Omdat het ‘haar oorlog niet was’, nam ze als jonge moeder afscheid van haar geliefde Libanon. Voorlopig, dacht ze. Bijna dertig jaar later woont de intussen gevierde schrijfster nog steeds in Londen. Knack ten huize van Hanaan as-Sjaikh, ‘ de koningin van de Arabische literatuur’.
INFO : Hanaan as-Sjaikh, ‘Alleen in Londen’, De Geus, Breda, 316 blz., euro 20,00. Hanaan as-Sjaikh is op 25 mei te gast in het Antwerpse Zuiderpershuis. Meer info op www.zuiderpershuis.be.
‘Ja,’ zegt ze gedecideerd, ‘ik ben fier Arabisch te zijn, heel fier zelfs, maar ik ben geen nationaliste. Ik weet ook wel dat er heel wat Arabische dictaturen bestaan en die wil ik zeker niet verdedigen, maar we hebben ook zoveel meer. Voor mij is Arabisch zijn eerder een kwestie van cultuur en beschaving, niet van politiek.’
We ontmoeten Hanaan as-Sjaikh op een late middag bij haar thuis in Londen, in haar chique flat aan Grosvenor Square, waar een portier je nog met ‘Sir’ aanspreekt en de deur voor je openhoudt. Wanneer ze ons met een glimlach haar flat binnenleidt en daarbij de butler vriendelijk wandelen stuurt, beseffen we pas ten volle dat we hier te maken hebben met een dame met stijl. ‘Ga toch ergens zitten’, zegt ze zacht en quasi nonchalant terwijl ze een grote doch afgemeten armzwaai maakt, en even wanen we ons in de Islamitische Zaal van het Victoria and Albert. We zakken weg in een diepe sofa, omgeven door Arabische kunstschatten die dateren uit de tijd dat Europa amper uit de luiers was – en voelen ons klein. ‘De Arabische beschaving’, zo zal ze niet veel later zeggen, ‘is op veel vlakken superieur aan de westerse.’
‘Kijk maar naar de manier waarop wij onze ouderen behandelen, of naar hoe we met familieleden omgaan. Toen ik pas in Londen was, woonde ik in een klein gemeubileerd appartementje. In het blok woonde er ook een bejaard vrouwtje dat nooit bezoek kreeg. Ze speelde vaak met mijn kinderen en zo raakten we aan de praat. Bleek dat ze zelf ook zeven kinderen had, maar geen van hen dacht eraan moeder van tijd tot tijd te bezoeken. Ik was geshockeerd toen ik dat hoorde, en nog steeds heb ik het gevoel dat een samenleving die daartoe leidt niet echt geciviliseerd kan zijn. Wij laten onze vader of moeder niet achter in een instelling, maar zorgen zelf voor hen. Bejaardentehuizen zijn er voor hen die geen familie meer hebben of voor hen die verstoten zijn. Oké, hier ben je vrij, je kan dragen wat je wil en je kan de rumba dansen als je daar zin in hebt, maar beschaving betekent in mijn ogen meer dan dat. Ja, ik ben dus fier Arabisch te zijn, ook al hebben we onze fouten en gaat het de laatste paar eeuwen niet zo goed met ons. Onlangs was ik nog in het Alhambra in Granada en ik kon alleen maar huilen. Als je ziet hoe rijk onze cultuur toen was en als je beseft hoe arm we nu zijn…, het is ontstellend.’
Scherpschutters
Hanaan as-Sjaikh is de koningin van de Arabische literatuur die met titels als Het verhaal van Zahra, Vrouwen tussen hemel en zand en Ik veeg de zon van de daken alom geliefde en gewaardeerde boeken schreef. Ze is Libanese, maar verliet het land in 1975 toen de burgeroorlog uitbrak. ‘Ik had het obsessieve idee dat ik door een scherpschutter gedood zou worden’, vertelt ze daarover. ‘Ik had toen net mijn eerste kind gekregen en iedere keer als ik de straat op ging om eten te kopen dacht ik dat het ook mijn laatste keer zou zijn. Waarom, zo vroeg ik me af, zou ik blijven? Het was mijn oorlog niet.’ As-Sjaikh trok voor een paar jaar naar Londen, vervoegde zich daarna acht jaar bij haar man in Saudi-Arabië om uiteindelijk weer in Londen te belanden. ‘Ik dacht dat ik mijn land voor een paar maanden verliet,’ zegt ze, ‘maar ik ben er uiteindelijk al 29 jaar weg. Ieder jaar ga ik terug, maar ik kan er niet meer aarden.’
Voor het eerst heeft as-Sjaikh een roman geschreven die dieper ingaat op wat het betekent migrant te zijn, Alleen in Londen, haar eerste boek ook trouwens dat niet in het Midden-Oosten speelt. Het is het verhaal van vijf mensen die zich tussen de Arabische en de westerse wereld in bevinden en niet in staat zijn voor een van beide te kiezen.
Vooreerst is er Lamis, een Iraakse vrouw die door haar familie tot een huwelijk gedwongen werd. Na drie jaar is dit op de klippen gelopen, net als Lamis’ plannen om in Dubai een winkeltje in gedroogde bloemen te beginnen. Er zaten klaprozen tussen haar handeltje, papavers dus, en de vrouw werd van drugssmokkel beschuldigd: exit Lamis. Op het vliegtuig naar Londen ontmoet ze Nicolas, die voor een Arabische firma werkt en op de terugweg is van een zakenreis. De twee worden verliefd. Nog op dit vliegtuig zitten Amira, een Marokkaanse prostituee die zich als prinses voordoet en zo rijkere klanten aan de haak kan slaan en Samir, een travestiet die een aapje Engeland binnenbrengt dat tot zijn ontsteltenis vol diamanten zit, een deal waarvoor hij duizend pond en het aapje krijgt. Samir zal een goede vriend worden van Nahid, Amira’s partner in crime en uiteindelijk met de aap een circusact beginnen. Hoe deze vijf elkaar ontmoeten in Londen – of dat precies niet doen – maakt de plot uit van het boek.
‘Zolang ik me tot het Midden-Oosten voelde behoren, was ik niet in staat deze roman te schrijven’, vertelt as-Sjaikh me. ‘Door de precaire politieke situatie en de armoede in het Midden-Oosten komen zoveel mensen de kant van Europa op. En het zijn niet allemaal arme sloebers. Er zitten zakenlui bij, en dokters en luxeprostituees. Hun verhaal lezen we bijna nooit, ook al is dat momenteel het belangrijkste onderwerp waar je als Arabier over kunt schrijven. In feite gaat mijn boek over een stad in een stad: de Arabische buurt in Londen met Edgware Road als centrum. Het is ook mijn buurt. Ik doe er boodschappen, ga er eten en ontmoet er vrienden. Edgware Road is als het ware in de roman gekropen. Zo zat ik op een bepaald moment vast. Ik wist niet wat ik met Nahid en Amira moest aanvangen. Toevallig belandde ik in een taxi waarin een bandje met Arabische muziek opstond. Het was van Umm Khaltum, een van de beste zangeressen die we in het Midden-Oosten ooit gehad hebben, een vrouw die opium was voor het Arabische volk en die door haar woorden steeds als een mantra te herhalen haar publiek in een soort trance kon krijgen. Er wordt zelfs gefluisterd dat we door haar schuld de oorlog van 1967 verloren hebben, omdat ze de soldaten murw zong. Tegenwoordig hoor je haar niet zo veel meer. Het is al Arabische pop wat de klok slaat in de Londense taxi’s. Maar op die avond hoorde ik haar dus wel. Ik raakte in gesprek met de chauffeur en hij vertelde me dat hij nog met een danseres samengewerkt had. En haar verhaal zette mijn boek weer aan het rollen. En zo gaat het iedere keer. Zodra ik vast kom te zitten, trek ik mijn jas aan en ga ik over Edgware Road wandelen. Binnen de kortste keren word ik dan bedolven onder de verhalen, stemmen en personages.
Heerlijke moppen
‘Net zoals in veel Londense Arabieren huizen in mij twee persona’s, een Arabische en een Engelse. In de dagelijkse omgang ben ik Engels, maar schrijven doe ik in het Arabisch. Dan denk ik in het Arabisch en heb ik een Arabische mentaliteit. Ik vond het heel belangrijk te tonen dat Arabieren echt wel kunnen lachen met zichzelf en dat ze hun cultuur kunnen relativeren. Dat is trouwens de essentie van onze culturele erfenis, dat we zo triestig zijn dat we erom moeten lachen en dat we zo hard moeten lachen dat we er de tranen van in onze ogen krijgen.
‘Ik kom uit een familie waar humor geapprecieerd werd. Mijn grootmoeder aan moeders kant kon heerlijke moppen vertellen, en wat ik van haar opgestoken heb, is dat het niet voldoende is om intelligent en mooi te zijn. Als je geen gevoel voor humor hebt, raak je nergens in het leven. Een rasechte Arabier kun je maar met één zaak echt complimenteren: door te zeggen dat hij grappig is. Ik heb die humor lang geweerd uit mijn boeken, ten onrechte misschien, maar hoe ouder ik word, hoe meer ik hem toelaat, en hoe beter mijn boeken erdoor worden. Literatuur moet altijd proberen een waar beeld van de wereld te geven en persoonlijk zie ik het als mijn taak de Arabieren te tonen zoals ze zijn: verdrietig en grappig, gelovigen en ongelovigen door elkaar, zonder dat ze elkaar daarom meteen naar de keel vliegen of zo.’
Ook al vormt Edgware Road een hechte gemeenschap, gelijk zijn Arabieren allerminst, zo blijkt. As-Sjaikh: ‘Vroeger hadden Arabieren nogal eens de neiging om in het Westen samen te gaan hokken en partij te kiezen voor elkaar. Tegenwoordig is dat veel minder zo. Toen ik net in Londen woonde, fleurde ik helemaal op wanneer ik op straat iemand Arabisch hoorde praten. Iemand die je begreep, dacht je dan, en opeens voelde je je niet meer alleen. Wanneer je hier wat langer bent, ga je beseffen dat er onder de Arabieren net zo goed klasseverschillen heersen als onder de andere mensen. Je hebt stinkrijke Arabieren, middenklasse- Arabieren en arbeiders. In Edgware Road ontmoeten ze elkaar. Het is daar dat de rijken komen eten in de restaurants van de middenklasse die draaiende gehouden worden met de handenarbeid van de obers. Eens je dat doorhebt, besef je dat de Arabische stad in Londen opgebouwd is als een ui, uit laagjes, en tot welk laagje je behoort, hangt voor een groot deel af van je afkomst.
‘Libanezen zijn over het algemeen fijngevoeliger dan de gemiddelde Arabier. Saudi’s zijn vaak rijk, maar ongecultiveerd. Egyptenaren blinken uit door hun bescheidenheid en helemaal onderaan staan de Marokkanen, die door iedereen met de nek aangekeken worden. In de horeca maken ze bijvoorbeeld geen kans. Stel dat er tien Marokkanen solliciteren voor een job en één Libanees, dan mag je er praktisch zeker van zijn dat die Libanees hem krijgt. Binnen de Arabische gemeenschap wordt er zwaar gediscrimineerd. Toen mijn boek net uit was, werd ik gebeld door een Marokkaanse vriend, ook een schrijver. Hij zei dat hij mijn boek helemaal niet goed vond. Waarom heb je die prostituee Marokkaans gemaakt, vroeg hij, en waarom niet Libanees of zo. Ik kon alleen maar antwoorden dat wanneer ik aan een prostituee dacht, die alleen maar Marokkaans kon zijn, want dat is wat ik hier in Londen hele dagen zie. Een vroegere vriendin wil zelfs niet meer spreken met mij vanwege dit boek. Ze vindt dat ik de Arabieren erin verloochen en hen uitverkoop aan de racistische wensen van het Westen. Waar is de politiek bewuste Hanaan van haar vroegere romans en verhalen naartoe, zo vroeg ze me. Ik heb er een paar nachten van wakker gelegen. Dit is een terugkeer naar Stalin, dacht ik, toen zeiden anderen ook wat je moest schrijven.
‘Wat die vrouw niet zag, is dat ik met Alleen in Londen net zo’n politiek boek geschreven heb als met mijn vorige romans. Wanneer je het leest, moet je lachen, maar tezelfdertijd vraag je je ook af waarom deze mensen hier zijn, waarom verlaten ze hun land en geven ze alles op om zich in een onzeker avontuur te storten? Mijn boek is helemaal geen uitverkoop, het is een ode aan de mannen en vrouwen die vrijwel als kanslozen naar hier komen omdat ze een beter leven willen. Dit boek gaat niet over glamour, maar wel over Amira die in Marokko genegeerd wordt, in de prostitutie gaat, haar geld thuis afgeeft maar van haar moeder nog niet eens naast haar zus mag slapen en over Samir, de travestiet die door zijn eigen ouders naar een gekkenhuis wordt gebracht. Mijn boeken zijn dus nog net zo geëngageerd als vroeger, alleen zijn ze het tegenwoordig op een frivole manier.’
Oversekste Belgen
Tussen de blanke Londenaars en de Arabische blijkt er niet veel contact te zijn. Zolang ze exotisch zijn, kun je nog wel iets doen met die Arabieren, zo lijkt de teneur te zijn, maar ze moeten niet verwachten dat we ze echt in onze kring opnemen. As-Sjaikh: ‘Dat is toch iets algemeen menselijks. We leven in ons gezin dat in een buurt woont die deel uitmaakt van een stad die in een land ligt dat op zijn beurt tot een werelddeel behoort en met iedere stap verder weg van dat gezin vernauwen onze interesses zich. Dat is de enige mogelijke manier om de wereld niet als een chaotische bedreiging te zien. Ga als Belg maar eens naar Libanon. O, zo zul je te horen krijgen, België, dat ken ik. De zoon van mijn schoonvaders broer is met een Belgische getrouwd. Belgen zijn allemaal dronk-aards die alleen maar aan seks denken. Voor een Libanees is een Belg net zo exotisch als die Libanees het is voor de Belg. Maar als het erop aankomt, lachen en huilen we om dezelfde zaken. Alleen hoe we dat doen, is anders.
‘Toen ik nog maar net in het Westen woonde, begreep ik niets van de manier waarop men hier met de doden omgaat. Zo vertelde een Australische vriendin me dat ze ergens op bezoek geweest was en dat er een bedrukte sfeer leek te hangen. Af en toe ging er iemand naar boven, maar het etentje ging gewoon door. Pas achteraf hoorde ze dat die dag een inwonende tante gestorven was en dat men het niet nodig gevonden had de uitnodiging weer in te trekken. Als zoiets in Arabië gebeurt, zitten alle vrouwen te huilen en te klagen terwijl ze zich het haar uit het hoofd rukken. Zelfs de buren huilen op zulke momenten mee, ook al hebben ze die tante nog nooit gezien. Arabieren springen dus anders om met hun verdriet dan Europeanen, en daar is niets op tegen. Pas wanneer verschillen verabsoluteerd worden en uitmonden in racisme wordt het gevaarlijk.’
Lamis wil zowel Arabisch als Engels zijn. Ze ziet de dubbele identiteit als een verrijking en niet als een tussen-twee-stoelen-vallen. Ze vindt het ook heel belangrijk dat ze in Engeland mag gaan stemmen. Pas dan is ze een echte Engelse, vindt ze. As-Sjaikh: ‘Tot twee culturen behoren, maakt je leven zoveel rijker. Je gaat er de eigenaardigheden van de ander scherper door zien en je aanvaardt ze ook makkelijker. Niemand wil echter marginaal zijn en uitgesloten worden van de verkiezingen maakt je automatisch tot iemand die er niet bij hoort. Ik heb ooit in de jury van een assisenzaak gezeten. Mijn naam was bij toeval geselecteerd en ik was heel trots. Er zaten ook nog een Indiër, een Afghaan en een Afrikaan in, en zij voelden dat ook zo aan. Pas wanneer er op zo’n manier een beroep op je wordt gedaan, besef je wat democratie betekent. Zeker, ik mis mijn land, vooral op een moment als dit, wanneer het donker begint te worden. Je kunt je niet voorstellen hoe mooi de zonsondergang in Libanon wel is, maar ik weet niet of die uiteindelijk kan opwegen tegen het gevoel van eigenwaarde dat de democratie je schenkt.’
Door Marnix Verplancke
‘Een rasechte Arabier kun je maar met één zaak echt complimenteren: door te zeggen dat hij grappig is.’