Erwin Vervecken bekroonde vorig seizoen een lange, constante opbouw met de wereldtitel veldrijden. Met die regenboogtrui wil hij dit seizoen schitteren, zonder zichzelf te vergalopperen.

Maar Vervecken, een gediplomeerd boekhouder, moest zes jaar wachten voor hij zich op het allerhoogste podium kon hijsen: vorig seizoen pakte hij in het Tsjechische Tabor op een autoritaire manier de wereldtitel. Daarmee was de kater die hij twee jaar eerder opliep definitief weggespoeld: toen leek hij op de regenboogtrui af te stormen, tot Mario De Clercq hem in de laatste rechte voorbij raasde. De afloop van die wedstrijd zorgde voor verhitte polemieken, al heeft Vervecken inmiddels de spons over de affaire geveegd. ‘Het is vergeten maar niet vergeven’, zegt hij berustend.

Erwin Vervecken is een innemende persoonlijkheid. Hij stapt door het leven met een groot gevoel voor realisme. De wereldtitel heeft hem niet veranderd. Vervecken beseft dat hij niet met het killersinstinct van een kampioen begiftigd is. ‘Het ontbreekt me ook aan de vereiste ingesteldheid om er in iedere wedstrijd weer te staan’, zegt hij. Maar de piekmomenten van het seizoen heeft hij aangestipt. En naast de crossen om de Superprestige en de Wereldbeker, de traditionele zwaartepunten van het seizoen, prijken twee wedstrijden bovenaan zijn lijstje: het nationale kampioenschap in Koksijde en het wereldkampioenschap in Zolder.

Erwin Vervecken: Waarom ik zo laat ben doorgebroken? Ik weet het niet. Ik ben altijd een heel regelmatige veldrijder geweest, maar nooit een specifieke winnaar. Toen ik nationaal kampioen werd, ontstond er meteen een verwachtingspatroon. Maar ik kon nooit echt doorgroeien. Terwijl in die periode anderen, zoals Sven Nijs,de stap naar de top zetten. Ik stapelde ereplaatsen op, maar echte uitschieters waren er nooit bij. Misschien heb ik me te veel laten meedrijven toen ik nationaal kampioen werd. De verwachting was groot, ik ging heel hard trainen, terwijl ik van nature niet veel training nodig heb. En in het veldrijden blaas je heel snel je lichaam op. Heel anders dan op de weg.

Vorig seizoen liep het plots beter.

Vervecken: Ik voelde dat al toen ik in de zomer op de weg reed en trainde: ik bleek sterker. Daarbij kwam dat Adri Van der Poel was gestopt, dat Mario De Clercq een jaartje ouder was en Sven Nijs heel lang sukkelde met de gevolgen van een blessure. Ik deed iets beter en de anderen iets minder, dat maakt een groot verschil. Ik beleefde een constante winter, met weinig slechte dagen. Ik won tien wedstrijden, tegen acht de vorige vijf jaar samen. Opmerkelijk. Twee jaar geleden won ik geen enkele cross. Maar ik eindigde wel in 25 van de 35 crossen in de eerste vijf.

Was die wereldtitel een verrassing?

Vervecken: Niet echt, ik had al drie medailles behaald. En ik kan heel geconcentreerd naar zo’n kampioenschap toeleven. De wereldbeker of de Superprestige winnen, is voor mij veel moeilijker. Ik heb het moeilijk om me tussen half oktober en eind januari iedere week op te laden. Daar ben ik mentaal niet sterk genoeg voor. Daarom ben ik ook niet zo geschikt voor wegwedstrijden. In een Ronde van Vlaanderen zou ik nooit van in het begin vooraan kunnen zitten, ik kan me niet uren aan een stuk concentreren. In een veldrit gaat het erom in een uur alles te geven. Maar dat kan ik niet iedere dag. Rond nieuwjaar staan er zes wedstrijden op acht dagen op het programma. Daar heb ik mentaal veel moeite mee. In sommige koersen dobber je mee, de fut is er niet. In andere wedstrijden sta ik dan weer vreselijk scherp.

Zoals in het wereldkampioenschap.

Vervecken: Ik wist dat ik in Tabor een unieke kans kreeg om wereldkampioen te worden, dat spookte al twee jaar door mijn hoofd. Omdat het parcours tot achtereenvolgende korte inspanningen dwong: korte, nijdige hellingen, veel korte recuperatiestukken. Heel intensief, maar niet van lange duur. Dat komt me uit. Veel meer dan een weidecross waarin je op een monotone manier kracht moet ontwikkelen. Dat is een soort tijdrit. En dat kan ik niet goed. Ook niet op de weg. Anders had ik dit jaar de Ronde van Namen gewonnen. Ik droeg vier dagen geel, maar na de tijdrit was ik mijn leidersplaats kwijt. Wedstrijden waarin je heel even extreem diep moet gaan en dan rustpunten, zo heb ik het altijd graag gehad. Die omlopen vind je vaak maar tegen de jaarwisseling. Daarom presteer ik in het begin van het seizoen ook niet zo goed. Al heeft dat ook te maken met mijn bioritme.

Piek je dit seizoen weer naar de periode rond nieuwjaar?

Vervecken: Dat is de bedoeling. Ik was verrast dat ik in de eerste wedstrijd van het seizoen, in Berlijn, meteen tweede eindigde. Die eerste cross is altijd een stap in het onbekende, je bent dan erg gespannen, veel nerveuzer dan anders, je weet niet waar je staat. Nu viel het dus mee, al heb ik nog een ruime progressiemarge. Want ik ben op de weg later beginnen trainen dan gewoonlijk. In de zomer sukkelde ik met klierkoorts, ik verscheen pas eind juni weer in competitie, terwijl dat anders twee maanden eerder is. Heel even heb ik toen gepanikeerd. Je bent wereldkampioen, je ziet de anderen koersen en zelf moet je rusten. Frustrerend. Gelukkig genas ik vrij snel, normaal ben je met klierkoorts vier tot zes maanden out. Uiteindelijk bestaat er geen medicatie tegen, je moet rusten. In die periode studeerde ik voor webmaster. Ik heb altijd al verder gekeken dan de wielersport. Zo volgde ik ooit vijf jaar een avondcursus Italiaans. Een interessante taal in het wielerleven, maar vooral omdat ik mezelf graag geestelijk verrijk.

Intussen veranderde je ook van sponsor en tekende je tot 2003 bij Spaar Select. Dat ging niet zonder problemen.

Vervecken: Ik lag nog twee jaar vast, ik had een privé-sponsor, Record Bank-RVS, een financiële instelling uit het Luikse. Ik heb eenzijdig mijn contract verbroken. Dat zal een schadevergoeding kosten. Waarom ik veranderde, is heel simpel: ik kreeg een financieel beter voorstel. Bovendien kwam ik bij Spaar Select terecht in een professionele omgeving. Ik moest vroeger alles alleen beredderen, fietsen en kledij bestellen, ik was afhankelijk van een amateurploeg in Luik voor wegwedstrijden. Ik klaag daar niet over, ik was eigenlijk een vrije vogel, ik hoefde aan niemand verantwoording af te leggen, ik mocht bij wijze van spreken doen en laten wat ik wilde. Zonder zelfdiscipline blijf je dan niet overeind. Mijn bazen zag ik alleen als ik mijn contract moest verlengen. Dan gingen we eten en werd er gauw iets op papier gezet. De premies die ik in de wedstrijden won, vroeg ik schriftelijk aan, dat werd dan gewoon gestort. Nu zit ik in een team dat organisatorisch te vergelijken is met topploegen op de weg. Er zijn trainingen en stages, we worden begeleid door de KULeuven, er is een manager, een coach, Danny De Bie. En dat voor vier veldrijders: Bart Wellens, Peter Van Santvliet, de Nederlander Wim De Vos en ik. Spaar Select had me al twee jaar geleden benaderd, net voor het wereldkampioenschap in Sint-Michielsgestel. Toen had ik net bijgetekend. Net voor het WK van Tabor namen ze weer contact op. Ze bleken in mijn ploeg geen bezwaar te hebben tegen mijn vertrek, ook al niet omdat ze ondergebracht waren in een grote financiële groep en niet langer interesse hadden in wielrennen. Maar toen ik dan wereldkampioen werd, roken ze geld. En werd er dus een verbrekingsvergoeding gevraagd. Maar ze stonden wel toe dat ik een nieuwe licentie kreeg. Dat gaat altijd zo met contracten van bepaalde duur, dan is er geen opzegtermijn.

Hoe anders is je handelswaarde nu als wereldkampioen?

Vervecken: Mijn startgeld is gevoelig gestegen. Ik ben nu wat dat betreft de best betaalde renner. Dat is altijd zo geweest: de werelkampioen krijgt het meest. Zelfs als een eendagsvlieg die regenboogtrui pakt. Het gaat om een vast bedrag. Dat is overal hetzelfde, je moet er niet gaan over onderhandelen.

Die wereldtitel had je ook al in 1999 kunnen pakken. Maar in volle finale reed Mario De Clercq naar je toe en hield je van de overwinning. Hoe kijk je daar nu op terug?

Vervecken: Ik probeer daar niet meer bij stil te staan. Maar op het moment zelf was ik razend. En er moet al veel gebeuren om me kwaad te krijgen. Je moet de omstandigheden zien: het jaar voordien had ik hard gewerkt om De Clercq aan de wereldtitel te helpen, ik eindigde nog tweede. Achteraf dacht ik: eigenlijk had ik de grootste concurrent van De Clercq kunnen zijn. Je respecteert echter de ploeggeest, je houdt er rekening mee dat je de kleuren van hetzelfde land verdedigt. Nu lagen we voorop met Adri Van der Poel en was het de bedoeling dat we om beurten gingen demarreren. Toen ik dan voorop lag, reed De Clercq uiteindelijk het gat op mij dicht. Eerst met Van der Poel in zijn wiel, wat een groot risico inhield. Uiteindelijk had hij het geluk dat Van der Poel werd gelost. Maar er was op dat moment een afspraak gemaakt tussen Van der Poel en De Clercq. Dat was ook een beetje te verwachten.

Hoe bedoel je?

Vervecken: Van der Poel heeft zichzelf er laten afrijden. Anders had De Clercq geen recht om die kloof te dichten. Stel dat Van der Poel blijft aanpikken en wint, dan krijgt De Clercq heel België over zich heen. Dat risico wilde hij niet nemen. Vandaar die afspraak. Maar op het moment zelf was ik buiten mezelf. Ook omdat ik De Clercq het jaar daarvoor zo had geholpen. Voor een heel magere beloning. Er was vooraf niets afgesproken, maar toch leek het me logisch dat hij over de brug kwam. Alleen is dat met zo’n laag bedrag gebeurd. Het was echt belachelijk weinig. Maar ik wil daar niet als een klein kind over bezig blijven.

Maar toen je vorig seizoen wereldkampioen werd, moest je De Clercq wel een aanzienlijke som geven.

Vervecken: Inderdaad. Terwijl hij me nauwelijks heeft geholpen. Alles stond toen wel op papier, je kan daarover dan ook niet zeuren.

Hoe is de verhouding met De Clercq intussen?

Vervecken: Redelijk. Buiten de koers kan ik het zelfs goed met hem vinden. In de koers niet. Maar misschien ligt dat aan mij, misschien heb ik niet het ideale profiel om een goede topsporter te zijn. Ik ben iets te goed. Al heb ik De Clercq toch één keer een koers doen verliezen. In Niel, de cross van zijn sponsor. We lagen met drie man voorop: Daelmans, De Clercq en ik. Normaal was hij veruit de snelste. Ik heb toen Daelmans laten wegrijden. Nu zou ik dat niet meer doen. Omdat ik De Clercq inmiddels al een keer klopte in een spurt.

Wat verwacht je van het seizoen ?

Vervecken: Ik hoop eens een wedstrijd voor de wereldbeker te winnen, dat ontbreekt nog op mijn erelijst. En ik wil ook in de Superprestige een hoofdrol spelen. Maar ik denk toch vooral aan de kampioenschappen. Het parcours van het nationaal kampioenschap in Koksijde ligt me, ik ben daar ooit derde geweest in het wereldkampioenschap, in 1994, toen Paul Herijgers won. Koksijde is hetzelfde soort parcours als Tabor: korte stukken bergop en bergaf. Ik heb daar al drie keer gewonnen. Veel zal dit seizoen afhangen van de vraag op welk niveau Sven Nijs terugkeert. Dat houdt iedereen toch bezig: zal hij, zoals twee jaar geleden, weer alles kapotrijden?

Wat heeft Sven Nijs meer dan de anderen ?

Vervecken: Techniek. Vooral zijn bochtentechniek is fenomenaal. Dat is bij mij minder, omdat ik 1,94 meter lang ben. Nijs haalt in de bochten voordeel uit zijn gestalte. Zijn zwaartepunt ligt lager, waardoor hij sneller door een bocht kan. Als ik hetzelfde doe, ga ik onderuit. Techniek is mijn zwakste punt. Ik ben wel een van de betere starters. Op de tien wedstrijden ben ik zeven of acht keer als eerste weg.

Verwacht je dat er dit seizoen nieuw talent opstaat?

Vervecke: Niet echt. Ik ben benieuwd naar de prestaties van Bart Wellens. Intrinsiek vind ik hem de beste van allemaal. Als iedereen op zijn top zit, wint Wellens altijd. Hij kan in één ronde zo hard rijden dat hij een kloof slaat die je niet meer kunt overbruggen. Zelfs met superbenen moet je afhaken. Zijn versnelling is verschrikkelijk. Alleen is hij heel wisselvallig. Terwijl Nijs nog altijd kan winnen als hij een slechte dag heeft.

Sta je als wereldkampioen niet voor een loodzwaar seizoen? Je gaat meer wedstrijden rijden dan anders.

Vervecken: Dat is inderdaad een gevaar. Maar ik ben niet van plan om alles mee te pikken. Rond nieuwjaar laat ik zeker een paar wedstrijden liggen. Ik kan dat echt niet aan. Het mag dan geld kosten, maar een carrière houdt niet op met één wereldtitel. Zeker niet als je het gevoel hebt ieder seizoen een stukje sterker te worden.

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content