Zaterdag 29 juni gaat de honderdste editie van de Tour de France van start. Joop Zoetemelk was in 1980 de laatste Nederlandse winnaar. België herinnert hem vooral als ‘de wieltjeszuiger’, die meermaals vlak voor de finish toesloeg. Nederlanders spreken van ‘de Belgische hetze’. En zelf blijkt hij zijn glorieuze carrière lange tijd te hebben verdrongen.

‘En hier woon ik nu’, zegt Joop Zoetemelk (67) terwijl hij zijn bescheiden Renault Clio het erf oprijdt. Even eerder heeft hij zijn bezoek van het nabijgelegen station afgehaald, een half uur ten oosten van Parijs. We rijden door het dorp Germigny-l’Evêque en passeren de oude villa van zijn schoonfamilie, waar hij meer dan dertig jaar heeft gewoond en behalve geluk vooral ook veel leed kende.

Voor het eerst in zijn leven bezit de voormalige Nederlandse topwielrenner sinds een jaar zijn eigen huis, dat hij grotendeels zelf ontwierp: een moderne vrijstaande woning, opgetrokken uit bakstenen en zalmroze muren. Ruimte genoeg voor hem en zijn Franse partner Dany Pouille, ook als de familie op bezoek is. Maar zeker geen overbodige pracht en praal. ‘Ze zeggen altijd dat ik gewoon Joop ben gebleven’, zegt hij tijdens het gesprek en daar lijkt weinig op af te dingen.

Joop Zoetemelk. Net als de Fransman Raymond Poulidor stond hij bekend als de eeuwige tweede. Zes keer stond hij na drie weken Tour de France immers net naast de hoogste trede van het eindpodium. Dat was met legendarische tegenstanders als Eddy Merckx en de Fransman Bernard Hinault overigens weinig reden tot schaamte.

Maar anders dan Poulidor wón Zoetemelk ook. Niet alleen schreef hij in 1980 de Tour de France op zijn naam, maar ook won hij olympisch goud in 1968, de wereldtitel op de weg zeventien jaar (!) later en de Ronde van Spanje in 1979. Hij won in totaal tien individuele Touretappes, zegevierde vijf keer in een ploegentijdrit en voltooide de ronde der ronden zestien keer tussen zijn debuutjaar 1970 (waarin hij tweede werd) en 1986.

Dafje vs Ferrari

Alleen in 1974, toen hij in de vorm van zijn leven verkeerde en in het voorseizoen meermaals Merckx aftroefde, moest hij verstek laten gaan wegens een tragische val tijdens de rittenkoers Midi Libre. Hij knalde op een foutgeparkeerde auto van een Britse toerist en liep een hersenvliesontsteking op, die hem nog jarenlang parten zou spelen. Veel analisten en oud-concurrenten denken dat hij zonder dat ongeluk meer grote overwinningen had kunnen boeken.

‘Ik klopte Merckx toen voor het eerst en meteen drie keer achter elkaar’, herinnert Zoetemelk zich. ‘Eerst twee keer tijdens Parijs-Nice en daarna in de Catalaanse Week. Merckx ging daar in de laatste etappe nogal tekeer. Ik was mee, maar hoefde niet aan kop te rijden zolang mijn ploegmaat Cees Bal, die de leiding had in het klassement, ook kon volgen. Uiteindelijk reed Merckx hem eraf, maar mij niet. Toen kreeg hij bij aankomst in Andorra met mij af te rekenen. Ik was nog fris.’ Hij glimlacht. ‘Een beetje te fris voor Eddy.’

Volgens Zoetemelk vormt die overwinning het begin van ‘de Belgische hetze’ tegen hem. ‘Merckx was een held, daar moest je niet aankomen’, zegt hij. Het leverde hem een reeks bijnamen op, zoals ‘de wieltjeszuiger’, ‘het addergebroed’ of ‘de profiteur’.

Belgische media en commentatoren verweten hem dat hij niet aanviel, maar zelf zei hij doorgaans allang blij te zijn dat hij in het wiel kon blijven van ‘de kannibaal’ Merckx. ‘Je kunt als Dafje toch nooit een Ferrari voorbij’, verklaarde hij in een interview in 1972.

Een incident tijdens de Tour de France van 1976 leidde opnieuw tot verontwaardiging in België. Op Alpe d’Huez versloeg Zoetemelk de latere winnaar van het eindklassement, Lucien Van Impe, na lange tijd in diens schaduw te hebben gefietst.

Zoetemelk wuift de Belgische kritiek van weleer opnieuw weg. ‘Van Impe was de best geklasseerde in de ontsnapping en zou de gele trui winnen. Ik deed hem een voorstel: “Jij de trui, ik de rit”, maar hij zei: “Nee, ik wil de rit ook, we gaan erom sprinten.” Waarop ik reageerde: “Is goed jongen, we sprinten, maar dan rij ik gewoon een beetje minder op kop.” Lucien moest voor zijn gele trui wel door blijven rijden natuurlijk. Zo kon ik die etappe toch pakken en dat vond hij niet zo leuk.’

Eerder dat jaar waren de spanningen ook al opgelopen tijdens de voorjaarsklassieker de Waalse Pijl, die Zoetemelk won na een lange ontsnapping. Maar het had weinig gescheeld of hij was kort voor de finish nog ingehaald door Merckx en een aantal andere Belgen. Niet dankzij een eindspurt, maar door een politieagent die hem de verkeerde kant op stuurde. ‘De cameraploeg bleef ook gewoon meerijden, alsof er niets aan de hand was. Ik zag ineens geen publiek meer en keek achterom. Mijn ploegleider riep: “Terug! Terug!” Ik was gelukkig nog net op tijd’, zegt hij.

‘Zoetemelk zal vandaag wel bruin zijn geworden’, luidde het spottende commentaar in de Vlaamse pers.

Schoonfamilie

Zoetemelk geniet er bij tijd en wijle zichtbaar van om over zijn successen te praten. Dat was de afgelopen decennia vaak anders. Lange tijd speelde zijn glorieuze verleden nauwelijks nog een rol in zijn leven.

Van huis uit was hij een Hollandse plattelandsjongen, die in zijn jonge jaren zijn vader helpt in de varkensmesterij in het dorp Rijpwetering, nabij Leiden. Hij is voorbestemd om timmerman te worden, maar maakt dankzij zijn buitengewone wielertalent vooral carrière in het buitenland, eerst bij de Belgisch-Nederlandse ploeg Mars-Flandria en vervolgens bij het Franse GAN-Mercier.

In Frankrijk ontmoet hij zijn eerste grote liefde, Françoise. Wanneer zijn schoonouders graag willen dat het kersverse paar in hun villa komt wonen in Germigny-l’Evêque, stemt Zoetemelk met enige tegenzin in. Na een kortstondige idylle en de geboorte van zijn kinderen Karl en Loetitia raken zijn vrouw en zijn schoonmoeder echter steeds meer in de ban van de fles, zo onthulde hij twee jaar geleden in Joop Zoetemelk, een open boek van de auteurs Jacob Bergsma, Joop Holthausen en Peter Ouwerkerk.

Scheiden kan niet. In dat geval zal hij zijn kinderen niet meer zien, zo dreigt zijn schoonvader immers. Naar alle waarschijnlijkheid is het aan diezelfde man te wijten dat hij jarenlang geen huis mag bouwen op een lap terrein die hij heeft aangekocht in het dorp. ‘Ik heb later ook tegen mijn schoonvader gezegd: als ik jullie niet was tegengekomen had ik een veel betere carrière gehad’, zegt hij in het boek.

Op Françoises aandringen koopt Zoetemelk in 1980 een hotel in het naburige stadje Meaux, wat geen succes wordt. Drank is overal voorradig en zijn vrouw glijdt steeds verder af. Tot zijn opluchting doen ze het hotel in 2002 weer van de hand, maar met Françoise zou het niet meer goed komen. Ze overlijdt in 2008 thuis bij Zoetemelk.

‘Zijn familieleven heeft hem verpletterd’, zegt Dany Pouille, zijn huidige echtgenote, op het terras in de achtertuin. ‘Hij wilde steeds minder mensen zien, gaf geen interviews meer en kwam nauwelijks het dorp nog uit. Ook tegen mij was hij heel gesloten. Het heeft me heel veel moeite gekost het schild te breken.’

Pouille kreeg de indruk dat hij zijn verleden ontkende, inclusief alle successen. ‘Al zijn trofeeën, leiderstruien en andere souvenirs zaten in een paar koffers op zolder, waarnaar hij nooit omkeek. Ik heb hem gezegd: “Jij bent een grote kampioen. Daar moet je trots op zijn.” Ik had het idee dat hij dat niet besefte. Hij is zo nederig.’

Op zolder van het nieuwe huis is ze bezig een kamer in te richten met oude fietsen en prijzen. Le musée Joop, noemt ze het. Ter plaatse lijkt Zoetemelk zelf nog steeds niet helemaal overtuigd van de noodzaak ervan en hij gruwt vooral bij de gedachte dat hij nog zo veel spullen moet uitzoeken, maar toch glundert hij als hij uitleg geeft bij de glorieuze aandenkens uit zijn verleden.

Zelf praat Zoetemelk liever niet meer over die lange, moeilijke periode uit zijn privéleven. De man die bekend stond om zijn droge uitspraken als ‘Parijs is nog ver’ en een simpel ‘pfff’ is sowieso nog steeds geen prater, zo blijkt ook tijdens het gesprek met Knack.

Of de Touroverwinning van 1980 een ander mens van hem heeft gemaakt? ‘Er waren dat jaar erg veel Nederlanders bij de finish op de Champs-Elysées. Maar verder veranderde er niet zo veel. Ik bleef er heel nuchter onder.’ Of de druk toenam toen hij de gele trui moest verdedigen? ‘Nee hoor, druk is er toch. Als je achtste bent, ben je bezig: hoe kom ik terug? En als je eerste bent, is het: hoe blijf ik eerste?’ Zijn mooiste etappeoverwinning? ‘Een Touretappe winnen is altijd mooi.’

Doping

De huidige malaise in de wielersport, veroorzaakt door de schier oneindige serie van dopingonthullingen, stelt hem erg teleur. Hoewel hij de wedstrijden nog op de voet volgt, probeert hij zich voor de dopingschandalen zo veel mogelijk af te sluiten.

Eind vorig jaar kwam behalve Armstrong vooral de Nederlandse Rabobankploeg, waarvoor hij zelf na afloop van zijn actieve carrière nog jarenlang freelancewerk deed als invallend ploegleider, negatief in het nieuws. Michael Boogerd, in 1998 vijfde in de Tour, ging door het stof door op televisie te bekennen dat hij jarenlang had gelogen over zijn dopinggebruik. Zoetemelk: ‘Ik weet niet wat er precies is gebeurd. Jullie houden het allemaal bij, maar ik heb hier geen Nederlandse kranten.’

Ook over de geroyeerde zesvoudige winnaar Lance Armstrong kan hij kort zijn. ‘Ik ben nooit fan van hem geweest, ik heb ook nooit contact met hem gehad. Wat hij in de Tour heeft gedaan, is ongelofelijk. Ik neem het hem kwalijk. Ik neem het iedereen kwalijk die de wielersport in een kwaad daglicht stelt.’

Doping speelde ook in zijn tijd al een rol en ook hij werd betrapt op verboden middelen, maar nooit leidde dat tot meer dan een tijdstraf van tien minuten. ‘Wat jaren terug is gebeurd, is gebeurd’, zegt hij daar nu over. ‘We moeten verder, naar voren kijken. De wielersport stond altijd hoog aangeschreven en ik vind het erg jammer dat dat nu voorbij is. Kijk naar zo’n Parijs-Roubaix dit jaar. Dat is toch prachtige sport.’

Liever praat hij nog eens over de Tour van 1980, zíjn Tour. Het seizoen begint voor Zoetemelk overigens weinig voorspoedig. ‘Ik breek een sleutelbeen en verlies de Ronde van Zwitserland in de voorlaatste etappe. Ik ben eigenlijk helemaal van streek. Het Nederlands Kampioenschap is ook al niets.’

De proloog in het Duitse Frankfurt eindigt dramatisch. Op een traject van nauwelijks zeven kilometer verliest hij bijna een halve minuut op de gedoodverfde favoriet Hinault en in de eerste etappes kan hij weinig goedmaken. Ook in een langere tijdrit op het Grand Prix-circuit van Francorchamps en op de kasseien in Noord-Frankrijk verliest hij terrein op zijn voornaamste tegenstander.

Via Normandië en Bretagne voert het naar het zuiden. Terwijl de TI-Raleighploeg van Zoetemelk en enkele andere Nederlandse toppers als Jan Raas en Gerrie Knetemann de ene na de andere overwinning boekt, voelt ook Zoetemelk zich steeds beter. In een tijdrit nabij Bordeaux verslaat hij zijn Franse rivaal en pakt hij wat tijd terug. De ploeg en hijzelf gaan voorzichtig in een stunt geloven.

Toch relativeert hij tot op de dag van vandaag zijn eigen succes. ‘Als Bernard gewoon goed blijft, kun je hem bijna niet meer inhalen. Ik had niet iets van: nú kan het. Ik wilde gewoon een zo goed mogelijk klassement rijden.’

Maar Bernard Hinault blijft niet goed. Hij krijgt steeds meer last van een knieblessure en ziet zich genoodzaakt af te stappen na de elfde etappe. De Tour was nog niet gewonnen, maar Parijs moet voor Zoetemelk ineens een stuk minder ver hebben geleken.

Desalniettemin maakt hij nog enkele angstige momenten mee, zoals een val op de flanken van de Pra Loup in de Alpen, veroorzaakt door een stuurfout van zijn ploegmaat Johan van der Velde. Zoetemelk: ‘Ik schrok wel. Als je daar eenmaal ligt, moet je niet blijven liggen.’

Een dag later gaat het direct na de start de Galibier op, een van de zwaarste cols, en al snel ligt Zoetemelk minuten achter. ‘In de afdaling nam ik meer risico dan de anderen, toen kwam ik weer in de kopgroep’, zegt hij. Op 20 juli zegeviert hij na Jan Janssen als tweede Nederlander op de Champs-Elysées in Parijs.

Had hij niet liever gehad dat Hinault in 1980 níét was afgestapt? ‘Misschien was dat mooier geweest. Zoetemelk één; Hinault twee. Maar het maakt mij niet zo veel uit. Het is de overwinning die telt.’

OLIVIER VAN BEEMEN IN GERMIGNY-L’EVÊQUE

‘Ik heb hem gezegd: “Jij bent een grote kampioen. Daar moet je trots op zijn.”‘

‘Kijk naar zo’n Parijs-Roubaix dit jaar. Dat is toch prachtige sport.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content