Op een camping in Lombardsijde wordt een feelgoodfilm opgenomen. Er spelen geen professionele acteurs in mee, wel mensen die van school, het OCMW of de dienst arbeidsbemiddeling komen. De film gaat ook een beetje over hen. ‘Als je hun geschiedenissen hoort, leer je veel over de samenleving. Hoe snel wij mensen wegsmijten.’
‘Ken je Howard Zinn?’, vraagt hij. ‘Een Amerikaanse auteur die ooit zei: “Ik beschrijf de geschiedenis vanuit het perspectief van de verliezers.” Er zijn twee soorten verliezers: mensen die bitter en rancuneus worden, en mensen die het hoofd rechtop houden en doorgaan. Ook al hebben ze hun job, hun vrouw of hun leven verloren.’ Beautiful losers, zoals Leonard Cohen ooit zong.
Dominique Willaert valt op. Niet alleen door zijn lange haren of zijn karakterkop. Vooral als artistiek leider van Victoria Deluxe gaat hij over de tongen. Dertien jaar al maakt hij theater met overlevers. In die tijd ging hij ook weleens met vakantie: vorig jaar beklom hij met een aantal vrienden de Mont Ventoux. Onderweg kampeerden ze. Iets wat hij vroeger altijd haatte: te veel zat gewauwel, te weinig privacy en stilte. Maar deze keer viel het mee. Hij raakte zelfs gefascineerd door die hele campingwereld. ‘Een microkosmos. Mensen van overal komen op zo’n camping samen. Soms leidt dat tot wrijvingen, soms tot heel mooie dingen.’ Toen Willaert weer thuiskwam, wist hij het zeker: hij wou een film schieten op een camping. Zonder professionele acteurs, maar met beautiful losers.
Overal vond hij ze: in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Een paar boden zich spontaan aan. Anderen kwamen van school, het OCMW of de dienst arbeidsbemiddeling. ‘Mensen die al heel wat meegemaakt hadden, bijzondere types vaak.’
De film Somer gaat over hen: over hoe weerbaar mensen kunnen zijn. Er doet een atheïstische Marokkaan mee, en een moslimjongen. Een ex-bedrijfsleider en een kraakster. Een vrouw met een bipolaire stoornis ook. Allemaal hebben ze een beetje meegeschreven aan de film. ‘Hun verhalen had ik nooit kunnen fantaseren’, zegt Willaert. ‘Volgende week beginnen de opnames op een camping in Lombardsijde. Het wordt een sociaal experiment: drie weken samenleven met elkaar. Op kamp aan de Zeelaan. Wa peinst ge? Kom je af?’
Een week later, aan de Zeelaan in Lombardsijde. De zomer overdrijft. Iemand roept: ‘Scène 54, shot 7, take 9. Attentie voor opnames.’ Aan de rand kijken een paar vaste campingbewoners toe.
Ik praat met Hilair Francisco, een van de acteurs. Een jongen van vierentwintig, een kind van Afrikaanse ouders. Mensen spreken hem vaak in het Frans aan. Hij antwoordt dan, met een streetwise accent: ‘Ik ben van Gent.’ In de film speelt hij een jongen die stand-upcomedian wil worden. Veel inlevingsvermogen vergt dat niet, het is ook zijn droom. Al viel er de laatste jaren weinig te lachen in zijn leven.
De vader van Hilair was een bekende voetballer in Congo. Hij trok naar België, waar hij wilde doorbreken. Het liep anders. ‘Mijn moeder heeft hem op een nacht overgoten met hete olie. Hij was op slag wakker – en invalide. Mama wilde dan samen met ons in de Schelde springen, maar dat is mislukt. Wat later heeft ze toch zelfmoord gepleegd, ze heeft 99 morfinepillen geslikt.’ Hilair was twee toen. ‘Ze lag op de grond, dat herinner ik me. Ik pakte haar stevig vast, tot iemand me lostrok. Een non heeft ons dan mee opgevoed. Zij smeerde onze boterhammen, waste onze lakens… Ze werd een tweede moeder, we hadden een hechte band.’
Hilair had een droom, dezelfde als zijn vader: hij wou profvoetballer worden. ‘Hij steunde ons daarin. Ik heb ook heel hard getraind.’ Op de tribunes riepen ze soms: ‘Ga terug naar uw bananenland!’ Maar Hilair keek niet om, hij voetbalde tot in tweede klasse. Speelde bij Hamme en Ronse. Daar kreeg hij last van blessures. ‘En ik ging ook vaak uit voor de match.’ Hij verloor zijn basisplaats en degradeerde naar de provinciale reeksen. ‘Niemand begreep het. Mijn vader was ontgoocheld, net als mijn vrienden. Ik kreeg heel wat kritiek. Op de duur vroeg ik me ook af waar ik mee bezig was.’
Op kerstdag 2013 rinkelde zijn gsm. Of hij naar Antwerpen kon komen, zijn vader had ademhalingsproblemen. Onderweg opnieuw telefoon: hij was gestorven aan een hartaanval. ‘Ze hebben veel te laat het ziekenhuis gebeld. Zijn dood was een enorme klap.’ En Hilair kreeg nog meer slecht nieuws: een paar weken geleden is ook de non, zijn tweede moeder, gestorven van de ouderdom. Net voor haar dood zei ze nog: ‘Bel Hilair.’
Hilair is vandaag naar het kerkhof in Ledeberg geweest, en vertrok daarna naar de Zeelaan. Om te rouwen, het hoofd in de zeewind. ‘Ik kan niet meer naar huis. Ik sta alleen op de wereld.’ Hij heeft alleen nog een droom. Deze keer moet hij uitkomen, mislukken is geen optie meer. Hilair wil doorbreken als stand-upcomedian en als acteur. ‘Ooit wil ik acteren in Familie. Toen ik op internaat zat, keken we elke dag. Nooit zag ik zwarten in die soap. Of toch, één keer: iemand die geen papieren had en meteen uit de serie verdween. Ik vind dat jammer. In Frankrijk spelen alle nationaliteiten mee in soaps. Daar is het de normaalste zaak van de wereld.’
Alleen al daarom zou Hilair graag in Familie spelen. Opdat Familie een afspiegeling wordt van de maatschappij. Hij wil alle Gentse Afrikanen graag tonen dat ook zij tot de familie behoren. En zijn vader op het kerkhof in Ledeberg vertellen dat het hem gelukt is. ‘Dat is alles wat ik nog voor hem kan doen. Mijn eerbetoon.’
Hilair loopt terug naar de set. Iemand roept: ‘Scène 67, shot 1, take 8. Attentie voor opnames.’ De campingbewoners blijven geamuseerd toekijken. Tot een man plots de rust verstoort: ‘Wat gebeurt hier?’
‘Laat ze filmen’, fluistert iemand. ‘Dat is beter dan dat ze stelen of drugs nemen.’
Een paar jonge allochtone acteurs flirten met enkele campingmeisjes. ‘Doe dat nog eens, Nabil,’ roept Willaert, ‘dat moeten we filmen.’
De meisjes van de camping laten zich andermaal versieren.
‘Ik begrijp waarom een regisseur als Pier Paolo Pasolini graag met jonge gasten filmde’, vertelt Willaert. ‘Ze stralen een zuiders joie de vivre uit, ze antwoorden met humor op racisme. De meesten hebben het moeilijk op school. De ouderen botsten dan weer met de VDAB. Omdat ze de reglementen niet volgen, te laat komen, of zich niet zomaar laten inpakken.’
‘Hoe hou jij ze bij de les?’
‘We praten veel. Van man tot man. In onze cultuur berispen we mensen vaak publiekelijk, maar dat werkt niet bij hen. Als iemand te laat komt, zeg ik: “Je kloot mij niet, maar je laat wel de anderen in de steek.”‘
‘Kan iedereen acteren?’
‘Ja, mits ze oefenen. We zijn ook al heel lang aan het repeteren. Er zitten geweldige acteurs bij. Die man daar, bijvoorbeeld: ooit was hij bedrijfsleider, hij had tientallen mensen onder zich.’
Tom Staes heet hij. Nooit had hij gedacht dat hij zou acteren op een camping aan de Zeelaan. ‘Mijn ambitie was om een belangrijk industrieel te worden. Net als mijn vader. In de jaren zeventig was hij de grootste vishandelaar van het land. Tot hij problemen kreeg met de belastingen. Hij is gevlucht, en ik ben hem gevolgd. Aan de grens met Spanje is hij opgepakt door Interpol. Jaren heeft hij daar in de gevangenis gezeten. Zijn toenmalige vrouw zei: “Je vader is weg, ik kan niet meer voor jou zorgen.” Ik was veertien en stond op straat.’
Maar Tom vocht terug. Hij werd ondernemer: eerst in groenten en planten, later kocht hij zijn eigen bouwbedrijf. ‘Ik was hofleverancier, deed heel wat openbare aanbestedingen. De Vooruit in Gent heb ik nog gerenoveerd. Er zijn momenten geweest dat ik meer dan honderd mensen in dienst had. Ik boerde goed: als ik een miljoen uitgaf, miste ik het niet. In mijn garage stonden een BMW en een Ferrari, ik charterde een jacht aan de Côte d’Azur.’ Tot zijn bedrijf over de kop ging. Tom was alles kwijt, ook zijn vrouw en kinderen.
De laatste jaren heeft Tom vooral op straat geleefd. Slapen deed hij in de daklozenopvang, terugvechten ook. ‘Op een rommelmarkt heb ik mijn huidige vriendin ontmoet. Ze was blijkbaar onder de indruk, want ze is later op zoek naar me gegaan. Alle daklozenopvangtehuizen afgelopen. Ze heeft me gevonden. Ik heb nu weer een klein appartement en kan me al een fiets permitteren. Sinds vorige maand ben ik ook sociale gids bij het OCMW. Daar vroegen ze me: “Acteren in een film, Tom, is dat niets voor jou?” “Toten trekken?“, antwoordde ik. “Dat doe ik al mijn hele leven. Dat kan ik goed.” (lacht) Als bedrijfsleider moet je kunnen acteren. Het enige verschil met vroeger is dat ik nu geen bevelen meer geef.’
Een jacht aan de Côte d’Azur heeft hij ook niet meer. Maar op kamp gaan aan de Zeelaan, dat heeft ook wel wat. Hij is niet ongelukkig op camping De Lombarde, beweert hij.
Willaert en co. hadden deze camping gevonden via Google Streetview. Zeelaan, Lombardsijde, het leek niets wereldschokkends. Wisten ze veel dat daar ooit sociale geschiedenis geschreven is.
Dat vertelt Eddy Poncelet me. Een man van 87, een van de stichters van deze camping. Hij heeft niets met de film te maken. Of misschien toch: ooit was hij de secretaris van de Communistische Jeugd. Hij heeft Patrice Lumumba nog gekend.
Veel gereisd in zijn leven, veel gedroomd, nog meer sociale strijd gevoerd en meegemaakt. Zoals die ene week in 1936: toen de arbeiders na een lang gevecht eindelijk een week betaald verlof kregen. ‘Overal was het feest, ook in ons gezin. Veel werkmannen kwamen met speciale treinen naar zee, maar na een dag moesten ze al terug naar huis. Ze hadden geen geld om te overnachten. Er waren wel hotels, maar daar verbleef de beau monde. Dat herinner ik me nog goed: al die arbeiders die met grote ogen naar de rijken keken. Ze kleedden zich niet alleen anders, ze spraken en aten ook anders. De arbeidersbewegingen hebben dan vakantiekolonies gebouwd, met grote slaapzalen en kantines.’
Het waren de wonderjaren van het massatoerisme. Ook Eddy sprong in de jaren vijftig op de kar. Samen met een paar vrienden richtte hij een vzw op. ‘Ons motto was: vakantie is een basisrecht voor iedereen, ook voor de mensen die niet kunnen betalen. Het mag voor niemand een droom blijven. We boden reizen aan in Oost-Europa, waar we contacten hadden met de vakbonden. Toen was dat nog iets unieks: geen enkele touroperator organiseerde reizen naar daar. Onze mensen sliepen in genationaliseerde kastelen van de adel, heel bijzonder.’
Eddy en de zijnen wilden aan de Belgische kust iets soortgelijks organiseren. Midden jaren zeventig bouwde de Christelijke Arbeidersbeweging een professionele camping aan zee. ‘Daarvoor waren er al campings, maar die waren heel amateuristisch. Meestal van boeren die een stuk wei verhuurden. Niet iedereen was daar welkom: een gast met een motor of zelfs jongeren kwamen er niet in. Ze zouden de boel toch maar op stelten zetten.’
‘De camping van de christelijke arbeidersbeweging heeft alles veranderd. Niet toevallig heette hij “Infocamping”: men leerde Vlaanderen daar kamperen. Er zat een stuk volksverheffing in.’
Ook Eddy en zijn vrienden bouwden in de jaren zeventig hun camping uit. Net als de liberalen – elke kleur had zijn campingplek in Lombardsijde. ‘De sociale dienst van het leger had hier eigenlijk ook moeten zitten, maar dat is niet doorgegaan. Naar verluidt zag de legertop het niet zitten om naast klein links te kamperen.’ (lacht)
Camping De Lombarde is vandaag al lang niet meer de camping van klein links. De ontzuiling heeft haar werk gedaan. Maar ook het sociale toerisme heeft betere tijden gekend.
‘De overheid redeneert: mensen kunnen evengoed op reis naar de lagelonenlanden. Maar niet iedereen doet dat. Ze vergeten dat sommigen een fysieke handicap hebben, of angst voor het onbekende. Tien jaar geleden ging 60 procent van de Vlamingen op reis. Nu is dat nog maar 45 procent. Vroeger waren alle campings hier de eerste helft van juli volzet. Nu niet meer.’
Met nostalgie denkt Eddy terug aan de lange zomeravonden in de jaren zeventig. ‘Er gebeurde van alles op deze camping: mensen sportten samen, speelden jeu de boules, keken naar hetzelfde theater. Niet dat het allemaal zo hoogstaand was, maar dat maakte niet uit: mensen leerden op vakantie met elkaar omgaan. De overheid moedigde dat ook aan met subsidies voor animatie. Volksverheffing, ja. Vandaag is dat allemaal verdwenen. Mensen vervelen zich vaak steendood op vakantie.’
De avond valt over de Zeelaan.
Nog een laatste glas met Dominique Willaert. Ook hij is de lange zomeravonden in de jaren zeventig niet vergeten. Het gezin Willaert trok toen met het ziekenfonds naar Sankt Moritz in Zwitserland. ‘Mijn vader was ongelooflijk zenuwachtig, omdat we samen met andere families moesten eten in de kantine. Hij wilde niet uit de toon vallen met zijn gezin. Maar hij heeft daar ook veel geleerd. Ze investeerden in hem. Hij kreeg tien boeken: een over het heelal, een over Immanuel Kant, een van Louis Paul Boon… Talloze keren heeft hij ze herlezen. Dat maakte van hem een mondig man.’
De strijd van Eddy en de ziekenfondsen is ook een beetje zijn strijd, zegt Willaert. ‘Volksverheffing vind ik nog altijd een prachtig woord. Er wordt vandaag zo weinig geïnvesteerd in mensen. Luister naar de verhalen van onze acteurs: daaruit leer je veel over de samenleving. Hoe gemakkelijk wij mensen wegsmijten.’
Een politieke boodschap zit er nochtans niet in Somer, het wordt een feelgoodfilm. ‘Vroeger ergerde ik me vaak aan kunstenaars die zich niet uitspraken over de samenleving. Nu denk ik daar anders over. Ik heb net respect voor hen gekregen. Verontwaardiging kan iets moois zijn, maar het sluit ook het gesprek af.’
‘Trouwens, onze jonge gasten zijn niet bezig met politiek. Wat hen vooral interesseert, is chicas versieren en een fijne tijd beleven. Toch zijn ze heel gemotiveerd. Omdat ze weten dat ze volgend jaar op het scherm te zien zullen zijn. Dan zullen ze iemand zijn. Net daarom moet deze film geweldig goed worden. Zo goed dat ze hem niet alleen in de sociale huizen draaien, maar ook in Kinepolis. Waar hun vrienden zitten. Anders heb ik gefaald.’
Een paar dagen later, een filmpje van Dominique Willaert op Facebook. Groetjes van de Zeelaan. Nog altijd zomer, daar. Er zit een wilde scène bij zoals Pasolini ze graag filmde. Hij schrijft erbij: ‘Iemand vergat de champagne te vervangen door vruchtensap. Een van de magische momenten waar tristesse en ernst zachtjes switchen naar speelsheid en pure vreugde.’
Somer wordt lowbudget gemaakt door Victoria Deluxe en productiehuis Potemkin, gesteund door een crowdfundingsactie. Wie een bijdrage levert, wordt vermeld in de aftiteling. Meer info op de Facebookpagina van ‘SomerFilm’ en op www.victoriadeluxe.be.
DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
Hilair is vandaag naar het kerkhof in Ledeberg geweest, en vertrok daarna naar de Zeelaan. Om te rouwen, het hoofd in de zeewind. En met één ambitie: hij wil stand-upcomedian worden.
‘Vroeger ergerde ik me vaak aan kunstenaars die zich niet uitspraken over de samenleving. Nu denk ik daar anders over. Ik heb net respect voor hen gekregen.’