Achttien jaar stond Marc Clémeur aan het roer van de Vlaamse Opera. Volgend seizoen gaat hij aan de slag in L’Opéra National du Rhin in Straatsburg. ‘We hebben kunnen aantonen dat opera een kunst van deze tijd kan zijn.’
Het leven van Marc Clémeur zal er niet gemakkelijker op worden wanneer hij naar Straatsburg verhuist. In L’Opé-ra du Rhin zijn drie operasteden gebundeld: Straatsburg, Mulhouse en Colmar. Het huis werkt met twee symfonische orkesten, en het heeft een balletgezelschap met 36 dansers. In Colmar is een operastudio gevestigd. In de drie steden wordt in vijf zalen gespeeld, met de opera van Straatsburg als hoofdhuis. Daar vinden driekwart van de activiteiten plaats – niet zoals in Vlaanderen dus, waar een gelijkberechtiging bestaat tussen Gent en Antwerpen. Elke productie wordt ook in het prachtige moderne theater van Mulhouse gespeeld; slechts enkele kleinere producties gaan naar Colmar.
We troffen Clémeur in de opera van Gent, waar – naast Antwerpen – het laatste door hem geplande halve seizoen wordt gespeeld, maar waar zijn opvolger Aviel Cahn al volop de plak zwaait.
U eindigt hier met Giuseppe Verdi’s grote opera Falstaff. In Straatsburg staat die ook op het programma.
MARC CLEMEUR: Het is een productie van L’Opéra National du Rhin, die ik daar heb gezien en goed vond. Ik wou die opera als laatste programmeren omdat het ook het laatste werk is van een componist die terugblikt op zijn carrière. Hij eindigt met de zin ‘Tutto nel mondo è burla’, alles in het leven is een grap. Dat relativeringsvermogen heeft mij in Vlaanderen vooral tijdens de laatste jaren erg geholpen. En in Straatsburg, onafhankelijk van elkaar, wou de directeur ook met die productie zijn carrière eindigen. Maar daar verlopen de dingen normaal: zijn ambtsperiode eindigt in juni, en niet in december.
Wat is er het meest veranderd sinds u hier bent?
CLEMEUR: Als je het nu vergelijkt met de periode van vóór de Vlaamse Opera, kun je er niet omheen dat we nu op de Europese kaart staan als een belangrijk operahuis. We hebben kunnen aantonen dat opera een kunst van deze tijd kan zijn. Vroegere producties misten niet alleen een muzikaal maar vooral een scenisch niveau. Mijn grootste doel was te laten zien dat opera een totaalkunst is, dat ook de visuele kant erg belangrijk is. Ik heb dat gedaan door regisseurs als Robert Carsen, Guy Joosten, Ivo van Hove of David McVicar aan te trekken. Ze maakten producties die werden uitgenodigd van Los Angeles tot Tokio, van Hamburg tot Barcelona. Het feit dat die producties hebben gereisd, bewijst dat hier opera van een internationaal niveau werd geproduceerd.
Het tweede element is dat er een veel ruimer repertoire aan bod is gekomen. Vroeger werd vooral het ijzeren repertoire gespeeld, grosso modo dat van de negentiende eeuw. Maar opera gaat veel verder. Zo ben ik jaarlijks barokopera gaan spelen. Als eerste in België, nog voor De Munt dat deed. Veel van die producties werden gedirigeerd door specialisten zoals René Jacobs, Philippe Herreweghe, Marc Minkwoski, Jos van Immerseel… Maar nog meer belang hechtte ik aan het spelen van hedendaagse werken. We hebben niet alleen wereldcreaties gebracht, zoals onlangs nog La Strada van Luc Van Hove en Richard III van Giorgio Battistelli, maar ook veel werken uit de twintigste eeuw die nog nooit in België waren gespeeld, zoals Billy Budd van Benjamin Britten, King Priam van MichaelTippett, Der Prinz von Homburg van Hans Werner Henze en Le Grand Macabre van György Ligeti. Het repertoire overspant nu vier eeuwen. Dat heeft voor een verjonging van het publiek gezorgd.
Ook hebben veel zangers uit Vlaanderen en België hier hun eerste stappen gezet, waarna ze aan een internationale carrière zijn begonnen. Denk maar aan Hendrickje Van Kerckhove, Werner Van Mechelen, Yves Saelens, Lionel Lhote. De hele cast van mijn twee laatste producties, The Rape of Lucretia en Falstaff, bestaat bijna uitsluitend uit jonge Vlaamse zangers die hier begonnen zijn. Het is een statement van mij om te eindigen met twee producties met zoveel jonge Belgische zangers. Hendrickje Van Kerck-hove gaat volgende zomer een belangrijke rol zingen in de Salzburger Festspiele!
Is het geen algemene tendens om het repertoire uit te breiden?
CLEMEUR: Inderdaad, maar ík deed het achttien jaar geleden al. Wie beweert dat altijd dezelfde opera’s worden gespeeld, kijkt niet naar de veelzijdigheid van het hedendaagse operarepertoire. Wereldwijd worden er elk jaar ongeveer honderd nieuwe opera’s gecreëerd. Het genre leeft meer dan een generatie geleden, omdat steeds meer jonge componisten zich ervoor interesseren.
Wat me onder meer aantrekt in Straatsburg, is het Musica-festival in september. Dat is een van de belangrijkste festivals voor hedendaagse muziek in Europa. De opera van Straatsburg opent elk seizoen met een creatie. Ik heb in Straatsburg de opdracht gegeven aan de Franse componist Philippe Manoury om een nieuwe opera te schrijven over de figuur van Johannes Gutenberg, de uitvinder van de boekdrukkunst. In die opera zal de link worden gelegd met het belang van de uitvinding van het internet. Er wordt onderzocht hoe die nieuwe communicatiemiddelen toen en nu de maatschappij hebben veranderd. Het project zit nog in een embryonaal stadium, maar zulke opdrachten boeien mij enorm. Ze tonen de maatschappelijke relevantie van opera in onze tijd aan. Herinner u trouwens dat we hier ook Flight van Jonathan Dove hebben gespeeld, dat zich op een luchthaven afspeelt.
Is het niet gemakkelijker om te creëren dan om een tweede uitvoering van een opera te krijgen?
CLEMEUR: Dat heeft te maken met het ego van bepaalde opera-intendanten die liever een creatie brengen omdat ze dan meer media-aandacht krijgen. Maar wanneer werken goed zijn, moeten ze ook een vervolg krijgen. Richard III, dat we hier hebben gecreëerd, is het jaar nadien al in Düsseldorf gespeeld – de Duitse creatie. Ik ga in Straatsburg de Franse creatie brengen. Waarschijnlijk gaat de productie ook naar La Fenice in Venetië, wat de Italiaanse creatie zal zijn. Het is vrij zeldzaam dat een werk in zo’n korte tijd in zo veel landen gespeeld wordt. Dat zou de ideale situatie moeten zijn.
Het vergt wel investeringen in een materie waarvan de uitkomst bijzonder onzeker is.
CLEMEUR: Klopt. Die opdracht voor Le rêve de Gutenberg heb ik nu gegeven, en de creatie zal plaatsvinden in september 2011. De componist en de librettist zullen die volle drie jaar nodig hebben. De regisseur zal een Japanner zijn, die dit werk in een hedendaagse vorm van no-theater zal visualiseren. Járen werk, een enorm risico en een zware financiële investering. Het publiek denkt soms dat opera duur is omdat sommige zangers zo duur zijn en sterdirigenten gigantische gages krijgen. Maar die gages kunnen wij sowieso niet betalen. Het is het totaal van het gesamtkunstwerk en de vele mensen die moeten worden geëngageerd die deze kunst zo duur maken.
Wat als u het geld wél had gehad om supersterren te betalen?
CLEMEUR: Dan zou ik er nog over nadenken. Mijn ideaal is totaaltheater. Die supersterren komen pas een paar dagen voor de première aan, doen hun ding en gaan weer weg. Het belangrijke is dat opera een teamgeest heeft, dat het groepswerk is. Dat er niet één vedette is met daarrond minder belangrijke zangers.
Zangers kunnen behoorlijk temperamentvol zijn. Was het soms moeilijk om de zangers en regisseurs op één lijn te krijgen?
CLEMEUR: Ik moet eerlijk zeggen dat ik met de zangers niet zoveel problemen heb gehad. Moeilijker wordt het als je meningsverschillen hebt met mensen op leidinggevende posities. Dat was het geval met dirigent Marc Minkowski. Hij vervulde zijn contract niet omdat hij vaak aanbiedingen kreeg om met zijn eigen barokorkest, Les Musiciens du Louvre, elders te gaan spelen. Titels die speciaal voor hem hier geprogrammeerd waren, zei hij op het laatste moment af. Dat is geen conflict, dat heeft met professionele ernst te maken.
Oké, er zijn natuurlijk andere meningsverschillen geweest, want in de opera heb je met passionele mensen te maken. Maar met de jaren ontwikkel je een zekere diplomatie, leer je kalm te blijven en mensen met elkaar te verzoenen. We hebben nooit een première hoeven af te gelasten, er is nooit een voorstelling geschrapt vanwege een staking. Er zijn wel sociale problemen geweest. Je moet bedenken dat we in twee steden producties moesten uitbrengen, met een budget dat de helft is van dat van De Munt. Elke cent moest omgedraaid worden. Natuurlijk waren er soms vragen van de vakbonden waar wij niet op in konden gaan. We hebben altijd oplossingen gevonden, en er is nooit één dag gestaakt.
De internationale erkenning en de overvolle zalen bewijzen dat er goed gewerkt werd. De zangers vonden het hier een grote, warme familie. Nina Stemme, Falk Struckmann, Christopher Ventris, Petra Lang, Cheryl Barker, ze kwamen terug toen ze al in veel grotere operahuizen zongen. Ze kwamen zingen voor gages die veel lager lagen dan wat ze in die grote huizen kregen. En ze bevestigden allemaal dat ze kwamen voor de uitstekende werksfeer.
Zijn er ooit ongelukken gebeurd?
CLEMEUR: De eerste keer dat we Turandot van Puccini speelden, heeft de tenor de ochtend van de première afgezegd. We speelden een heel complete versie, met de integrale finale van Alfano – waar normaal in geknipt wordt. De meeste tenoren kennen alleen de gecoupeerde versie. Regisseur Robert Carsen heeft toen de rol zelf gespeeld, en een andere tenor heeft die voor hem onbekende finale van het blad gelezen en vanuit de orkestbak gezongen. Maar als je weet dat er in die achttien jaar ongeveer 1600 voorstellingen zijn geweest, valt het aantal incidenten nog goed mee.
Toen ik u vroeg wat er het meest veranderd was, dacht ik dat u het over de gebouwen zou hebben.
CLEMEUR: Toen ik op mijn laatste kantoordag in juli het gebouw verliet, vroegen ze of het me iets deed. Wel, niet echt. Ik ben niet erg aan stenen gehecht. Het doet me weinig om naar Straatsburg te verhuizen.
Maar in die achttien jaar zijn de twee operagebouwen van Gent en Antwerpen wel volledig gerestaureerd. In Antwerpen hebben we het nevenliggende gebouw geannexeerd, waarmee we het enige historische theater in België met een zijtoneel hebben gecreëerd. Als je die verbouwing vergelijkt met buitenlandse voorbeelden, is dat met ontzettend weinig geld gebeurd – het budget was té krap. Maar ik ben blij dat ik in de grootste twee steden van Vlaanderen een gemoderniseerde infrastructuur kan achterlaten.
Nu ga ik naar Straatsburg, naar een mooi, oud operahuis met 1200 plaatsen, maar ook dat is aan restauratie toe. Alleen heeft het stadsbestuur daar plannen om een nieuwe opera te bouwen aan de oevers van de Rijn, als symbool van de Frans-Duitse samenwerking.
Vreemd is dat Antwerpen de Wagnertraditie had, maar dat het grootste stuk van de Ring des Nibelungen van Wagner in Gent is opgevoerd.
CLEMEUR: Dat kwam door de uitbreiding van de renovatie van het Antwerpse gebouw. Ik vind het jammer dat die Ring nooit meer gespeeld zal worden; de decors worden zelfs vernietigd. Het lag voor de hand om de hele Ring als cyclus op te voeren in Antwerpen, maar dat zal dus niet gebeuren. In Straatsburg is mijn voorganger aan een Ring bezig, geregisseerd door David McVicar, die in de Vlaamse Opera voor het eerst een grote productie buiten het Verenigd Koninkrijk maakte. Maar mijn voorganger raakt maar tot Siegfried. Ik heb dus de beslissing genomen om die Ring te voltooien met Götterdämmerung. Het zal de eerste keer in dertig jaar zijn dat er nog eens een complete Ring wordt gespeeld in de Elzas. Misschien kunnen we dat werk, dat zich afspeelt aan de Rijn, als opening van het nieuwe operagebouw in Straatsburg cyclisch spelen.
U zult in Frankrijk veel bekenden tegenkomen.
CLEMEUR: Frankrijk is een operaland, hè. Er zijn dertig operahuizen! Nu zitten er drie Vlamingen – Gerard Mortier zit nog even in Parijs, Serge Dorny zit in Lyon en ik ga naar Straatsburg. Maar er zijn eigenlijk vijf Belgen. Bernard Foccroulle leidt het Festival van Aix-en-Provence, en in de opera van Nice heb je dan nog de minder bekende Luikenaar Paul-Emile Fourny. Twee van mijn vroegere medewerkers zijn nu ook adjunct-directeur in het buitenland: Ivan van Kalmthout in Barcelona, Hein Mulders in Amsterdam. De voorbije twintig jaar is er in België nu eenmaal opera van heel hoog niveau geproduceerd. Dat is een ingewikkelde stiel, maar als je het goed doet, komen de aanbiedingen uit het buitenland er wel.
DOOR LUCAS HUYBRECHTS