Hongkong, symbool van het harde liberalisme, gaat naar maoïstisch China over. Is dat winst voor het liberalisme, of voor de Chinezen ?

Hongkong 1997, we schrijven maandag 30 juni en de vraag die door alle hoofden spookt, maar nooit uitgesproken wordt, is of er morgen nog water uit de kraan zal komen. Wat is Peking van plan met deze schitterende, dynamische, beruchte, hooggeprezen en overroepen metropool ? Als in de nacht van 30 juni op 1 juli de Britse kroonkolonie overgedragen wordt aan de Chinese Volksrepubliek, voor de gelegenheid vertegenwoordigd door president Jiang Zemin, geflankeerd door premier Li Peng ; de Union Jack wordt opgevouwen en de rode vlag van communistisch China gehesen, als het vuurwerk uitgestorven zal zijn en de prins van Wales (de prins, want de koningin gééft geen gebieden af) met de laatste gouverneur, Chris Patten, op het koninklijke jacht Brittannia in de Zuid-Chinese Zee uit het zicht verdwenen, wat zal er dan van achter de gordijnen komen ?

Niemand die het weet. De spanning en de helle kleuren van de hooggestemde verwachtingen hetzij in het zwart, hetzij in het wit maken het verhaal van de gouden stad die uitgeleverd wordt aan de duisternis, nog sprookjesachtiger dan de toch al fantastische geschiedenis van de ?kale rots? bij de Parelrivier beloofde. Om tot het laatste moment de dramatische spanning erin te houden, is de jongste weken gebleken zelfs tot verrassing van de Chinese diplomaten en protocolmensen zelf die professioneel met de overgang bezig zijn , dat president Jiang Zemin, die een subtiele relatie heeft met het Chinese volksleger, zijn eigen troepen wil meebrengen. Duizenden soldaten, gewapend en in anti-oproervoertuigen, die een stuk voor middernacht al over de grens zouden komen. Daar hebt je het : de prins en zijn gevolg zullen Victoria Harbour nog niet goed uit zijn of communistische pantserwagens zullen al door Wanchai en Central rommelen, en de troepen die in juni 1989 het Tienanmenplein rood kleurden, zullen in juni 1997 nu ook Kowloon bezetten. Nadat ze de al lang aangekondigde, totaal vreedzame betoging van de Hongkongse Democraten hebben uiteengeslagen. De lichten uit, en de oude potentaten in Peking die grijnzen.

Het is bijna zeker dat het zo niet zal gebeuren. Bijna. Het onrustwekkende aan de militaire preoccupatie van Jiang Zemin is niet eens de eis dat hij zijn leger moet kunnen meebrengen. Dat leger is niet alleen een sterke macht, maar ook een sterk symbool in China, en het is bijna vanzelfsprekend dat een zo symbolische gebeurtenis als de terugname van Hongkong in Chinese ogen ook een militair aspect moet hebben. Er is geen enkele aanwijzing dat die troepen zich zullen misdragen. Het zorgelijke is dat Peking hiermee zo laat aangekomen is. Dat wijst erop dat men ook dààr nog aan het improviseren is.

EUROPA VERNEDERT CHINA

Om de Chinese onverzettelijkheid inzake Hongkong te begrijpen zonder ze daarom te moeten goedkeuren , is het dienstig even terug te gaan naar het begin : de Opiumoorlog, Jardine en Matheson, en de vernedering van China door de Europeanen. Het conflict met China dat tot de stichting van de kroonkolonie leidde, draaide heel toepasselijk voor Hongkong , rond het recht op vrijhandel, een totaal Europese notie. Het was, bijna midden negentiende eeuw, de tijd van de ?thee-clippers?, de razend snelle, elegante zeilschepen die de thee uit China, via India, naar Engeland brachten. China werd geregeerd door de Mandsjoedynastie, Groot-Brittannië had net India veroverd, koningin Victoria zou de troon bestijgen. De Mandsjoes wilden eigenlijk helemaal geen handel drijven met de bleke barbaren, en wat ze node toelieten de theehandel vanuit Canton was beladen met loodzware belemmeringen.

Daarenboven was de handel ongelijk : de Europeanen kochten veel thee in China, maar wisten er veel minder te verkopen, zodat ze er veel zilver achterlieten. Voor de handelaars, zoals de reeds genoemde Schotten William Jardine en James Matheson (die samen het welbekende handelshuis of hong zouden oprichten dat het mercantiele symbool zou worden voor Hongkong), was dit geen interessante situatie. Het kwam erop aan een koopwaar te vinden die de Chinezen wèl zouden willen kopen en waar zij, Jardine en Matheson, grof geld voor konden vragen. Dat werd de opium uit India, waar in China veel belangstelling voor bestond maar waarvan de invoer verboden was. De handel was gauw georganiseerd, en de handelsbalans sloeg om. Om kort te gaan, dit werd de eerste Opiumoorlog. Hij duurde niet echt lang, en het Verdrag van Nanking van 29 augustus 1842 stipuleerde dat China vijf havens zou openen voor handel met Engeland. Ook was er een eiland, op negentig mijl van Canton gelegen, dat officieel Britse eigendom werd : Hongkong, een bergachtig eiland met in de eerste plaats veel natuurschoon, maar in het bezit van een excellente natuurlijke haven : de kale rots, ?the barren rock?, zoals de Britse foreign secretary Lord Palmerston het smalend noemde.

Maar dat was slechts het begin. De Chinezen lieten het bij die eerste vernedering natuurlijk niet zitten en de Europeanen, die goud geroken hadden, al evenmin. Een tweede Anglo-Chinese oorlog brak uit in oktober 1856 en gaf aanleiding tot een Brits-Franse campagne die tot bij Canton ging en dreigde naar Peking op te rukken. Het Verdrag van Tientsin, in juni 1858, verplichtte China weer tien havens te openen voor handel, schadevergoeding voor de oorlog te betalen, en de opiumhandel te legaliseren. Toen Peking weigerde het verdrag te ratificeren, braken de vijandelijkheden weer uit. In 1860 sloegen de Europeanen hun kamp op op het schiereiland Kowloon tegenover Hongkong Eiland, alvorens naar het noorden op te rukken. Dit was de oorlog waarin de Verboden Stad in Peking belegerd werd en de Britse bevelhebber Lord Elgin uit wraak over een Chinees ?verraad? het keizerlijke zomerpaleis in de heuvels buiten Peking liet plunderen en platbranden.

In het Verdrag van Peking van 1860 kregen buitenlanders het recht om gelijk waar in China te reizen, handel te drijven en aan evangelisatie te doen, en zelfs hun kantoren en woonst te kiezen in een heel aantal havens, waar ze onder hun eigen wet vielen, niet onder de Chinese. Weerom moest Peking een stuk grondgebied afgeven het schiereiland Kowloon. Deze drie verdragen, die het begin vormden van het in grote vernedering openbreken van China door de Westerse mogendheden, en die aan de basis lagen van de Britse greep op Hongkong, worden traditioneel door de Chinezen ?de oneerlijke verdragen? genoemd.

PLASTIC PRULLEN, GOEDKOPE KLEDING

Later, in 1898, is dan het leasing-contract voor de New Territories gekomen, dat 99 jaar geldig zou blijven. De New Territories zijn veel groter en belangrijker dan de oorspronkelijke kolonie, die eigenlijk niet veel meer dan een haven, een handelspost en een bruggenhoofd was daarmee kon Hongkong bijna op autonome manier functioneren, groeien en gedijen. Tot na de Tweede Wereldoorlog zou de kroonkolonie nochtans een slaperig en vrij oninteressant overzees gebiedsdeel blijven voor Londen, dat in India, Afrika en elders veel belangrijker kolonies had. In de oorlog werd Hongkong bezet door de Japanners, de dekolonisatie erna betekende het einde van het Britse Imperium, en de Chinese burgeroorlog veranderde de kaart van Oost-Azië. Die drie factoren waren nodig om de kolonie in gang te schoppen, op weg naar de status die het nu heeft. De motor daarvoor werd gevormd door de tienduizenden vluchtelingen die uit het ?communistisch? wordende Chinese vasteland overkwamen, toen in 1949 de troepen van Mao Zedong het vasteland overnamen, en meer speciaal de industriële families uit Shanghai.

Die zijn in de jaren vijftig met de ?made in Hongkong? plastic prullen en de goedkope kleding gestart, in de kleine fabriekjes en ?sweat shops?, met hun geld uit Shanghai en het onbeperkte reserveleger van vluchtelingen die haast gratis werkten. Nog steeds was de stad een ruig oord van krottenwijken, smokkelaars en in ?triaden? georganiseerde maffia die de drugshandel runden vanuit hun holen in de Walled City, een ondoordringbare gesloten wijk in het hart van Kowloon. Midden de jaren zeventig begon het geld voor de grote schoonmaak eraan te komen, toerismebureaus begonnen te onderzoeken of de ?kale rots? voor hen geen mogelijkheden bood (de wervende slogan ?If you can’t be friendly to tourists, try to be polite?), en de grote bouwwoede sloeg toe.

In 1976 stierf Mao Zedong, en weinige jaren later begonnen de Hongkongse industriëlen hun fabrieken in de Volksrepubliek neer te poten eerst in de ?speciale economische zone? Shenzhen, daarna in de zuidelijke gordel onder Canton , waar de lonen opnieuw lager lagen dan in Hongkong. Midden de jaren tachtig, in de tijd ongeveer toen de Britse premier Margaret Thatcher aan de onderhandelingen over de toekomst begon, was de vuistregel voor would-be rijken dat kapitaal in Hongkong op vijf jaar verdubbelde. Het is in deze periode dat de onvermoede symbiose van Hongkong met het vasteland zich ontwikkelde. Niet politiek al was Peking politiek de hele tijd wel aanwezig , maar op financieel en economisch vlak. Het was de tijd dat topbureaucraten in China inzagen dat ze met de modernisering nu topkapitalisten moesten worden of hun macht verliezen, en hun keuze was gauw gemaakt. Het klikte heel goed tussen de etnisch Chinese miljardairs van Hongkong en de nieuwe miljardairs van de Volksrepubliek, die al snel begonnen de business van Hongkong op te kopen. (Zodat, waar we nu staan, de voormalige kolonie, haar infrastructuur en haar machinerie, de facto eigendom is van continentale Chinezen, en de geheel of gemengde Chinese ondernemingen de ?red chips? op de beurs alle records breken : hiér is de overgang al gemaakt.)

POLITIEK IS IETS VOOR COMMUNISTEN

De explosie was daar, en ze was fantastisch. In minder dan veertig jaar hadden de Hongkongers en de Shanghainezen van hun kale rots en zeeroversnest een metropool weten te maken die schitterender was dan Londen en die sneller leefde dan New York, en waar nog steeds Chinezen naartoe kwamen met niets dan twee handen en een stel hersens, die dan rijk werden. Het was een sprookje en het was ook echt. Het is wààr dat het ritme van Hongkong de meest verstokte antikapitalist kon aanzuigen door zijn pure, dag en nacht doorbonkende dynamiek. Het is wààr dat de allergrootste meerderheid van de burgers er geen inkomstenbelasting betalen, en de écht grote verdieners niet meer dan 15 procent. Het is wààr dat het een geldmachine geworden was, waarin iederéén wel zijn kans zou willen wagen, in een luisterrijke omgeving met uitgestrekte parken en natuurgebieden, met een op het oud-Britse conservatisme geijkte reglementering van het civiele leven, vrij van de corruptie en de zeeroversmanieren uit de heroïische tijd van de kolonie.

Maar het is óók waar dat er op Hongkong Eiland zegge en schrijve twee boekhandels zijn waar men iets anders kan kopen dan computer- en marketingboeken en handleidingen van ?Hoe word ik rijk in zeven dagen.? En op Kowloon nóg twee. Hongkong, zei men, is zo materialistisch, zo op geld en gewin geconcentreerd, dat de doorsnee Hongkonger geen tijd heeft voor iets anders, geen tijd heeft voor cultuur, of politiek. Politiek de Chinese ?culturele revolutie? was nog niet zo lang geleden ; Rode Wachten hadden Hongkong er toen mee willen insleuren , was iets voor ?communisten?. Daarom misschien hadden de Britten er ook nooit aan gedacht de kolonie te democratiseren. Dit alles kon men horen over Hongkong, en het zou de democraten van nu passen toe te geven dat het ook in grote lijnen wààr was waarom hebben die anders pas zo laat van zich laten horen ? Democratie en politiek bewustzijn kwamen, in Hongkong zoals elders, eerst bovendrijven toen alle andere factoren van welzijn, vooruitzichten en comfort verenigd waren. En toen, met een schok, het inzicht volgde dat de harde maar veilige Brits-conservatieve levensstijl in zijn voortbestaan bedreigd was of misschien, zoals in Engeland zelf, voorbijgestreefd begon te raken. Dat het sprookje van glitter en goud, zoals sprookjes zijn, efemeer was, en naar zijn einde begon te gaan.

Het jaar 1984 Orwells jaar is interessant. In dat jaar, waarin de Chinese modernizerings- en hervormingsdrang het duidelijkst naar buiten trad en men in het Westen begon te hopen dat de economische opening naar marktwetten en een rudimentair kapitalisme ook zou uitmonden in een politieke democratisering wat de leiding in Peking in die tijd niet tegensprak , ging de Britse conservatieve premier Margaret Thatcher met Deng Xiaoping onderhandelen over de toekomst van Hongkong. (Hongkong dat toen al aan het desindustrialiseren was door zijn productie te delokaliseren naar de Chinese provincie Guangdong.) Het jaar tevoren had dezelfde Margaret Thatcher een bloedige oorlog gevoerd tegen Argentinië om een paar verloren schapenrotsen uit de kust van Vuurland, de Falklandeilanden. Misschien verklaart dat haar verblinding en haar arrogantie in de zaak Hongkong. Misschien ook haar gebrekkige kennis van de geschiedenis ; mogelijk haar onwetendheid van het feit dat de ?Anglo-Chinese? oorlogen uit haar boeken in China de ?opiumoorlogen? genoemd worden, en de verdragen die daaruit voortkwamen, de ?onfaire verdragen?. En dat voorbije vernederingen in China niet vergeten worden.

Margaret Thatcher ging naar dat kleine ouwe mannetje dat Deng Xiaoping was, in de gedachte dat ze Hongkong wel zou kunnen houden nadat de lease van 99 jaar verstreken was. Of op zijn minst dat Londen, vanop zijn onaantastbare kale rots vol management en rijkdom, toch wel het beheer over de New Territories zou kunnen voortzetten, zelfs als die in naam onder Chinese soevereiniteit kwamen. Toen ze hoorde dat daar niets van in kwam, en dat Peking niet alleen de New Territories maar ook Kowloon en het Eiland terugwou de hele koek , want dat die onaantastbare verdragen voor Peking onfair en opgelegd waren, was dat voor haar en voor de Britse positie een verschrikkelijke afgang die niet meer goed te maken was. Bij het buitengaan, was ze zo in de war dat ze van de trap viel een slecht voorteken, in de ogen van alle Chinezen.

ONKUNDE VAN DE GESCHIEDENIS

Sindsdien is het een treurig verhaal geworden voor wie het bekijkt met Britse of Europese ogen. Men heeft wel gezegd : als Londen de hele kwestie niet aangebracht had, dan zouden de Chinezen de zaak misschien veel minder hard gespeeld hebben. Maar nu Thatcher zich in zo’n onverkoopbare positie gemanoeuvreerd had, was er geen houden meer aan. En tot overmaat van ramp kwam toen dat nare trekje boven : wel, men zou de Gebieden (men vermijdt het, sindsdien, Hongkong een ?kolonie? te noemen om geen slapende honden wakker te maken) teruggeven aan het vasteland, maar al die Chinezen die daar woonden, moesten dan ook niet naar Engeland trachten te komen. Van blunderende strategen over slechte verliezers naar uitgesproken racisten : verdere uitleg daarover hadden die van Hongkong óók niet meer nodig.

Hun politiek lot was bezegeld, hoe de diplomaten het verder ook zouden inkleden, en het enige waarvan ze nog iets te verwachten hadden, dat was de wil van Peking om te moderniseren en te democratiseren. Had Deng Xiaoping het principe van ?Eén land twee systemen? niet afgekondigd ? Graag ging men eraan voorbij, in Europa, dat Deng het daarbij over economie had, en niet over politiek. Over het wilde liberalisme van de Thatchereconomie om precies te zijn : het handelsmerk van Hongkong. Er kwam een Joint Declaration van Londen en Peking samen, waar de Hongkongers buiten gehouden werden. En een grondwet, de Basic Law, waarin bepaalde stukken bewust vaag gehouden werden. En dan volgde de klap, in juni 1989, bij het Tienanmenplein. De illusies stortten ineen, en de Hongkongers hadden ineens een politiek bewustzijn en zin voor democratie. Met tienduizenden kwamen ze op straat om tegen het bloedbad en de repressie in Peking te protesteren.

De rest kent men : het is niet meer goedgekomen. De laatste gouverneur, de conservatieve politicus Chris Patten, werd gestuurd om alsnog te proberen één en ander uit de brand te slepen, en manmoedig nam hij de democratisering van Hongkong ter hand. In verkiezingen behaalde de Democratische partij van Martin Lee en Emily Lau een grote meerderheid in het parlement, de Legco. Maar Peking zag dit alles als een reeks onbeholpen pogingen om onder de termen van het gesloten akkoord uit te komen, en liet van in het begin weten dat het al deze vernieuwingen, die niet zo afgesproken waren, zou vernietigen zo gauw het daartoe de macht had dat is per één juli 1997. Het zou de verkozen Legco ontbinden en een eigen Provisional Legislature benoemen in afwachting van nieuwe verkiezingen. Het zou, net zoals de Britten deden, een nieuwe gouverneur aanduiden geen Engelsman dit keer, maar een Hongkong-Chinees. Dat werd de schatrijke reder Tung Cheehwa : men kan zich afvragen waarom hij het doet, maar dat zijn familiezaken. En als de Legco van de Democraten de wetgeving veranderde, de antisubversiewetten afschafte, een Bill of Rights invoerde, dan zou Peking dat alles weer afschaffen. Ook in deze dingen, in de actie van Chris Patten en in de evaluatie van noties als democratie en rechtszekerheid, werden de Chinese gevoelens onderschat.

Nu het uur daar is dat de Britten weggaan en de Chinese onderdanen die ze vanwege hun huidskleur niet op hun eigen eiland wilden, aan het dictatoriale regime van Peking overleveren, kan men zeggen dat er in het hele dossier twee wetmatigheden geweest zijn. De eerste is dat Londen een laatste keer het perfide Albion heeft willen opvoeren, nooit gezegd heeft wat het van zins was, altijd ontkend heeft wat het afgesproken had, en de bevolking van Hongkong die in de businesspers zozeer bejubeld wordt als geniaal, werklustig en succesvol , van de eerste tot de laatste heeft opgeofferd aan wat het voor raisond’état hield, maar in feite onkunde van de geschiedenis was. De tweede is dat Peking tot nog toe alles gedaan heeft wat het gezegd had te zullen doen : democratie afschaffen, verkozenen wegjagen, vrijheden beknotten. Zodat de Hongkongers, als ze dat echt zouden willen, eigenlijk nog kunnen hopen dat Peking ook de goede dingen die het beloofd heeft, zal uitvoeren. En hen vijftig jaar lang hun gang laten gaan met hun geld en hun haven, hun beurs en hun kapitalisme, hun glitter op party’s en hun wedden op de paardenrennen.

Maar voor het zover is, hebben de Chinezen nog iets af te handelen in Hongkong, en men kan er zeker van zijn dat zij dat ook zullen doen. Ze moeten nog revanche nemen voor de vernederingen die China aangedaan werden door de westerlingen, en waar Hongkong op gebouwd is. Zij zullen laten voelen hoe de krachtsverhoudingen liggen en wie de baas is, zij zullen geen enkele toegeving doen. Zij zullen niet de tweede of de derde, maar de eerste juli de verkozen Legco ontbinden en hun eigen marionettenparlement, de Provisional Legislature, inzweren. Niet omdat dat belangrijk is, maar als revanche van de keizer op Jardine & Matheson. De orkestmeester : op de slag van twaalf, middernacht van dertig juni, dachten de Britten, zouden de laatste tonen van het Britse nationale volkslied wegsterven, een triest en waardig einde, ze zijn goed in dat soort muziek. Neen, zeiden de Chinezen. Die laatste klanken zouden kunnen doorzinderen in Chinese tijd, en ook belangrijker , op die eigenste slag van twaalf moest de Chinese orkestmeester zijn dirigeerstok laten neerkomen om het Chinese volkslied aan te heffen. Vijf seconden verschil, vijf seconden die de Britten moesten afgeven. Geen concessies, geen kwartier. Daarna kunnen ze, eventueel, hun beloften beginnen te houden.

Sus van Elzen

De glitter en lichtjes van sprookjesachtig Hongkong : efemeer ?

Democratische Legcoleden met Martin Lee en Emily Lau betogen.

Uit Hongkong komen nu al hoog modieuze spullen, made by Chinese.

Op de beurs in Hongkong scoren de Chinese aandelen het best.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content