeft u ook niet enkele dossiers die al járen meegaan?

BULTHé: Ja. Een reeks moorden uit de jaren tachtig en een gewapende overval van halfweg de jaren negentig. Ik zou die dossiers kunnen overmaken aan het parket, maar dat wil ik niet doen. Als er ook maar een sprankeltje hoop op nieuwe sporen blijft, wil ik zo’n dossier op elk moment uit de kast kunnen vissen en herbeginnen. Dat is veel makkelijker dan aan het parket te moeten vragen om het te heropenen. En weet u, eigenlijk doet alleen mijn griffier er moeilijk over. Elk jaar zegt ze: ‘Dat is slecht voor uw statistieken.’ En ze heeft nog gelijk ook. (lacht)

Vergeet u niet een ander langlopend dossier – dat over de fraude bij textielgroep Beaulieu?

BULTHé: Ik zeg niets over concrete dossiers. Ik kan wel zeggen dat grootscheepse financiële onderzoeken vaak verschillende vertakkingen hebben, met rogatoire commissies en procedures met beroepstermijnen in het buitenland. Die dingen kosten allemaal tijd.

Vindt u dat de redelijke termijn daar in het gedrang komt?

BULTHé: Nogmaals, ik wil me niet over specifieke onderzoeken uitspreken, maar ik kan me wel gevallen voorstellen waarin de redelijke termijn inderdaad in het gedrang komt. U kunt dat onverantwoord vinden, maar gezien de middelen waarover het Belgische gerecht beschikt, vrees ik dat het niet beter kán. Het is trouwens bij lange na zo erg niet als iedereen wil laten uitschijnen. In een dossier met verschillende moorden dat anderhalf jaar geleden voor assisen kwam en waarin maar een van de twee verdachten bekentenissen aflegde (Bulthé heeft het wellicht over de zaak-Andras Pandy, nvdr.), was het onderzoek binnen de drie jaar afgerond. Ik noem dat behoorlijk kort op de bal spelen.

Het parket in Luik werkte twaalf jaar aan de zaak-Cools, dat van Antwerpen acht jaar aan de zaak-Van Noppen. Neufchâteau had ook al acht jaar nodig om de zaak-Dutroux voor de rechter te krijgen. Het dossier-Pandy werd in 1997 geopend, en tegen 2002 was er een uitspraak in assisen. Werken onderzoeksrechters in Brussel dan efficiënter dan in de rest van het land?

BULTHé: Ik heb dat niet gezegd. (lacht) Ik weet dat wij in Brussel geregeld coördinatievergaderingen beleggen met de verschillende experts, de politiemensen en de onderzoekers in belangrijke dossiers. Dat helpt. Misschien is er in andere politiezones minder wederzijds begrip.

De politie zegt: wij hebben te weinig mensen om onderzoeksopdrachten uit te voeren. Voelt u met haar mee?

BULTHé: Ik voel mee met de politieagenten, maar dat de politie te weinig mensen heeft, is mijn probleem niet. Dan had ze maar met de criminelen moeten afspreken dat die geen misdrijven meer zouden plegen tot de hervormde politie op kruissnelheid zat. Het valt me overigens op dat er zelden gebrek aan capaciteit is voor schone dossiers, alleen voor de hete patatten. Dat kan dus niet hé: alle zaken zijn belangrijk: assisenonderzoeken, gigantische financiële fraudes, maar net zo goed de kleine, mineure diefstalletjes. Vergelijk het met een ziekenhuis: de chirurg stuurt u toch ook niet terug naar huis omdat het máár een blindedarmoperatie is?

Wie oppert dat een onderzoeksrechter keuzes zou moeten maken, verkoopt onzin. Als uw moeder hier morgen klacht met burgerlijke partijstelling komt indienen over een ongedekte cheque van twintig euro, heeft ze er echt geen boodschap aan dat Bulthé nog andere, dikkere dossiers behandelt. Al wat haar interesseert, is háár cheque van 20 euro. En terecht: de wet voorziet dat ze zich daarvoor burgerlijke partij kan stellen, dus moeten alle rechtsmiddelen open blijven. Zolang ze dat niet begrijpen bij politie en justitie, zullen onderzoeken in het honderd blijven lopen.

Wat vindt u, als bevoorrechte gebruiker, van de politiehervorming?

BULTHé: Alles is een probleem van onderzoekscapaciteit. Ik merk dat we vandaag over minder capaciteit beschikken dan in 1995. Maar de eerste politiechef die daarover bij mij om begrip komt bedelen, stuur ik wandelen. Zijn geweeklaag slaat nergens op, want er zijn vandaag evenveel agenten als vroeger. Niemand stelt de juiste vragen over de politiehervorming.

Wat zijn de juiste vragen over de politiehervorming?

BULTHé: U moet zich afvragen hoeveel manuren de flikken in 1995 en in 2004 hebben geklopt, hoeveel van die uren ze te velde hebben doorgebracht en hoeveel achter een bureau. U zult zien dat politieagenten in 1995 nauwelijks tijd doorbrachten achter hun bureau, en dat kantoorwerk vandaag een substantieel deel van hun tijd opslorpt. (zucht) Vroeger grapten we wel eens dat er één controleur was voor elke twee agenten op straat. Dat is vandaag nog altijd zo, alleen zitten ze vandaag alle drie achter hun bureau en er raakt niets meer afgewerkt.

(vist een dossier uit de kast) Hier: deze man werd begin juli ergens in Brussel afgetroefd. (leest voor met zware stem) Mondelinge bedreigingen, verwondingen met arbeidsongeschiktheid als gevolg, aanslag op personen waarop criminele straf is gesteld. Op 15 juli 2003 heb ik onderzoeksopdrachten uitgeschreven, twee maanden later was daar nog niets mee gebeurd. Ik bel de politie, maar ze beweren niets ontvangen te hebben. Ik stuur het hen opnieuw en weken later volgt een brief: ‘Door de hoge werkdruk hebben we nog geen onderzoeksdaden kunnen stellen.’ Op 5 januari bel ik met de commissaris. Op 16 januari zal hij de verdachte verhoren, belooft hij. Zes maanden na mijn eerste opdracht! Ik heb die zestiende naar mijn postbus gekeken als een duivenmelker naar zijn til, maar ik heb niets zien binnenkomen. Eén dag daarna kwam er wél een brief: ‘Door andere prioriteiten en een gebrek aan capaciteit is het verhoor niet kunnen doorgaan.’ Toen ben ik écht boos geworden. Ik heb een kwaaie brief verstuurd naar de gerechtelijke directeur van het desbetreffende arrondissement, en twee weken later lag het proces-verbaal in mijn bus – geantidateerd overigens. (schudt ontmoedigd het hoofd)

Veel beterschap lijkt er niet in zicht. Mogen wij u dit interessante proces-verbaal uit september 2003 voorleggen van een gerechtelijk directeur van de federale politie in Brussel?

BULTHé:(leest hardop) Le devoir de loyauté pour le personnel doit donc respecter l’ordre suivant: l’ Etat de Droit, la Loi et le Directeur Judiciaire. Les rapports privilégiés d’enquêteurs avec des juges d’instruction sont des survivances du passé qu’il faut oublier. (Vrij vertaald: speurders moeten verantwoording afleggen aan de rechtsstaat, de wet en hun gerechtelijk directeur. Hun bevoorrechte contacten met bepaalde onderzoeksrechters kunnen ze maar beter vergeten.)

Zegt deze rondzendbrief van de gerechtelijk directeur van Brussel dat gerechtelijk onderzoek voor hem van ondergeschikt belang is?

BULTHé: (zucht en zwijgt dan nadrukkelijk) Míjn onderzoeken heeft deze beslissing in elk geval niet in de war gestuurd: ik krijg meestal mijn capaciteit omdat ik weet waar ik ze moet vragen. Maar velen van mijn jonge collega’s groeien op met de idee dat je capaciteiten moet incalculeren, dat je keuzes moet maken en bepaalde zaken moet laten liggen. Ik vind dat niet kunnen in een rechtsstaat.

Is er wel een andere oplossing? Gerechtelijke onderzoeken kampen nu eenmaal met een acuut gebrek aan mensen – magistraten, politieagenten, maar ook onafhankelijke experten.

BULTHé: (knikt) Dat is een bijkomend probleem. Enkel het beste is hier goed genoeg, maar met de betaling loopt het fout: de commissie Gerechtskosten (die de afhandeling regelt van de facturen van die experts, nvdr.) functioneert niet optimaal. En geloof me: dat is een eufemisme. Bovendien is bij de correctionele griffies het geld op. Drie op de vier mensen die we dit weekend aangehouden hebben, moest met een tolk verhoord worden. Je moet daarvoor tolken uit hun zondagse zetel bellen die de voorbije zes maand niet meer betaald zijn. Dat werkt niet erg motiverend, hè. Vorige zondag nog hebben we drie kwartier moeten rondbellen voor één tolk. Ze komen alleen nog omdat ze anders hun accreditatie van beëdigd vertaler kwijtspelen. Voor het geld moeten ze het allang niet meer doen.

Heeft u ook het idee dat alle grote ingrepen sinds 1996 bij justitie met een sisser zijn afgelopen? Franchimont werkt niet, het snelrecht werkt niet, de politiehervorming is een lachertje.

BULTHé: Franchimont werkt perfect in een eenvoudig dossier met één aanhouding, maar alle andere zaken zijn er nodeloos ingewikkeld door gemaakt. De hervorming maakt dat de procedures in complexere dossiers veel langer worden, en dat de werklast dus verhoogt. Het vergt een minutieuze organisatie om dossiers binnen de wettelijke termijnen klaar te krijgen. Het snelrecht is een ander verhaal: dat werkt helemaal niet, omdat het afhangt van de goodwill van de verdachten en hun advocaten. En die hebben soms iets minder belang bij een goed functionerende justitie dan wij. (bulderlach)

Frank Demets

‘Gerechtelijke onderzoeken gedijen beter in de schaduw.’

‘Een goede onderzoeksrechter moet deuren openen, maar er ook kunnen sluiten.’

‘Dat de politie te weinig volk heeft, is mijn probleem niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise