Kicken massamoordenaars als Tim Kretschmer op de media-aandacht die hun postuum te beurt zal vallen? En wat doet de uitgebreide berichtgeving over andere slachtingen met de psyche van potentiële killers?

De dodelijke raid van een 17-jarige scholier uit Duitsland (zie kaderstukken) was vorige week voorpaginanieuws over de hele wereld. Gelukkig waren enkele agenten van de plaatselijke politie amper drie minuten na het eerste schot in de Albertville-Realschule aanwezig, zoniet hadden enkele cameraploegen hen wellicht de loef afgestoken. Nochtans moest ook in Duitsland weer worden vastgesteld dat die massale en onmiddellijke aandacht geenszins leidt tot juistere informatie over de feiten. De onderzoekers, al dan niet opgejaagd door de media, gaven al de dag nadien een persconferentie met details over de dader. Daarin verklaarden ze onder andere dat Tim Kretschmer zijn daad had aangekondigd op het internet. Enkele uren later werd dat, door dezelfde speurders, alweer in twijfel getrokken. Terwijl de ene krant nog uitpakte met de kop ‘Killer kondigde slachting aan op internet’, titelde de andere ‘Politie trekt internetboodschap in twijfel’.

Dichter bij huis moesten we enkele weken geleden vaststellen dat de extra nieuwsuitzendingen en volledige krantenkaternen gewijd aan de kindermoorden in Sint-Gillis-Dendermonde, de kijkers en lezers evenmin iets bijbrachten over de ware oorzaak van Kim De Gelders drieste raid. Zelfs na de reconstructie enkele dagen later moesten de speurders toegeven dat ze in het ongewisse bleven over een toch niet onbelangrijk gegeven: hoe was de dader binnengeraakt in crèche Fabeltjesland? Alle media berichtten dagenlang dat de jonge dader wit geschminkt de crèche was binnengedrongen. Tot de advocaat van De Gelder voor het eerst sprak en verklaarde dat zijn cliënt niet geschminkt was, maar gewoon een bleke huid heeft.

Copycat

Psychiaters, assisenpleiters en criminologen – doorgaans de ‘usual suspects’ die gemakkelijk bereikbaar zijn en over alles een mening hebben – stonden vorige week na de Amoklauf in Winnenden klaar met hun interpretatie. De mogelijke oorzaken voor weer zo’n drieste daad lagen vast en zijn deze keer wellicht ook allemaal juist. Hoewel Tim Kretschmer in de Duitse media onmiddellijk na de feiten beschreven werd als een ‘opvallend onopvallende jongen’, mag niemand verbaasd zijn dat uitgerekend hij een school binnenstormde en aan het moorden sloeg. Kretschmer had geen vrienden en was allesbehalve populair bij de meisjes. In een levensfase waarin klasgenoten niets liever doen dan ‘vrienden voor het leven smeden’ en opscheppen over hun nieuwste liefje, moet dat bij Kretschmer hard aangekomen zijn. Hij behaalde slechte schoolresultaten, ook op de nieuwe school waar hij vorig jaar naartoe getrokken was. Zijn ouders hadden hun enige zoon van kindsbeen af rot verwend en bovenal had zijn vader hem besmet met zijn passie: geweren, in onwaarschijnlijke hoeveelheden en in alle maten en gewichten. Verder hield Kretschmer zich vooral bezig met uiterst gewelddadige computergames. Daarbovenop kwam nog eens dat hij de voorbije maanden zelf al had aangegeven dat hij zich depressief voelde.

Zijn de schoolslachtingen uit het verleden die uitgebreid in de media kwamen voor zo iemand een aanleiding om zelf ook met een wapen een school binnen te dringen? ‘Er zijn wel degelijk zaken bekend waarin voorbeelden uit de media gekopieerd werden door jonge massamoordenaars’, zegt gerechtspsychiater Chris Dillen (VUB). ‘Vooral in de Verenigde Staten zijn er al een paar van die copycats opgestaan. Zij kopiëren doorgaans tot in het kleinste detail wat ze in de film of in het echt hebben gezien. Bij ons in België hebben we een dergelijk geval echter nog niet meegemaakt.’ Was Hans Van Themsche, die in 2006 met een jachtgeweer door de Antwerpse straten trok en twee mensen de dood injaagde, ook niet op zoek naar een roemvolle dood? ‘Ja’, zegt Dillen, die de zaak-Van Themsche goed kent. ‘Maar het was hem niet om de media-aandacht te doen. Van Themsche was op zoek naar een gecompliceerde zelfmoord. Hij voelde zich erg eenzaam, had er genoeg van en wilde strijdend ten onder gaan. Hij wist heel goed dat hij geen kans maakte tegen de politie. Hij wilde haar provoceren en zo sterven. Hij wilde niet noodzakelijk zijn einde door de camera’s laten registreren. Massamoordenaars die dat de afgelopen jaren wel wilden, zochten hun heil niet zozeer in de traditionele media. Zij plaatsten een filmpje met hun intenties op YouTube. Als na de moord blijkt dat de dader zijn massamoord ook nog eens aankondigde op het internet, maakt dat de wereldwijde weerklank nog groter en sterker.’

Gewenning

Dillen benadrukt dat mensen meestal gebukt gaan onder persoonlijke problemen alvorens ze overgaan tot massamoord. In het geval van Kretschmer lijken die dus enigszins voor de hand te liggen. Maar in het geval van Michael McLendon die ongeveer op hetzelfde moment als Kretschmer tien anderen en zichzelf ombracht in Alabama (zie kaderstukken), ligt die verklaring minder voor de hand. En dan nog blijft de vraag waarom bepaalde gefrustreerde of depressieve mensen niet alleen zelfmoord plegen maar ook nog eens zoveel mogelijk medeburgers de dood willen injagen? Volgens Dillen zorgt de uitgebreide media-aandacht wel voor een soort van gewenning voor dergelijke daden. ‘De dader kan in eerdere moordpartijen en de berichtgeving erover een soort goedkeuring ontwaren, een signaal dat wat hij van plan is sociaal geaccepteerd wordt.’

Jan Van den Bulck, professor communicatiewetenschappen (K.U. Leuven) vult aan: ‘Iemand die met een geestelijke ziekte kampt of moordneigingen heeft, laat zich vaak tegenhouden door de gedachte aan wat andere mensen over zo’n misdaad zouden denken. Hoe meer gevallen er bekend zijn en hoe meer we dergelijke zaken ‘normaal’ gaan vinden, hoe lager die drempel wordt om over te gaan tot moord. In de Verenigde Staten is de vraag al vaker opgeworpen: moeten we die mensen, die zoveel medemensen doden, wel zo beroemd maken? In sommige gevallen en door sommige media wordt in bijna heroïsche termen over de dader bericht.’

Toch gelooft ook Van den Bulck niet in de schuld van de media. ‘Het gaat uiteindelijk over mensen die vaak zeer ziek zijn. Het is bij mijn weten nog nooit gebeurd dat een brave huisman rustig in zijn zetel naar televisie zit te kijken, een film met bruut geweld ziet en vervolgens aan het moorden slaat. Iemand die verzot is op gewelddadige computerspelletjes, dweept met satanische bands of zich aansluit bij internetgroepen die de dood verheerlijken, is vaak iemand die zich eerder al onbegrepen voelde, geen erkenning kreeg en zich daardoor afsloot van de school, zijn leeftijdgenoten en familie. De geïsoleerde gaat op zoek naar diegenen die ook zijn overtuiging verkondigen. Zij alleen begrijpen hem.’

Empirisch materiaal over wat de media eventueel zouden aanrichten in de hoof-den van potentiële massamoordenaars is vreemd genoeg onbestaande. Over zelfmoord zijn nochtans wel studies bij karrenvrachten gepubliceerd. ‘In die landen waar zelfmoord in een bepaalde periode een hype was geworden, is gebleken dat, wanneer de aandacht in de media afnam, ook het aantal zelfmoorden naar beneden ging’, zegt Van den Bulck. Vandaar dat ook bij ons de zelfhulpgroepen en de journalistenbond er bij de redacties voor ge-pleit hebben om op zijn minst een aantal richtlijnen te volgen bij de berichtgeving over zelfmoord. Zo wordt er gevraagd om de term ‘zelfdoding’ te gebruiken in plaats van ‘zelfmoord’, informatie te geven over hulpverlening en zeker geen gedetailleerde beschrijving te geven van de zelfdodingsmethode. Van de zelfmoord een hoofdartikel maken of de dood dramatiseren, wordt eveneens afgeraden.

Spektakel

Zijn de massamoorden een typisch verschijnsel van de voorbije tien jaar? Het heeft er alle schijn van, maar niemand durft het met zekerheid te zeggen. ‘In elk geval is het zo dat de media er nu zeer veel aandacht aan besteden’, zegt Van den Bulck. ‘Dat past volledig binnen de algemene tendens. Media zijn steeds meer gericht op spektakel en ik verwacht niet dat die evolutie snel zal keren. Amerikaanse tv-journaals openen meer en meer met een achtervolging op een autoweg. De reden daar-voor is simpel: ze beschikken over een helikopter en het levert spannende televisie op. Maar de nieuwswaarde ervan is nul. De strikte definities van nieuwswaarde, zoals sommige oude rotten op redacties ze zeker nog zullen kennen, zijn helemaal vervaagd. Twintig jaar geleden was een auto-ongeluk, een moord of een steekpartij een fait divers. Een politicus die een be-langrijke beslissing nam, dát was voorpaginanieuws.’

Van den Bulck denkt niet dat de maatschappij vroeger minder gewelddadig was. ‘Wie het in onze contreien aandurfde om iets te beginnen met een meisje uit het dorp verderop, mocht op de volgende dorpskermis een paar op wraak beluste kerels verwachten. Mijn grootvader vond het de normaalste zaak van de wereld dat wie uitging een mes bij zich had. Maar het nieuws dat iemand vermoord was bij een steekpartij, raakte vroeger amper het dorp uit. Laat staan dat er sprake geweest zou zijn van een stille mars met tienduizenden betogers.’

‘Het zijn zeker niet de media alleen die zich laven aan de hoge spektakelwaarde van zo’n gebeurtenis’, zegt Dillen. ‘Degenen die het hardst staan te roepen dat er te veel aandacht voor is, spenderen vaak de meeste tijd aan het kijken naar de extra nieuwsuitzendingen.’ ‘De media zijn zeker niet alleen’, zegt ook Van den Bulck. ‘Lokale en nationale politici reppen zich doorgaans en masse naar de plaats van de moordpartij om hun medeleven te betuigen. Moeten we hen dat kwalijk nemen? Allicht niet. Want als ze er niet zijn, zal er ook over gesproken worden. Er zijn overigens nog duizenden andere burgers die bloemen gaan neerleggen. Vaak hebben zij in de verste verte geen band met de getroffen leerlingen of ouders. Bij de VRT-nieuwsdienst maken ze dan ook altijd een ietwat meewarig item waarin ze zich verbazen over zoveel ramptoerisme. Maar het is wel diezelfde redactie die het de voorbije dagen over niets anders gehad heeft.’

Tegelijk beseft Van den Bulck dat er weinig te beginnen valt tegen de overload in de berichtgeving over moordpartijen. ‘De politiek kan het niet verbieden. De journalisten argumenteren dat ze enkel berichten over wat er zich heeft afgespeeld en verwijzen naar de impact die een voorval als in Winnenden heeft op een hele bevolking. Het is ook een traditie dat ik drie dagen na zo’n driest voorval journalisten aan de lijn krijg met de vraag of de media geen boter op het hoofd hebben. De feiten zijn zo erg en de mensen zijn zo van streek dat er wel verklaringen gevonden móéten worden. Het is dan minder pijnlijk om de schuld bij de media te leggen dan bij de ouders of de school van de dader. Iedereen zegt graag dat het de schuld is van een teveel aan geweld op televisie. Als er geen directe oorzaak wordt gevonden, verwijst men voor het gemak naar iets waar we minder vat op hebben, zoals het internet. ‘Het is spijtig dat de dader naar dergelijke websites is beginnen te surfen’, hoor je dan. ‘Niemand treft schuld.’

DOOR HANNES CATTEBEKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content