André Van Halewyck stopt ermee, na veertig jaar in het boekenvak. ‘Ik sta nog achter elk boek dat ik in mijn carrière heb uitgegeven’, zegt hij. ‘Ook die van Jean-Marie Dedecker en Joy Anna Thielemans.’ Een uitgever in ruste over de kracht van Amsterdam, trouweloze auteurs en ongelukkige voetbalmetaforen.
‘Ik moet uitkijken dat ik niet te veel op Statler of Waldorf begin te lijken’, lacht André Van Halewyck. ‘Met de leeftijd word ik eerder bozer dan milder.’ De uitgever ontvangt ons in zijn met boeken volgestouwde kantoor aan de Diestsesteenweg in Leuven. Over een paar weken verhuist het bedrijf naar Berchem. Dat is maar een van de gevolgen van de recente overname door uitgeverij Pelckmans. André Van Halewyck hoeft die verhuizing niet meer mee te maken, want hij zet definitief een stap opzij. ‘Ik blijf wel betrokken bij de uitgeverij’, zegt hij. ‘Maar vanaf 2016 zal ik meer tijd krijgen om te lezen en me met projecten bezig te houden. Ik heb al een paar leuke ideeën. Ook voor de literaire uitgeverij Polis, die ook bij Pelckmans zit.’ Na veertig jaar is André Van Halewyck met het boekenvak vergroeid, en in al die tijd heeft hij naar eigen zeggen niet één boek uitgegeven waar hij spijt van heeft. ‘Echt niet. Ik ben trots op elk boek. Toen ik dit interview voorbereidde, heb ik zelfs een paar keer gedacht dat ik misschien wel te goed met mezelf overeenkom’, zegt hij. Toch zijn er dingen die André Van Halewyck nooit (meer) zou doen. Negen dingen zelfs.
1: Zijn kritiek inslikken
‘Omdat ik wou ontsnappen uit Beveren-Waas, het kleinburgerlijke dorp waar ik was opgegroeid, ging ik destijds in Leuven studeren. Ik koos voor economie omdat ik dacht dat die studie me van pas zou komen als ik later in de zaak van mijn ouders zou helpen. In Leuven ging een heel nieuwe wereld voor me open. Ik was hongerig naar kennis, ontmoette mensen bij wie ik me goed voelde, begon bepaalde boeken te lezen en kwam zo al snel in een heel progressieve omgeving terecht. Daardoor ging ik alles wat ik op de universiteit leerde ter discussie stellen. De proffen en de assistenten daar, onder wie de jonge Paul De Grauwe, beschouwden economie als een soort natuurwetenschap. Ik niet. Voor mij ging economie over machtsverhoudingen, kolonialisme en oorlogen. Maar dat leerden we niet aan de universiteit. In vier jaar tijd viel het woord imperialisme niet één keer. Jammer genoeg kon ik niet tegen al die bollebozen op en was ik intellectueel niet sterk genoeg om de juiste scherpe vragen te stellen. Wel heb ik kritische opmerkingen gemaakt in mijn thesis over de Tweede Wereldoorlog als belangrijk groeimoment in de Amerikaanse economie. Nu ik die tekst na veertig jaar nog eens doorblader, kijk ik ervan op hoe helder en scherp ik toen schreef. Bij de verdediging van mijn thesis vroeg professor Mark Eyskens: ‘Meneer Van Halewyck, hebt u al werk?’ Nu heb ik er spijt van dat ik toen niet ‘nee’ heb gezegd. Wie weet was hij wel geïnteresseerd in een kritische boy die wat buiten de lijntjes durfde te kleuren. Later heeft Louis Tobback Frank Vandenbroucke nog op die manier opgepikt.’
2: In een collectief werken
‘In de jaren zeventig wilden we bij Kritak de progressieve ideeën van die tijd naar buiten brengen. Aanvankelijk gaven we gestencilde brochures uit, die soms heel scherp waren. Ze hadden ook succes. Zo herinner ik me dat we van een brochure over Franco vijfduizend exemplaren verkochten. Dat is heel veel: vandaag zou je daarmee een jaar in de boekentophonderd staan. We gaven ook de eerste editie uit van Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn? van de historicus Jaak Brepoels. Die publicaties verkochten we niet via de gewone boekenwinkels, maar in een alternatief circuit van Oxfam Wereldwinkels en allerlei linkse actiegroepen. Omdat er ook in de media een nieuwe, progressieve generatie opstond, kregen onze publicaties veel aandacht. Achteraf gezien was het toen een makkie. (lacht) In die beginjaren was Kritak een collectief. We werkten er met vijf mensen en verdienden niets. Terwijl mijn vrienden allemaal een stuk bouwgrond kochten en reizen maakten naar Cuba en Latijns-Amerika, werkte ik pro Deo. Aanvankelijk had ik daar geen moeite mee, want ik had het gevoel dat ik iets heel zinvols deed. Maar na een paar jaar vond ik dat de uitgeverij moest professionaliseren en dat er eindelijk wel eens een degelijk inkomen tegenover al dat werk mocht staan. Dat betekende dat we ook andere boeken zouden moeten publiceren en daar was niet iedereen het mee eens. Zo wilde ik graag Kamagurka uitgeven, maar volgens sommige collega’s paste dat totaal niet in de politieke lijn van Kritak. Voor mij was toen duidelijk dat we niet verder konden als collectief. In de praktijk werkt dat niet, want niet iedereen is gelijk: de inzet van de een is altijd groter dan die van de ander. Bovendien moet iemand de eindverantwoordelijkheid dragen.’
3: Zichzelf als een goed debater beschouwen
‘In de politiek had ik het nooit gered, want ik ben geen goed debater. Dat wist ik al toen ik nog aan de universiteit zat. Daar waren er van die überintellectuelen die na elke lezing of debat lange, ingewikkelde vragen van een half uur klaar hadden. Doodziek werd ik daarvan, want ik hou niet van mensen die op die manier hun kennis etaleren. Daarom is het uitgeefvak echt iets voor mij: ik breng mijn boodschap liever over via de woorden van anderen.
Dat ik geen groot debater ben, heeft me parten gespeeld toen ik voorzitter was van Boek.be, de koepelvereniging van het Vlaamse boekenvak. Het was mijn bedoeling om de boekentaart groter te maken zodat we er allemaal bij zouden winnen. Daarom wou ik de ramen en deuren openzetten: ik wou dat iedereen, of dat nu een uitgever, boekhandelaar of importeur was, zou ophouden met Boek.be te beschouwen als een verlengstuk van zijn eigen persoonlijke belangen. Intern zijn toen zware discussies gevoerd, en achteraf gezien had ik toch te weinig ervaring en metier om daar zwaar genoeg in door te wegen.’
4: Een boek maken met Filip Dewinter
‘Elk boek dat we in de loop der jaren hebben uitgegeven is een kindje waar ik trots op ben. De kookboeken van Jeroen Meus hebben onze uitgeverij natuurlijk een boost gegeven, maar ook andere boeken van bekende Vlamingen blijf ik verdedigen. Zo ook het boek van actrice Joy Anna Thielemans, dat hier vorig jaar is verschenen. Een van onze medewerkers had ons erop gewezen dat zij ontzettend populair is bij tieners en dat vonden we reden genoeg om een boek met haar te maken. Ik sta daar nog altijd heel erg achter. Hetzelfde met Spannende Seks van Ilse Nackaerts. Toen we dat wilden uitgeven, waren twee van onze redacteurs daar echt niet voor te vinden. Maar wij hebben het toch gedaan en er zijn 70.000 exemplaren van verkocht. Hadden we het niet uitgegeven, dan hadden we onze medewerkers dat jaar misschien geen vakantiegeld of eindejaarspremie kunnen uitbetalen. Uiteindelijk moet de kachel wel blijven branden. Al zijn er grenzen. Zo zou ik nooit een boek maken met Filip Dewinter of iemand anders van het Vlaams Belang. Al heb ik in het verleden wel boeken van échte gangsters uitgegeven.’ (lacht)
5: De Nederlandse uitgeefwereld onderschatten
‘Als ik opnieuw kon beginnen, dan nam ik een Nederlander in dienst om onze boeken in Amsterdam aan de man te brengen. Dat is een grote investering die in het begin gemakkelijk enkele tienduizenden euro’s per jaar kost, maar dat verdien je op termijn terug doordat ze je merk in Nederland echt leren kennen. Amsterdam blijft nu eenmaal het literaire centrum van ons taalgebied. Daarom kan ik er ook begrip voor opbrengen dat een literaire auteur die in Vlaanderen boven het maaiveld uitsteekt de oversteek maakt als hij wordt opgevreeën door een Amsterdamse uitgever. Een bespreking in het NRC Handelsblad of in De wereld draait door is nu eenmaal onbetaalbaar.
Toen Kritak door Meulenhoff werd overgenomen, heb ik hen voorgesteld om in Nederland een eigen Kritak-vertegenwoordiger aan te stellen, maar dat zagen ze niet zitten. De mensen van Meulenhoff wilden niet dat we hun producten in hun eigen speelveld kwamen beconcurreren. Ze wilden dat ik hun boeken aan de man bracht in Vlaanderen, maar niet omgekeerd. Goed dat ik in mijn studententijd het een en ander over imperialisme en kolonialisme had geleerd.’ (lacht)
6: Niet loyaal zijn
‘Twintig jaar geleden werd ik bij Kritak ontslagen door het Nederlandse moederbedrijf Meulenhoff. Na eindeloze discussies over een eventuele overname door het management hadden ze het gehad met Van Halewyck. Om goedkoop van me af te raken, beweerden ze dat ik met mijn vingers in de kas had gezeten en dat ik een bepaald dossier slecht had afgehandeld. Ik moest meteen mijn sleutels afgeven en vertrekken. Toen heb ik ervaren wat loyauteit betekent: de medewerkers van Kritak vroegen me of ik wilde dat ze in staking zouden gaan. “Nee”, antwoordde ik. “Ik wil dat jullie er alles aan doen opdat de boeken van onze auteurs over drie maanden op de Boekenbeurs liggen.” Maar allemaal zeiden ze dat ze met mij naar een nieuwe uitgeverij zouden overstappen zodra dat kon. Hetzelfde heb ik de voorbije maanden hier bij Van Halewyck gezien. Onze medewerkers wisten al een jaar dat er met eventuele overnemers werd gepraat en we hen geen garanties konden geven voor de werkgelegenheid van de hele ploeg. Toch zijn ze keihard verder blijven werken. Ik krijg letterlijk tranen in mijn ogen als ik daaraan denk.
Loyauteit vind ik ontzettend belangrijk in dit vak. Ook tussen een uitgever en zijn auteurs. Jammer genoeg denkt een deel van de nieuwe generatie schrijvers daar anders over: zij shoppen vaak tussen verschillende uitgeverijen. Als wij een mail met een voorstel voor een boek krijgen die ook aan Borgerhoff en Lamberigts, Lannoo en Vrijdag is gericht, bedanken we vriendelijk. Wij willen engagement van onze auteurs. Als wij met iemand in zee gaan, is dat niet voor één boekje. Dan gaan we all the way. Ik betreur dat die mentaliteit nu aan het veranderen is. Ik ken zelfs een auteur die vijf boeken heeft uitgegeven bij vier verschillende uitgeverijen. Erg geloofwaardig is dat niet. Daarom denk ik dat men daar wel van zal terugkomen.’
7: Weigeren om Jean-Marie Dedecker uit te geven
‘Ik had al sympathie voor Jean-Marie Dedecker toen hij nog judocoach was en we een boek van hem uitgaven. Later werd hij actief bij de Open VLD, waar hij meteen voor trammelant zorgde. Guy Verhofstadt beloofde hem aanvankelijk gouden bergen om hem in de pas te doen lopen: minister van Sport zou hij worden. Maar na het zoveelste incident werd hij door zijn partij in quarantaine geplaatst en kreeg hij Jeannine Leduc als gouvernante toegewezen. Dat vond ik ronduit beledigend. Daarom heb ik hem toen gevraagd om het boek De ridders van de West-Vlaamse tafel mee in te leiden. Dat was goed voor zijn – en onze – visibiliteit. Later hebben we dan zijn boek Recht voor de raap uitgegeven. De media sprongen daarop en sommigen vonden dat ik dat niet had mogen publiceren. Maar ik ben blij dat ik het heb gedaan. Jean-Marie Dedecker dwingt je om na te denken. Of je het nu met hem eens bent of niet. Hij gaat vaak in overdrive, maar wat hij schrijft, is altijd goed onderbouwd. Eigenlijk vindt hij het geinig dat de linkse kerk zich zo tegen hem afzet. In zijn ogen is dat een leuke judomatch. Hij blijft provoceren en uitdagen, en dat is in mijn ogen alleen maar positief.’
8: Een verkeerd woord gebruiken
‘Vorig jaar, toen de stekker er bij De Bezige Bij Antwerpen werd uitgetrokken, gebruikte ik in Terzake het verkeerde woord waardoor mijn boodschap helemaal anders overkwam dan ik had bedoeld. Ik noemde De Bezige Bij Antwerpen een B-team en dat schoot de auteurs in het verkeerde keelgat. Terecht. Wat ik eigenlijk wou zeggen is dat je als De Bezige Bij Antwerpen per definitie de B-ploeg bent van De Bezige Bij Amsterdam. Net zoals ik vroeger bij Kritak de B-ploeg runde van Meulenhoff. Dat is gewoon zo en daar is ook niets mis mee. Jan Vertonghen, Moussa Dembélé en Toby Alderweireld zijn alle drie begonnen bij Beerschot, de B-ploeg van Ajax. En nu spelen ze bij Tottenham! Al denk ik dat het net die voetbalmetafoor was die me toen in Terzake de das heeft omgedaan. Lieven Verstraete had geen zin in een voetbalverhaal en liet me daarom niet helemaal uitspreken. Achteraf besefte ik dat ik het in plaats van over een B-ploeg over een kweekvijver had moeten hebben. Dat was duidelijker geweest.’
9: Een tribunespeler zijn
‘Toen ik twintig jaar geleden met deze uitgeverij begon, kreeg ik de raad om dat onder mijn eigen naam te doen. Voor de herkenbaarheid. Dat zou eenvoudiger zijn voor de communicatie naar de auteurs en de media. Ik vond dat een plausibel argument, maar toch had ik veel liever onder een andere naam gewerkt. Het zijn de auteurs die in de schijnwerpers moeten staan, niet de uitgever. Uiteindelijk heb ik toch voor Van Halewyck gekozen omdat ik een snelle doorstart wou. Ondertussen ben ik eraan gewend en vind ik het ook niet meer zo vervelend. Al hou ik er nog altijd niet van om in het middelpunt van de belangstelling te staan. In het publieke leven ben ik liever de underdog. Vreemd eigenlijk, want vroeger als voetballer was ik een echte tribunespeler. Hoe meer volk er rond het veld stond, hoe beter ik speelde. Maar buiten het voetbal ben ik zo niet. Het is geen toeval dat ik als voorzitter van Boek.be nooit een toespraak heb gehouden bij de opening van de Boekenbeurs. Ik doe dat niet graag en ik kan het ook niet goed.
Ooit hebben ze me op de eerste plaats gezet in de powerlist van het Vlaamse boek. Ik schoot in de lach toen ik dat hoorde. Op de tweede plaats stond Frans Schotte van Standaard Boekhandel, terwijl mijn omzet veel kleiner was dan zijn winst. Als voorzitter van Boek.be had ik eigenlijk geen macht, maar wel een grote zichtbaarheid. Dat is een groot verschil. Doordat Van Halewyck een merk is geworden, heb ik zichtbaarheid kunnen geven aan onze auteurs. Dat vat mijn carrière mooi samen: ik ben het perfecte glijmiddel gebleken.’ (lacht)
DOOR ANN PEUTEMAN EN JOS GEYSELS
‘Ik breng mijn boodschap liever over via de woorden van anderen.’