De Duitse pianist-clavecinist Andreas Staier doorzwom al heel wat muzikale watertjes. Binnenkort speelt hij Mozart en Beethoven.

Info : Andreas Staier speelt Mozart (met de Filharmonie en Philippe Herreweghe) in Brugge (Concertgebouw, 26/6), in Gent (Bijloke, 27/6) en in Würzburg (Kaisersaal der Residenz, 1/7). Volgend seizoen soleert hij ook in de Beethoven-happening op 6 februari 2005 in deSingel. Voor tickets kan u terecht bij www.deFilharmonie.be of www.deSingel.be. Zijn nieuwste cd (met werk van Mozart) verscheen bij Harmonia Mundi.

Andreas Staier timmert al een kwarteeuw lang aan de fascinerende weg van de historische uitvoeringspraktijk. Op een manier die veel gemeen heeft met die van onze Jos Van Immerseel: minder radicaal weliswaar, maar kritisch en lucide, met kennis van zaken en gezond verstand. Hij begon bij Byrd, Bach en Scarlatti, verkende werk van Jan Dussek en Muzio Clementi, en geraakte al tot bij Schumann en Brahms – vaak als liedbegeleider van Christophe Prégardien. Volgende week en komend seizoen concentreert hij zich op Mozart en Beet- hoven in een aantal concerten met Philippe Herreweghe en de Filharmonie.

Staiers vriendschap met Philippe Herreweghe dateert al van ver voor de concerten die ze een paar seizoenen terug gaven met Herreweghes Parijse Orchestre des Champs Elysées.

ANDREAS STAIER: Het moet ergens in het begin van de jaren tachtig geweest zijn… in Den Haag, als ik het me nog goed herinner. Ton Koopman werkte toen aan een uitvoering van Mozarts Zauberflöte. Ik speelde de pianoforte-partij en Philippe bereidde het koor voor. Ik was meteen erg onder de indruk van zijn manier van werken. En het klikte zo goed tussen ons dat we in de vrije uren tussendoor samen heel wat piano hebben gespeeld. Ik had toevallig een stapel muziek voor piano vierhandig in mijn koffer, en daar hebben we ons kostelijk mee geamuseerd. Daarna zijn we elkaar wat uit het oog verloren, tot we mekaar een paar jaar geleden in Saintes weer tegen het lijf liepen en we een aantal concerten gepland hebben met het Orchestre des Champs Elysées.

Wat beviel je dan zo in Herreweghes aanpak?

STAIER: Tja, zijn koor is natuurlijk een van de beste die er zijn. Dat had ik ook al gehoord in concerten, gaande van Bach-cantates tot het Requiem van Fauré. En die muzikale affiniteit, dat heeft te maken met het gevoel dat je blijkbaar heel veel dingen in muziek op dezelfde manier beleeft, zonder dat je daar uitvoerig over moet praten. Dat voelden we destijds al bij die quatre-mains, dat we aan dezelfde dingen plezier beleefden en bepaalde concepten van een interpretatie intuïtief deelden. Maar ook later: ik heb met Philippe een concerto van Dussek gespeeld, het c-klein-concerto (KV. 467) van Mozart en het vierde pianoconcerto van Beet- hoven. Er is iets in zijn manier van musiceren wat me ontroert.

Misschien gaat het om het zoekende, het eerlijke. En om een gebroken beeld van de romantiek, dat we in ons dragen. Neem bijvoorbeeld dat vierde Beethoven-concerto. Dat is helemaal niet zo’n direct en eenduidig werk als sommigen wel denken. We delen een fascinatie voor al de tussenliggende lagen en halftinten in de muziek.

Uw verhouding met Philippe Herrewe- ghe lijkt in elk geval harmonischer dan die met uw vroegere leraar Ton Koopman? Ik las ergens dat u van hem niet veel geleerd heeft.

STAIER: Daarover ben ik verkeerd geciteerd. Ton Koopman en ik hadden soms heel verschillende reflexen en ideeën over muziek. Maar die dialectische verhouding was net wél leerrijk. Omdat je moet nadenken en argumenteren waarom je bepaalde dingen zus of zo wil. Het maakt je analytischer en bewuster van je muzikale smaak en intuïtie. Ton is trouwens ook zo’n intelligente en lieve persoonlijkheid dat hij het ook vruchtbaar en plezierig vond om over allerlei dingen te discussiëren. Wat in Nederland helaas te weinig de gewoonte was. Dat verschilde wel van mijn opleiding in Duitsland. Daar zijn musici blijkbaar principiëler, en werd alles veel minder klakkeloos overgenomen.

Maar toch hebben de lessen van Gustav Leonhardt meer indruk op u gemaakt.

STAIER: Leonhardt beschikt over een ongelooflijke kennis en een buitengewoon inzicht. Ik ben maar een keer of twee, drie bij hem gaan voorspelen. Het mooie is dat hij om iets uit te leggen zelf aan de klavecimbel gaat zitten, en dan al spelend becommentarieert wat er allemaal in de muziek gebeurt. Een beetje zoals Adrian Leverkühn in Thomas Manns Dokter Faustus, als die bijvoorbeeld Beet- hovens Opus 111 speelt. Dat is heel indrukwekkend bij Leonhardt.

Het 19e Pianoconcerto van Mozart dat u nu zult uitvoeren, heeft u zelf al opgenomen en van achter de piano gedirigeerd. Is het niet moeilijk om zo’n werk, waarbij u over elk detail al een duidelijke mening heeft, met een andere dirigent uit te voeren?

STAIER: Net bij Philippe ben ik er gerust op dat we op dezelfde lijn zitten. Zoiets kan wel eens tot problemen leiden, maar het kan evengoed net verfrissend zijn. Ik laat me graag verrassen. Samenwerken met iemand die zinvolle en gefundeerde ideeën over een stuk heeft, is altijd plezierig. Zo ontdek je soms aspecten van een werk, waar je misschien zelf altijd aan voorbijgegaan bent. Ik ben in elk geval heel nieuwsgierig naar wat Philippe met dit concerto wil doen. En des te beter als dat iets anders is dan wat ik gewoon ben.

Hoe staat het met uw eigen opvatting over dit concerto? In de toelichting bij uw opname legde u heel sterk de nadruk op het vrolijke en ironische karakter van het concerto. Denkt u er na vier jaar al anders over?

STAIER: Ik denk het niet. Het onbezorgde karakter blijkt meteen uit het typisch jambische ritme van het openingsdeel, dat ook nog eens ‘alla breve’ gemarkeerd is – een stuk vlotter dus dan de meer gebruikelijke vierkwartsmaat. Bovendien bevat het eigenlijk geen traag, meditatief deel: het tweede deel is geen adagio of andante, maar een luchtig allegretto – een intermezzo, of een serenade die niet serioso is. Pas in de finale komt Mozart wat ernstiger voor de dag, door het deel vrij complex en fugatisch uit te werken. Je kunt het vergelijken met zijn laatste Jupiter-symfonie, waarin hij ook net de finale een bijzonder gewicht geeft door ze op te zetten als een sonatevorm met een sterk polyfoon karakter. Het is geen vrijblijvende, vrolijke afsluiting, maar echt het hoogtepunt van het werk. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de zeer populaire concerto’s in c- en d-klein (K. 466 en 467), waar het eerste deel de grootste dramatische lading krijgt.

Beethoven was een groot liefhebber van de pianoconcerto’s van Mozart. Bestaat er voor u een verband tussen dit negentiende van Mozart en het derde van Beet- hoven, dat u in februari op de Beethovenhappening zal spelen. Bijvoorbeeld het overwegend vrolijke karakter, en de fugato-passage in de finale?

STAIER: Ze zijn heel erg verschillend. Er zit best veel humor in Beethovens derde concerto. Maar het begint meteen heel viriel en heroïsch, als een mars: typisch beethoveniaans. De c-klein-toonaard krijgt bij Beethoven ook al- tijd een sterk dramatische lading. De pia- nissimo herhaling van het openingsthema is niet idyllisch zoals bij Schubert, maar unheimlich. En de fuga in de finale is vluchtig, terwijl ze bij Mozart van de inzet af constitutief is. Het tweede deel is alleen door zijn onverwachte toonaard al van een heel andere dimensie, en van een verrassende diepgang. Het is een van Beethovens sterkste stukken.

Zou u kunnen kiezen tussen Mozart en Beethoven?

STAIER: Ik prefereer Mozart noch Beet- hoven. Beiden schreven werken waarbij ik reserves heb, en andere die onmisbaar zijn. Als ik dan toch moet kiezen, geef ik de voorkeur aan de concerto’s van Mo- zart en de solowerken van Beethoven.

Uw nieuwste Mozart-plaat verscheen bij Harmonia Mundi. Net als Nikolaus Harnoncourt bent u vertrokken bij Teldec, een deel van de grote Warner Music Group. Hoe erg is het volgens u gesteld met de zogenaamde achteruitgang van de klassieke muziek?

STAIER: Toen de zoveelste nieuwe manager bij Warner me vroeg of ik geen Schubert-concerto’s wilde opnemen, was de maat wel vol. Het was er even ongeïnspireerd, ongeïnformeerd en banaal samenwerken als voordien bij BMG. Al die onheilstijdingen over de ondergang van de platenindustrie zijn domme excuses voor de kortzichtigheid en domheid van de ene dure manager na de andere. Bij Harmonia Mundi loopt alles veel makkelijker. Je hoeft je niet om de paar weken voor een heel directeurscollege te gaan verantwoorden, waarvan de volgende keer iedereen alweer vervangen is. Je neemt gewoon de telefoon en bespreekt samen een paar leuke ideeën. Het is veel aangenamer werken. En de resultaten bewijzen dat.

Jo Paumen

‘Philippe en ik delen een fascinatie voor al de tussenliggende lagen en halftinten in de muziek.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content