Hoe migranten wortel schoten in Genk

Mijnwerkers van Turkse afkomst op zondag in logement in de Vennestraat, Winterslag, gemeente Genk, 1988. © AD VAN DENDEREN

In 1987 begon de Nederlandse fotograaf Ad van Denderen aan een foto-essay over migrantengemeenschappen in Genk. Na 27 jaar ging hij terug. ‘Het gaat er helemaal niet zo slecht.’

Ad van Denderen (72) ziet dingen die hij eigenlijk niet kan weten, maar die toch vaak waar blijken te zijn. Lang voor de huidige paniek over toenemende migrantenstromen uitbrak, volgde en fotografeerde hij al migrantenstromen. Voor internationaal gelauwerde projecten als GoNoGo, waaraan hij eind jaren tachtig begon, reisde hij langs de randen van Europa en volgde hij migranten op zoek naar een beter leven. Hij was een van de eerste fotografen die hen een gezicht gaf. In So Blue So Blue legde hij de discrepantie tussen exodus en massatoerisme aan de mediterrane stranden vast.

En het is niet voor niets dat hij zich in Genk nestelde tussen de genestelden. Van Denderen is een humanitair fotograaf die met een toewijding van jaren en intuïtieve precisie de kracht van mensen in beeld brengt.

Genk is met wijken als Waterschei, Winterslag en Sledderlo een stad die men als sociaal werelderfgoed zou kunnen beschouwen. Toen begin vorige eeuw de eerste steenkoollagen werden ontdekt in de Limburgse Kempen woonden er 2400 mensen. Intussen zijn dat er meer dan 65.000, met 85 verschillende nationaliteiten.

Nadat in 1917 in Winterslag de eerste mijn in productie was gegaan en enkele jaren later Waterschei volgde, moesten er duizenden mijnwerkers uit andere streken worden aangetrokken. Ze vonden onderdak in nieuwe tuinwijken. Er kwamen pensions voor alleenstaande mannen. De eerste arbeidsmigratie in de jaren twintig en dertig bracht Polen, Hongaren, Tsjechen, Joegoslaven en Italianen naar Genk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er Ostarbeiter en Russische krijgsgevangenen tewerkgesteld.

Na de oorlog, in 1946, werd er een akkoord gesloten tussen België en Italië: elke week kwamen er tweeduizend Italiaanse arbeiders naar België in ruil voor tweehonderd kilo kolen per dag per tewerkgestelde Italiaan. ‘Een kruiwagen kolen in ruil voor een mijnwerker’, luidde het in de volksmond. In de jaren vijftig kwamen er gelijksoortige akkoorden met Griekenland en Spanje en later met Turkije en Marokko.

Hecht sociaal weefsel

In de jaren zestig vestigde autofabriek Ford zich in Genk. Er werkten meer dan tienduizend mensen. De Fordfabriek sloot vorig jaar. De mijnen van Waterschei en Winterslag waren eind jaren tachtig al gesloten. Maar ondanks die economische catastrofes heeft zich in Genk een hecht sociaal weefsel gevormd waar geen mot in zit.

‘Toen ik in 1987 aan dit project begon,’ vertelt Van Denderen, ‘wilde ik het verdwijnen van een industrietak vastleggen.’ In zijn foto’s uit die jaren heeft hij oog voor de manier waarop individuen hun situatie kunnen overstijgen. En dat veranderde niet toen hij er in 2014-2015 terugkeerde. Niet de teloorgang van een industrie, maar het blijven van de mens was zijn thema. Genk was een duidelijke keuze. ‘In Genk heeft de migratie bijna honderd jaar geleden plaatsgevonden’, zegt Van Denderen. Zijn foto’s bieden daarmee een blik op de toekomst van Europa. ‘Het gaat in Genk helemaal niet zo slecht.’

Van Denderen geeft een beeld van de omgeving die mensen voor zichzelf creëren, de manier waarop ze een nest bouwen. Hij geeft hen een gezicht. Ook de genummerden, de Ostarbeiter en krijgsgevangenen, jongens nog, vooral uit Oekraïne, die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetters naar Genk werden gestuurd. Een derde van hen was nog geen zeventien jaar, zoals de archieffoto’s die Van Denderen in zijn project betrekt laten zien.

Van beide kanten

In logementen voor alleenstaande mannen keek Van Denderen in de jaren tachtig naar de manier waarop de migranten in de spiegel keken en naar de wereld bleven luisteren. Een identiteitsfoto op de rand van de schouw. Een vest en een sjaal. Een sigaret. Een deken. Een uitgepakte koffer. Een transistorradio met een antenne. Van Denderen zelf is de antenne van wat er zich afspeelt in deze wereld. Hij zag hoe de directeur de rook van zijn sigaar in het gezicht van een arbeider blies. ‘De jaren tachtig waren veel harder dan nu.’

Van Denderen toont geen gelatenheid maar daadkracht, blijvende vernieuwing zonder dat mensen zichzelf uitgommen. ‘Genk is een hechte gemeenschap van grote warmte.’ Hij zag Turkse vrouwen het gras maaien en Italiaanse vrouwen hun pasta rollen. Hij toont hoe weggesaneerde mensen zichzelf in stand houden en het onkruid verdelgen. Op die manier worden ze één met de plaats waar ze wonen. ‘Die diversiteit in Genk is prettig voor een samenleving. Je ziet dat het van beide kanten moet komen.’

Zoals in het huwelijk van de Italiaans-Belgische Jessica en de Griekse Georgia. En in De Griekse Frituur. Toen Ad van Denderen kilometerpaal 24 passeerde en er een foto nam, kon hij niet weten wat de geschiedenis van De Griekse Frituur was. Grootmoeder Anna van Restaurant O Geros volgde in 1962 haar man, die mijnwerker was, naar België. Ze had al een geschiedenis achter de rug: als oorlogswees had ze als een assepoester in de keuken van een Griekse generaal moeten helpen. In België keek ze op kermissen nauwgezet toe hoe de mensen frieten bakten. Ze begon haar eigen frituur. ‘Ik heb de Belgen friet met Giros leren eten.’ O Geros groeide uit tot een restaurant, de derde generatie staat er achter de kookpotten voor drie generaties klanten.

FOTO’S AD VAN DENDEREN, TEKST ANNA LUYTEN

‘Genk is met wijken als Waterschei en Winterslag een stad die men als sociaal werelderfgoed zou kunnen beschouwen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content