Een jonge Belgische klimmer die graag aanvalt en veel ambitie toont: Tim Wellens is een welkome attractie voor de Ardense koersen, van de Brabantse Pijl tot Luik-Bastenaken-Luik. Bovendien neemt hij zelden een blad voor de mond. ‘Ik kan geen hele koers voor de tv uitzitten. Bij een vlakke rit is de laatste vijf kilometer al meer dan genoeg.’

Het wielerjaar dendert door, maar dan met andere namen. De kasseistampers liggen sinds vorig weekend op de sofa, de kuiten nog murw van Parijs-Roubaix. Vanaf nu zijn de klimmers aan zet: woensdag bestijgen ze de Alsemberg in de Brabantse Pijl, zondag betwisten ze de Amstel Gold Race, een belangrijke World Tour-koers doorheen Nederlands Limburg. Vervolgens trekt het peloton naar de Ardense côtes voor de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik. De voorbije jaren rekende België in zulke koersen op Philippe Gilbert en, in mindere mate, op Jelle Vanendert (twee keer tweede in de Amstel Gold Race). Beiden zijn dertigplussers, en lijken niet bezig aan hun sterkste seizoen. Een mogelijke opvolger, die met veel trek aan de start staat, is Tim Wellens. De Limburger hoort bij de zogeheten ‘Jonge Benen’: vier gezworen wielerkameraden die elkaar kennen van het WK voor junioren van 2009. De Belgische ploeg met Wellens, Louis Vervaeke en Sean De Bie reed die dag alles aan flarden, hun maat Jasper Stuyven werd wereldkampioen. Zes jaar later zijn de vier vrienden prof, en komen hun avonturen wekelijks aan bod in het Eén-programma Iedereen beroemd. De programmamakers wrijven zich in de handen, want drie van hen konden dit seizoen al winnen. Komt daar zondag een spraakmakende zege in de Amstel Gold Race bij? ‘Wie weet. Het is elk geval een koers die mij beter ligt dan de wielerkenners zouden denken’, zegt Tim Wellens.

Renners klagen dat ze zeeziek worden in de Amstel, en dan hebben ze het niet over de emmer Nederlandse pils die ze op het winnaarsschavot krijgen, noch over de podiummissen die cocktailjurken gemaakt van bierkaartjes dragen. Nee, het is dat eeuwige draaien en keren: dat definieert koersen in Nederlands Limburg. Het peloton rijdt er een lus door een lus door een lus, en dat werkt bijzonder desoriënterend. ‘Parcourskennis is op zo’n traject erg belangrijk’, meent Wellens, wiens wortels in Sint-Truiden liggen en die op de Cauberg in Maastricht dus een halve thuisrace fietst. ‘De bergen volgen elkaar snel op, en je hebt amper kans om op te schuiven want de wegen zijn bijzonder smal. In feite lijkt de Amstel Gold Race sterk op de Ronde van Vlaanderen, maar dan met langere hellingen. Een héél leuke koers, vind ik, maar ook wel zwaar. Wordt de Amstel eigenlijk als een monument beschouwd?’

Koerstraditionalisten vinden van niet.

TIM WELLENS: Luik-Bastenaken-Luik heeft meer status, dat voel je als coureur wanneer je aan de start staat. Maar als ik de Amstel kan winnen, dan graag. Ik eindigde er nog nooit op een plaats die bleef hangen, maar ik voel dat het erin zit.

U won vorige maand knap een rit in Parijs-Nice en klopte daarbij Alberto Contador en Richie Porte. Gaf dat vertrouwen?

WELLENS: Natuurlijk, maar daar heeft het mij nooit aan ontbroken, eerlijk gezegd. (lacht)

Ik hoef u niet te vragen waar de koersmicrobe vandaan komt: we moesten door Wielercenter Wellens stappen om tot in de woonkamer van uw ouderlijke huis te raken.

WELLENS: Je zult ver moeten zoeken om een familie te vinden die meer met de fiets vergroeid is dan het gezin Wellens. Mijn pa is ex-prof en reed in 1981 samen met zijn twee broers in de Ronde van Frankrijk. Drie broers in de Tour: dat schijnt nog altijd een unieke prestatie te zijn. Met het geld dat pa als wielrenner verdiende, opende hij een fietswinkel.

Wanneer je opgroeit in een gezin waar alles rond de fiets draait, kunnen er twee dingen gebeuren: of je krijgt er een degout van, of je gaat er helemaal in mee.

WELLENS: Mij op een fiets zetten, is het grootste geschenk dat mijn ouders me konden geven, nog los van het feit dat ik er uiteindelijk mijn beroep van heb gemaakt. Niks is plezieriger dan fietsen, zeker als je opgroeit in Sint-Truiden.

De twee grote fietsstreken van Vlaanderen zijn Limburgs Haspengouw en de Vlaamse Ardennen. Welke van de twee is het mooist?

WELLENS: Haspengouw, met een mijl voorsprong. Ik heb als renner de wereld gezien, van China tot Toscane en de bergen van Canada, maar nergens is het zo mooi als in Limburg. Ik begrijp niet dat Belgische wielertoeristen massaal fietsvakanties op Mallorca boeken, als Haspengouw in hun achtertuin ligt. De landschappen zijn minstens zo mooi, er is veel meer variatie qua terrein, en als je echt wilt klimmen, zit je zo in Luik.

Ik háát de Vlaamse Ardennen, met alle respect voor wie graag kasseien ziet. (lacht) Er zijn alleen maar slechte wegen, en het is er meestal vrij druk. Geef mij maar de weidse Limburgse vergezichten. Ik was nog geen tien toen mijn pa me elke dag na school meenam voor een tochtje.

Uw broer was ook heel goed bij de jeugd.

WELLENS: Beter dan ik zelfs. Yannick had zeker de kwaliteiten om prof te worden, maar kreeg inspanningsastma. Hij stond voor de keuze: zware medicatie nemen waarvan je weet dat ze je gezondheid ondermijnt, of stoppen met koersen.

U bedoelt cortisonenpuffers. Die nemen veel renners sowieso, zelfs al hebben ze geen inspanningsastma.

WELLENS: Ze zijn ook niet verboden als je er een doktersattest voor hebt, maar zelf zou ik er nooit aan beginnen. Je neemt toch niks waarvan je weet dat het je lichaam schaadt?

In interviews bent u vaak kritisch voor renners die doping nemen, maar uw grote wieleridool is Frank Vandenbroucke. Leg dat eens uit.

WELLENS: Toegegeven, dat is hypocriet. (lacht) Vandenbroucke had zo veel charisma, zo veel stijl. Hoe hij in Luik-Bastenaken-Luik zijn overwinning aankondigde, en dat dan ook dééd: kippenvel kreeg ik ervan. Winnen is één ding, maar als je het met zo veel panache kunt doen, wordt het nog mooier.

Helemaal akkoord. Maar het was wel wielrennen op de rand van de verslaving. De hoeveelheid spul die Vandenbroucke in zijn lijf had, was zelfs voor die tijd niet normaal.

WELLENS: Een man van extremen, hè. Doping valt natuurlijk nooit goed te praten, maar op de een of andere manier associeer ik Vandenbroucke niet met doping. Ik onthoud vooral zijn ongelooflijke zelfvertrouwen, zijn charme en zijn durf. Je vergaf hem alles. Zijn biografie heet Ik ben God niet, maar voor mij kwam hij toch in de buurt. De Belga Sport-uitzending over zijn leven is het mooiste wat er ooit op tv is geweest.

Vindt u nog altijd dat wie vandaag doping neemt, een levenslange schorsing verdient?

WELLENS: Voor mij wel, ja. Valsspelers mogen ze gerust definitief aan de kant zetten. Zeker als het gaat over zaken zoals epo, het zware spul. Er bestaat nog een categorie waar je milder voor moet zijn. Iljo Keisse werd ooit geschorst omdat zijn voedingssupplement vervuild was. Dat vind ik dan weer overdreven, want heb je enig idee hoeveel pilletjes een renner neemt? Op de een of andere manier zou je een onderscheid moeten maken tussen kwaadwillige doping en pech met een restproduct dat per ongeluk in je bloed terechtkomt.

Juridisch valt dat onderscheid moeilijk te maken.

WELLENS: Waarschijnlijk, ja. Ik weet dat het een lastige kwestie is, die niet een-twee-drie op te lossen valt. Ik kan alleen maar zeggen dat renners die de boel bedriegen voor mij geen tweede kans verdienen.

De Jonge Benen zijn dit jaar geweldig op dreef. Jasper Stuyven won Kuurne-Brussel-Kuurne, Sean De Bie de Driedaagse van West-Vlaanderen en u die rit in Parijs-Nice.

WELLENS: Louis Vervaeke is ook al geweldig op dreef. Ineens begint het voor ons te lopen, ja. Op zich is er geen verband tussen die overwinningen: ik voel me niet geprikkeld als Jasper uitpakt in Kuurne. Maar we groeien wel samen naar een hoger niveau, en dat is geen toeval. We trekken vaak samen op trainingskamp, en dan inspireer je elkaar om er het beste uit te halen. Doet Sean rugoefeningen, dan denk ik: oei, dat mag ik zeker niet verwaarlozen. We houden elkaar bij de les.

Van de vier gezworen kameraden rijdt alleen Jasper Stuyven niet voor Lotto Soudal. In de winter kon hij overstappen.

WELLENS: We proberen hem elke winter naar Lotto te lokken, en ooit zal het lukken. (lacht) Op het eind van het jaar loopt zijn contract af. We krijgen dus een nieuwe kans.

Stuyven zegt dat hij bewust niet voor een Belgische ploeg kiest omdat de druk daar hoger is. Kunt u zich daar iets bij voorstellen?

WELLENS: Voor hem wel, ja. Jasper was wereldkampioen bij de junioren en werd meteen ‘een naam’. Dat kan niet gemakkelijk geweest zijn, want hoe je het ook wendt of keert: een jonge gast moet het allemaal nog leren. Bij Lotto Soudal valt het nochtans wel mee met de druk. Men zegt me zelden of nooit dat iets móét.

Waarom slaat u dit jaar de Ronde van Frankrijk over?

WELLENS: Vorig seizoen had ik zó naar de Tour uitgekeken, maar het is enorm tegengevallen. Ik had deze winter het gevoel dat ik die koers dit jaar misschien niet moest rijden. Het was een keuze van het instinct. Ik doe nu opnieuw de Giro, de wedstrijd waarin ik doorbrak. Ik heb zin in de Ronde van Italië, dat is een gevoel waarvan je moet profiteren. De timing is ook ideaal, net na de Waalse klassiekers en voor de Olympische Spelen. Ik heb vorig jaar veel kritiek gekregen na de Tour, dat heeft er ook wel wat mee te maken. Ik had me voor de start iets te ambitieus opgesteld, en die uitspraken kwamen als een boemerang terug.

In de interviews die u voor die Tour gaf, klonk u nochtans niet arrogant.

WELLENS: Zeg tegen een journalist dat je een rit zult proberen te winnen en de titel wordt: ‘Ik win minstens één rit.’ Andere journalisten gebruiken die quote vervolgens om een polemiek aan te zwengelen. Ik ben iemand die graag zegt wat hij denkt, maar als het zo werkt, dan moet ik oppassen hoe ik de dingen verwoord. Toch heb ik er geen spijt van dat ik lef toonde voor de Tour. Ik had hard gewerkt om goed te zijn. Al die moeite doen en dan flauwtjes verklaren: ‘We zien wel wat het wordt.’ Nee, zo zit ik niet in elkaar.

Elke sportpsycholoog zal u gelijk geven. Wie mikt op middelmatig, blinkt nooit uit. Ambitie tonen móét.

WELLENS:(knikt) Vandaar dat ik zo schrok van de kritiek. Maar achteraf bekeken hadden ze gelijk. Ik kwam er niet aan te pas in de Tour.

Daar waren lichamelijke redenen voor, al hebt u daar nooit over geklaagd.

WELLENS: Het klinkt al snel als een goedkoop excuus als je daarover begint. Dat het zo extreem warm was in de eerste week van de Tour heeft mij genekt, vooral omdat ik te mager aan de start stond. Ik had in de voorbereiding iets te veel op mijn voeding beknibbeld.

Die trend is in het Tourpeloton gezet door de fietsende skeletten van Team Sky.

WELLENS: Renners moeten mager zijn, maar tegenwoordig wordt daar te veel nadruk op gelegd. Lotto Soudal werkt sinds dit seizoen samen met Asker Jeukendrup, een bekende voedingsexpert. Hij heeft voor elk van ons een schema gemaakt: op een normale trainingsdag mag je zoveel gram koolhydraten nemen, zoveel vet, zoveel eiwitten. Maar ik zie het niet zitten om bij elk maaltijd mijn eten te wegen. Ik betwist niet dat het een verschil kan maken, maar sorry, ik sta er niet voor open. Ik eet zo gezond als ik kan en ben streng voor mezelf, maar ik heb geen zin om stress te hebben over mijn voeding.

Strijden voor een klassement in een grote ronde: zal dat er nog van komen?

WELLENS: Dat is de vraag. Ik kan redelijk goed inschatten waar mijn limieten liggen, en voor een klassement in de Tour of in de Giro ben ik op dit moment gewoon niet goed genoeg. Maar dat het nóóit zal gebeuren, krijg ik niet over mijn lippen.

Volgend jaar bent u al te oud voor de witte trui van beste jongere.

WELLENS: Ai, da’s pijnlijk. (lacht) Omdat ik gestudeerd heb, ben ik wel iets later aan de top gekomen, daar moet je rekening mee houden. Ken je Wilco Kelderman? Hij was mijn concurrent bij de jeugd en we waren toen allebei zowat even goed. Wilco stopte met school om alles op het wielrennen te zetten. Ik denk dat we nu opnieuw ongeveer op hetzelfde niveau staan, maar bij hem hebben de mensen het gevoel dat hij stagneert, terwijl ik aan het opkomen ben. Mijn situatie is leuker, natuurlijk.

Welke ambities durft u nu nog uit te spreken voor de Ardennen?

WELLENS:Ik probeer de koers uit te rijden en we zien wel wat het wordt. (lacht hard) Grapje! Ik hoop mee te doen voor de overwinning, en als dat niet lukt, om me minstens te laten zien. Die ambitie mag ik hebben, want ik voel dat ik dit jaar weer een serieuze stap heb gezet.

De slimme coureurs winnen in de Ardennen, renners die je niet ziet tot op de laatste klim.

WELLENS: Ik zal een geheim vertellen: ook de slimme coureurs zijn supersterk. (lacht) De Amstel, de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik zijn inderdaad wedstrijden waarin je je zo lang mogelijk verstopt. Dat gaat tegen mijn natuur in: ik koers liever met de kaarten op tafel. Pas op, misschien zul je de komende weken een andere Tim Wellens leren kennen. Ik kan ook wachten en speculeren. Ik heb trouwens een vrij goeie sprint.

Een paar weken geleden presenteerden twee professoren in Knack een plan om de populariteit van de koers op te vijzelen. Grootste pijnpunt: het wielrennen moet gebalder en spannender worden. Mensen hebben geen tijd meer om een hele dag voor de tv te hangen.

WELLENS: Mijn vader kan een koers van begin tot eind uitzitten en genieten tot en met. Ik niet. Geef mij een montage van de demarrages, plus livebeelden van de laatste twintig kilometer en ik heb alles gezien wat van tel is. Bij een vlakke rit is de laatste vijf kilometer al meer dan genoeg.

Die proffen pleiten ook voor kleinere teams, opdat de koersen minder gecontroleerd zouden verlopen. Uw vriend Jasper Stuyven is tegen.

WELLENS: Omdat er dan minder werk is voor wielrenners, natuurlijk. Dat is een belangrijk argument, maar als het peloton minder knechten telde, zou ik vaker winnen. Jasper ook, trouwens. De aanvallers maken meer kans wanneer de ploegen kleiner worden.

In Jonge benen toonden jullie beelden uit de koers zelf. Dat is ook een manier om het wielrennen aantrekkelijker te maken.

WELLENS: Dat mocht eigenlijk niet. Gelukkig kijkt de organisatie van de Challenge Mallorca niet naar Iedereen beroemd.

Het zag er best gezellig uit in het peloton.

WELLENS: Zeker wanneer het zo’n wedstrijd uit het boekje is: een vroege vlucht die pas gegrepen wordt net voor de finale. Als je dan onderweg niet grapt of babbelt, duren de uren lang. Meestal zoek ik Jasper, Louis of Sean op en praten we over wat ons bezighoudt. Het gaat zelden over de koers. Maar in de Amstel Gold Race wordt het zeker niet gezellig. Daar strijden we vanaf kilometer één.

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S DEBBY TERMONIA

‘Wie doping neemt, mogen ze gerust definitief aan de kant zetten.’

‘Ik háát de Vlaamse Ardennen, met alle respect voor wie graag kasseien ziet.’

‘Ik zie het niet zitten om bij elke maaltijd mijn eten te wegen. Ik heb geen zin om stress te hebben over mijn voeding.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content