Toen Thomas Leysen zijn eerste stappen in de bedrijfswereld zette, stelde Jos Geysels al parlementaire vragen over het radioactieve stort van Olen. Toen Geysels Agalev leidde, onderhandelde Leysen met groene ministers over de aflossing van de historische milieuschuld van Umicore. Jos Geysels ontmoet Thomas Leysen. Opnieuw.

‘Hier heb ik nog campagne gevoerd’, wijst Jos Geysels terwijl we de cité van Olen doorkruisen. ‘En daar, in de Koperstraat, is de schrijver Walter van den Broeck opgegroeid. Daar lag de oude radiumfabriek, en daar zie je de ingang van wat hij tnieffabriek noemt in Brief aan Boudewijn. Moet je zien, ze hebben van die arbeidershuisjes kleine fermetjes gemaakt.’ De nieuwe bewoners van de cité hebben er inderdaad alles aan gedaan om hun huis te onderscheiden van de identieke gevelrijen in de rest van de straat, om de hoek, in de wijde omgeving. Een leeuwenbeeld voor de deur, een glimmende koperen klink, bonte raamkozijnen, nieuwe gevelstenen zelfs.

Eén ding is niet veranderd: te midden van de wijk ligt nog altijd een fabriek. In de volksmond nog steeds de Metallurgie, maar jaren geleden al een filiaal van Union Minière geworden en vandaag een van de tientallen vestigingen van Umicore. In de jaren twintig van de vorige eeuw experimenteerde Marie Curie hier met radium, maar vandaag worden er onder meer zonnecellen gemaakt.

‘Van in het begin van mijn parlementaire loopbaan kwam ik vaak in contact met Olen’, vertelt Geysels, terwijl hij het beruchte radioactieve stort aanwijst. ‘In de Kamer heb ik toen tientallen vragen gesteld over de problemen met het radioactieve afval, over de ontmanteling van de oude radiumfabriek.’ Dat is een van de redenen waarom hij Thomas Leysen, gedelegeerd bestuurder van Umicore en voorzitter van het mediabedrijf Corelio (de vroegere VUM), nog eens wou ontmoeten.

Met het voorgeschreven knaloranje veiligheidsjasje aan worden we naar de Cobaltzaal geleid. Leysen staat ons al op te wachten. ‘Het leek me een goed idee om hier in Olen af te spreken’, zegt hij tegen Geysels. ‘U woont hier niet ver vandaan, en de geschiedenis van deze fabriek spreekt natuurlijk tot te verbeelding.’ Ze gaan tegenover elkaar aan de lange vergadertafel zitten. Leysen tokkelt een beetje ongemakkelijk op zijn bruinleren koffertje. Hij wikt zijn woorden, spreekt soms aarzelend. Wat vooral opvalt, is dat hij zijn uiteenzettingen met minder Engelse managementtermen doorspekt dan de gemiddelde politicus. ‘Wat zegt u de datum 26 september 1944?’ vraagt Geysels meteen. Niet veel, zo blijkt. ‘Op die dag ondertekenden België, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk het Memorandum of Understanding. Ons land verbond zich ertoe om uraniumerts, dat de Union Minière in Congo won, aan de geallieerden te leveren. In ruil daarvoor zou België betrokken worden bij de ontwikkeling van kernenergie.’

THOMAS LEYSEN: Weet u, soms heb ik het gevoel dat ik twee eeuwen geschiedenis van Umicore meesleur. Enkele jaren geleden hebben we beslist om het verhaal van onze onderneming door historici te boek te laten stellen. Zowel het verhaal van Union Minière zelf, dat in 1906 is gesticht als Union Minière du Haut Katanga, als dat van andere bedrijven die in de loop der jaren in de groep zijn opgegaan. Zoals de Vieille Montagne, waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1805. Weet u trouwens dat de eerste mijnconcessie van dat bedrijf destijds door Napoleon Bonaparte is ondertekend?

Op industrieel en wetenschappelijk gebied hebben verschillende van onze fabrieken pionierswerk verricht, maar dat heeft een dubbelzinnige erfenis opgeleverd. We hebben veel om trots op te zijn, maar er is ook een schaduwzijde aan ons verleden. Die mogen we niet wegmoffelen. Meer nog: we moeten de sporen die er vandaag nog van resten zoveel mogelijk aanpakken.

JOS GEYSELS: U wilt het blazoen van het bedrijf oppoetsen door de historische milieuschuld te vereffenen?

LEYSEN: Bij mijn aantreden als CEO heb ik me inderdaad voorgenomen om die erfenis niet meer aan de volgende generatie door te geven. U weet als geen ander dat ik daar een paar jaar geleden lang over heb onderhandeld met de opeenvolgende groene ministers van Leefmilieu in de Vlaamse regering. Uiteindelijk heeft Umicore met die regering een convenant afgesloten om de historische vervuiling aan te pakken. Kostenplaatje: 77 miljoen euro. Ondertussen zijn we al ver gevorderd. Hier in Olen is men nu bijvoorbeeld bezig met het saneren van de rivier de Bankloop.

GEYSELS: Het radioactieve stort met radium en uranium ligt wel nog altijd op het terrein.

LEYSEN: Voor dat dossier moeten we dertien verschillende overheden en openbare instellingen op één lijn krijgen. Niet gemakkelijk dus om een gemeenschappelijke visie op lange termijn te ontwikkelen. Over een ding is iedereen het eens: de bergingen van radioactief afval die er vandaag zijn, zijn veilig en vergund.

GEYSELS: Met andere woorden: het blijft hier gewoon liggen?

LEYSEN: Vervuiling met zware metalen kunnen we saneren, maar radioactief afval kun je niet zomaar laten verdwijnen. Dat blijft 16.000 jaar lang bestaan. Veilig stockeren is vandaag de enige mogelijkheid.

GEYSELS: Toen ik pas in het parlement zat, hield ik een tussenkomst over de opwarming van de aarde. Een paar collega’s vonden mij wel sympathiek, anderen vonden me lachwekkend en er waren er zelfs die me een doemdenker noemden. Wat zien we twintig jaar later? Eindelijk begint het iedereen te dagen. Is men er ondertussen ook in uw kringen van overtuigd dat er op dat vlak een probleem is?

LEYSEN: Dat denk ik wel. De statistieken liegen er niet om. Waar werd het meest vooruitgang geboekt op het vlak van de Kyotonorm? In de industrie! Het is veel moeilijker om de burgers spaarzamer met energie te laten omgaan. Er is nu wel een hype rond de film An Inconvenient Truth, maar zal dat op langere termijn echt voor een mentaliteitswijziging zorgen?

GEYSELS: Veel gezinnen zijn best bereid om beter met energie om te gaan. Alleen hebben ze vaak weinig keuze. Neem nu de spaarlampen: de eerste generatie zag er niet uit en het duurde dertig seconden voordat ze aangingen. Een echt alternatief was dat dus niet. Bedrijven hebben veel meer keuzemogelijkheden. Niemand verplicht een onderneming bijvoorbeeld om alle werknemers willens nillens een auto te geven, maar toch gebeurt dat nog heel vaak.

LEYSEN: Dat is in elk geval niet de politiek van Umicore. Maar goed, de drang om een auto te hebben is tegenwoordig zeer groot. En ondanks de files raken veel mensen niet sneller op hun werk met het openbaar vervoer dan met de auto.

GEYSELS: Pardon?

LEYSEN: In veel gevallen is dat echt zo.

GEYSELS: Dat heeft vooral met je invulling van het begrip tijd te maken. Op een uur en vijf minuten sta ik met de trein van Turnhout in Brussel Centraal. In die tijd heb ik de krant uit en heb ik een paar rapporten doorgenomen. Als ik de auto neem, kan ik zonder file op 50 minuten in Brussel zijn…

LEYSEN: … maar dan hebt u ondertussen niets gedaan. Ik begrijp uw punt. Alleen redeneren de meeste mensen nog niet zo. Automotoren zijn de laatste twintig jaar veel efficiënter geworden, maar toch is het totale verbruik niet afgenomen. Waarom niet? Omdat de mensen altijd maar grotere auto’s zijn gaan kopen, met als orgelpunt de SUV-rage. De hamvraag is dus hoe we voor een verregaande mentaliteitswijziging bij de burgers kunnen zorgen.

GEYSELS: Met heffingen natuurlijk: CO2-taksen, een kilometerheffing…

LEYSEN: Ik betwijfel of dat voldoende werkt. Bovendien is het niet doeltreffend om de belastingen op energie in Europa op te trekken als de rest van de wereld niet meedoet. Voor mij zit de oplossing in een combinatie van verhoogde energie-efficiëntie, een wijziging van het consumentengedrag en hernieuwbare energie. Daarnaast zal kernenergie de komende dertig tot veertig jaar onontbeerlijk zijn.

GEYSELS: Het zal u niet verbazen dat ik het daar niet mee eens ben.

LEYSEN: (zucht) Ik begrijp de houding van de milieubeweging echt niet. We staan voor een enorme uitdaging op het vlak van de klimaatwijziging en van onze energievoorziening: de wereldbevolking groeit snel aan en de mensen zijn nog niet bereid om hun levensstijl radicaal om te gooien. Dus stijgt de energiebehoefte. Daar valt geen speld tussen te krijgen. Hoe wou u daaraan tegemoetkomen? Louter met hernieuwbare energie? Umicore maakt zonnecellen, en ook materiaal voor herlaadbare batterijen voor hybride auto’s. Alternatieve energie is voor ons de business van de toekomst. Ik gelóóf daar echt in. Maar we moeten realistisch blijven: op korte termijn kunnen we daarmee niet aan de stijgende energievraag beantwoorden. Dus hebben we in een overgangsfase kernenergie nodig, omdat we dan minder snel onze fossiele brandstoffen moeten aanspreken. In plaats van kerncentrales te sluiten, zouden we er beter naar streven om méér kernenergie te produceren.

GEYSELS: En dus ook meer kernafval.

LEYSEN: Zelfs de Britse ecologist James Lovelock, die toch als een van de eersten voor het broeikaseffect waarschuwde, verklaarde een paar jaar geleden dat alleen kernenergie het opwarmen van de aarde een halt kan toeroepen.

GEYSELS: Zijn cijfers kloppen niet, en ik volg dan ook zijn analyse niet. ‘Minder, efficiëntere en andere energie’, is mijn devies. Als we dat ter harte nemen, zullen we geen kernenergie nodig hebben. Het aandeel van kernenergie is vandaag trouwens verwaarloosbaar. Om de hele wereld van elektriciteit te voorzien, zou er om de twee dagen een nieuwe reactor gebouwd moeten worden.

LEYSEN: Dus verkiest u vervuilende steenkoolcentrales? Want dat is het alternatief, hè. Kernenergie is onze enige kans om het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen. Men zou de intellectuele eerlijkheid moeten hebben om dat toe te geven.

GEYSELS: We zullen het hier nooit eens over raken, hè.

LEYSEN: (lacht) Nochtans beschouw ik mezelf óók als een ecologist!

GEYSELS: Iets anders: een paar jaar geleden trok u samen met enkele andere bedrijfsleiders aan de alarmbel omdat de overheid volgens jullie niet genoeg deed voor de industrie. Heeft die noodkreet geholpen?

LEYSEN: Aan het begin van de jaren 2000 bestond de overtuiging dat België naar een loutere diensteneconomie zou evolueren. Men ging er maar van uit dat de industrie gedoemd was om te verdwijnen, en niemand leek dat erg te vinden. Ondertussen zijn er wel een paar positieve dingen gebeurd, maar ik durf te betwijfelen of onze oproep daar veel mee te maken heeft gehad.

GEYSELS: U kunt toch niet ontkennen dat de bedrijfswereld een behoorlijke impact heeft op de politiek?

LEYSEN: Vindt u dat? We kunnen onze ideeën wel aan de politici overmaken, maar ik heb niet het gevoel dat we veel gewicht in de schaal werpen.

GEYSELS: Ik wel. Toen mijn partij nog in de regering zat, is me vaak opgevallen dat er maar al te goed rekening wordt gehouden met de belangen van de bedrijfswereld. Zeker als er bijvoorbeeld over heffingen werd gepraat. Ik neem aan dat u het ook een goede zaak vindt dat ondernemers zelf politici worden?

LEYSEN: In België komt het niet vaak voor dat iemand uit het bedrijfsleven in de politiek stapt, of omgekeerd. Wie die stap wel waagt, blijkt trouwens niet altijd even succesvol te zijn. Zoals u weet is mijn broer, Christian, een paar jaar geleden in de Antwerpse politiek gestapt, maar heeft ook hij na een tijdje weer afgehaakt. Bedrijfsleiders hebben het vaak moeilijk met de interne rivaliteit in een politieke partij. Ze zijn gewend om met andere bedrijven te concurreren, niet met collega’s binnen hun eigen onderneming.

GEYSELS: U zult nooit in de politiek stappen?

LEYSEN: Op dit moment boeit mijn werk me enorm, en heb ik geen behoefte aan iets anders. Maar ik weet natuurlijk niet hoe ik daar over tien jaar over zal denken.

GEYSELS: Mij valt op dat steeds meer managers tegenwoordig voor hun politieke overtuigingen uitkomen. Ik denk bijvoorbeeld aan dat manifest van de denkgroep In de Warande, waarin een handvol topondernemers noteerden dat ze geen reden meer zagen voor het voortbestaan van België. Kunt u daar inkomen?

LEYSEN: Ik wil elke stap in de staatshervorming steunen op voorwaarde dat men mij kan bewijzen dat we daar ook echt beter van worden. Voor mij ligt de bewijslast bij de mensen die een verdere staatshervorming bepleiten. ‘Alles wat we splitsen, gaat beter’, is me een iets te simplistisch uitgangspunt.

GEYSELS: Heeft België voor u nog een meerwaarde?

LEYSEN: Eigenlijk vind ik ons land net door de verschillende gemeenschappen een heel interessante plek. Er wordt in het buitenland soms wel lacherig gedaan over onze ingewikkelde staatsstructuur. Maar uiteindelijk is dit wel een van de weinige Europese landen met tribale conflicten waar we elkaar niet doodslaan. Laten we niet vergeten dat er in andere geciviliseerde landen, zoals in het Spaanse Baskenland, Corsica of Noord-Ierland, met de regelmaat van de klok bommen worden gegooid.

GEYSELS: In mijn ogen betekent leven in een democratie onder meer dat we van mening moeten kunnen verschillen zonder elkaar naar het leven te staan. Wat is democratie voor u?

LEYSEN: Een democratie is de enige manier om een maatschappij op termijn te besturen. Alle alternatieven zijn slechter of gevaarlijker. Al heeft ook ons systeem handicaps: democratie leidt soms tot immobilisme en verkeerde beslissingen. Bovendien is het wezen van onze democratie de jongste decennia enorm veranderd door de kracht van televisie. Vroeger werd binnen een politieke beweging beslist wie op het voorplan werd geschoven, vandaag staat een politicus rechtstreeks voor zijn kiezers. One to one. Mensen brengen een voorkeurstem uit op een man of vrouw die ze een paar keer per week dertig seconden op televisie zien. Politici moeten verkozen raken, willen daarom zoveel mogelijk in de media optreden, en dus wordt de politiek vaak door kortetermijnissues beheerst.

GEYSELS: Geldt dat ook niet voor de bedrijfswereld? Nogal wat CEO’s staan onder druk van hun aandeelhouders om op zeer korte termijn voor return te zorgen. Soms zijn aandeelhouders veeleer aandeelhandelaars.

LEYSEN: Je moet de moed opbrengen om daaraan te weerstaan. Umicore is bijvoorbeeld een van de weinige Belgische bedrijven die geen kwartaalcijfers bekendmaken, en dat is een bewuste keuze. Nochtans gaat dat frontaal in tegen het politiek correcte denken in de economische wereld.

GEYSELS: (grijnst) Het economisch correcte denken, naar analogie met het aloude politiek correcte denken?

LEYSEN: Zoiets ja. In elk geval maken de CEO’s van veel beursgenoteerde bedrijven het zichzelf veel te moeilijk door constant te hoge verwachtingen te creëren. Ik zou u hier kunnen vertellen hoe sterk we volgend jaar wel niet zullen groeien, en daar ook nog eens allemaal tot de verbeelding sprekende percentages op plakken. Dan zou onze beurskoers morgen of overmorgen misschien met 20 procent de hoogte inschieten. Maar dan? In het beste geval worden die verwachtingen ingelost, en kijkt niemand daar nog van op. Maar als dat niet het geval is, word ik uiteindelijk zwaar afgestraft op de financiële markten. Als bedrijfsleider mag je dus nooit meer beloven dan je zeker kunt waarmaken. Als politicus trouwens ook niet, lijkt me.

GEYSELS: In het parlement zie je dat politici een steeds kortere houdbaarheidsdatum hebben. Geldt dat ook voor bedrijfsleiders?

LEYSEN: Tegenwoordig blijft een CEO in Europa gemiddeld vijf tot zes jaar op post. Nu ik erover nadenk: ik heb mijn houdbaarheidsdatum dus al overschreden. (lacht)

GEYSELS: Een parlementslid blijft gemiddeld acht jaar zitten.

LEYSEN: Blijkbaar is dat een algemene maatschappelijke tendens, maar dat betekent nog niet dat die onomkeerbaar is. Een aantal succesvolle bedrijven zetten zich inmiddels zonder problemen tegen die kortetermijnvisie af.

GEYSELS: Komt er ook een dag dat bedrijven ervan zullen afstappen om hun topmensen zo ontzettend veel te betalen? De gedelegeerd bestuurder van een grote onderneming in de Verenigde staten verdient vandaag 500 keer meer dan zijn werknemers. 500 keer! Dat is toch niet meer verantwoord?

LEYSEN: Dat zijn de Verenigde Staten, hè. In België is dat verschil veel kleiner. De loonpolitiek bij Umicore lijkt me ook niet buitensporig. De verloning van topmanagers is sowieso een heel moeilijke discussie…

GEYSELS: Vindt u dat? Mij lijkt het heel simpel.

LEYSEN: (onverstoorbaar) Waarom is een schilderij van Luc Tuymans een paar miljoen euro waard en raakt een andere, even verdienstelijke kunstenaar zijn schilderijen aan de straatstenen niet kwijt? Er speelt nu eenmaal een marktmechanisme op het vlak van verloning, en in sommige gevallen heeft dat inderdaad tot excessen geleid. Maar weet u waar ik veel meer moeite mee heb? De hoge ontslagvergoedingen. Het stoot mensen tegen de borst dat een bedrijfsleider die wordt ontslagen omdat hij zijn job niet naar behoren doet toch een enorme afscheidspremie krijgt.

GEYSELS: Waarom bent u eigenlijk tegen openbaarheid van lonen?

LEYSEN: Ik ben alleen tegen de bekendmaking van individuele lonen. Wel ben ik een voorstander van de publicatie van de collectieve vergoeding van het directiecomité. Als CEO’s hun eigen verdiensten haarfijn kunnen vergelijken met die van hun collega’s in andere ondernemingen, zullen de lonen nog stijgen. En niet alleen omdat mensen die minder verdienen zelf opslag zullen eisen, maar ook omdat de raden van bestuur hun die ongevraagd zullen geven uit angst hen te verliezen. Zelf heb ik hier bij Umicore loonsverhoging geweigerd. Nu wil ik hier niet de heilige uithangen, want ik besef maar al te goed dat ik zeer veel verdien. Bovendien heb ik ook een familiaal vermogen om op terug te vallen. Dan is het natuurlijk gemakkelijk om zo’n loonsverhoging af te slaan.

GEYSELS: Weet u wat me opvalt aan veel topmanagers? Dat ze zich zo vaak laten leiden door de nieuwste managementtrends, die uitgebreid worden beschreven in die typische bestsellers.

LEYSEN: Mijn vader zegt altijd dat hij veel meer geleerd heeft door Honoré de Balzac te lezen dan van al die managementboeken samen. En daar ben ik het helemaal mee eens. Elk jaar begin ik wel aan één of twee van die boeken, en meestal geef ik het na tien bladzijden al op. Eén is me wel bijgebleven: Good to Great van Jim Collins, dat onder meer over humble leadership gaat. Maar eigenlijk lees ik veel liever andere boeken.

GEYSELS: Wat dan? Literatuur?

LEYSEN: Ja. Ik lees toch een paar fictieboeken per maand. Heel uiteenlopende dingen. Begin dit jaar heb ik bijvoorbeeld Portrait of a Lady van Henry James herlezen, en in de paasvakantie nog De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst.

GEYSELS: Toen ik nog in de politiek zat, las ik élke dag literatuur. Dat gaf me een beter beeld van de werkelijkheid dan alle rapporten die ik dagelijks onder de neus kreeg.

LEYSEN: Lezen is voor mij noodzakelijk om het evenwicht in mijn leven te bewaren, maar andere bedrijfsleiders vinden dat evenwicht misschien als ze gaan fietsen of zo. Ik denk dus niet dat je een betere CEO wordt door veel literatuur te lezen. (denkt na) Alhoewel. Eigenlijk denk ik dat wél.

GEYSELS: Wat is de eerste krant die u ’s ochtends leest?

LEYSEN: De Standaard.

GEYSELS: U bent trots op die krant, hè?

LEYSEN: De Standaard was altijd al een goede krant, maar ze begon een paar jaar geleden lezers te verliezen en draaide op een bepaald moment niet meer op het zelfde niveau als vroeger. Ik ben heel blij dat we het tij hebben kunnen keren. Vandaag is het weer een kwaliteitskrant, die alle vergelijkingen op Europees niveau kan doorstaan.

GEYSELS: Volgens Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van Corelio, is er in Vlaanderen maar plaats voor één kwaliteitskrant.

LEYSEN: Ik hoop dat hij ongelijk heeft. De krantenmarkt loopt natuurlijk terug, en we kunnen er niet omheen dat jonge mensen maar moeilijk aan te sporen zijn om kranten te lezen. Als de markt blijft krimpen, zal er op den duur misschien te weinig ruimte zijn voor veel verschillende titels. Maar ik maak me sterk dat we de krantenlezers warm kunnen blijven maken door de kwaliteit te bewaken en door ook online aanwezig te zijn.

GEYSELS: Heeft Corelio nog plannen voor een weekblad?

LEYSEN: We hebben onlangs een eerste stap op de magazinemarkt gezet met de overname van The Bulletin, een Engelstalig magazine voor expats in Brussel. Onze interesse in weekbladen groeit dus wel. Laten we het daar maar op houden.

GEYSELS: De jongste tijd komt er meer en meer kritiek op de concentratie van de Belgische media bij een paar grote bedrijven. Moeten we ons zorgen maken?

LEYSEN: Voor een klein taalgebied als het onze is er nog een relatief grote diversiteit, met drie krantenuitgevers en de grote magazine-uitgeverijen Roularta en Sanoma. Het belangrijkste is dat de redactionele onafhankelijkheid van al die dag- en weekbladen gegarandeerd blijft. In de Corelio-kranten verschijnen geregeld artikels waar ik niet zo gelukkig mee ben, maar ik heb nog nooit geprobeerd om in te grijpen. Dat zou me ook zuur opbreken. Als ik me één keer met de inhoud van de krant zou bemoeien, dan hingen er van ’s ochtends tot ’s avonds klagende politici aan mijn telefoon. Daar bedank ik voor.

GEYSELS: Tot slot een hypothetische vraag: mocht u na 10 juni als nieuw parlementslid in de Kamer terechtkomen, wat zou dan uw eerste wetsvoorstel zijn?

LEYSEN: In elk geval zou ik graag meewerken aan een toekomstgericht energie- en klimaatbeleid. (grinnikt) Maar eerst zou ik wellicht een paar wetten afschaffen voor ik er begin bij te maken.

opgetekend DOOR ANN PEUTEMAN/FOTO’S DIMITRI VAN ZEEBROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content