Een commando-operatie beëindigde vorige woensdag vier maanden gijzeling in Lima.

Hoe voorspelbaar de afloop van de lange gijzeling in de Japanse ambassade in Lima ook was, iedereen heeft er zich door laten verrassen. Het publiek natuurlijk, en de Japanse premier Ryutaro Hashimoto zogenaamd ook, maar vooral natuurlijk de veertien jonge rebellen van de MRTA, de Tupac Amaro-beweging die de ambassadeursresidentie in handen hadden. Toen de vloer onder hun voeten ontplofte (acht van hen waren hun dagelijkse partij ?minivoetbal? aan het spelen, de leider, Nestor Cerpa, stond erop te kijken), waren er volgens verschillende getuigen enkelen die zich wilden overgeven. Maar daar hadden de binnenstormende commando’s de zin, noch de tijd, noch de orders voor.

Door de goede en langdurige voorbereiding van de operatie kon die ook met het nodige geluk, dat voorhanden was tot een triomf uitgebouwd worden. Voor president Alberto Fujimori en voor de militairen : van de 72 nog resterende gevangenen werden er tijdens de actie een twintigtal licht gewond, en één overleed in het ziekenhuis (aan een kogelwond, of aan een daarop volgende hartaanval). Twee soldaten sneuvelden bij de actie. Fujimori liet niet na het allemaal om te vormen tot een even geslaagde publiciteitsspot voor hemzelf : met kogelvrij vest aan de pers te woord staand, de dode rebellen aanschouwend, de natie toesprekend. Zijn populariteit is er als een raket de hoogte mee ingegaan, ze had het ook nodig.

Men kan even ingaan op de logica, waarom de gijzeling wel op die manier moest aflopen. De onderliggende reden is dat het tijdperk voor dergelijke acties al enkele jaren geleden definitief is afgesloten en dat, in het geval van Peru, dat werk in hoofdzaak gedaan werd door de rivaliserende, grotere guerrilla-organisatie Sendero Luminoso zelf, die óók nooit gevangenen maakte, en nu voortbestaat in enkele kleine benden die afgelegen bergstreken onveilig maken. Het tijdperk is afgesloten omdat gijzelingsacties om politieke motieven op één lijn gezet worden met terrorisme, en internationaal onaanvaardbaar geworden zijn. In die zin kunnen zij niet meer op een onafhankelijke manier behandeld worden door de respectieve staten waar zij zich afspelen. In het Peruaanse geval moest Fujimori om evidente redenen rekening houden met Japan, omdat veel van de gijzelaars Japanners waren, en het hele gebeuren zich afspeelde op wat juridisch gezien Japans grondgebied was.

Maar tegenover Japan stonden ook de invloeden van de VS, en van Europese landen als Duitsland en Frankrijk en van Israël dat bijna automatisch geconsulteerd wordt als terrorisme of gijzelingen aan de orde zijn. Al die landen hebben als vuistregel dat men niet toegeeft aan terroristen of gijzelnemers, als ratio dat de gijzelnemers met het geweld begonnen zijn, en dat groter geweld om ze uit te schakelen dus legitiem is. Dat was ook al Fujimori’s standpunt en dat van zijn generaals.

HET VERSTRIJKEN VAN DE TIJD

Wat ontbrak, was de mogelijkheid om het in de praktijk om te zetten. De Japanse residentie was te groot, te goed beschermd, de rebellen waren te goed georganiseerd en te vastbesloten om alles te laten springen met mijnen en explosieven die ze hadden aangebracht, om te kunnen vermijden dat een overval tot een veralgemeend bloedbad zou leiden. Maar met genoeg tijd kon dat natuurlijk allemaal veranderen, en die tijd werd gegeven door de onvoorzichtige onverzettelijkheid van Tupac Amaro-leider Nestor Cerpa, die bleef vasthouden aan zijn eis van vrijlating van honderden gevangen medestanders, ook toen duidelijk was dat Fujimori dat zou blijven weigeren, maar wel met een vrijgeleide naar bijvoorbeeld Cuba kon akkoord gaan. De onderhandelingen daarover hebben vier maanden aangesleept, waarin de Peruaanse staat alle gelegenheid had om met Amerikaanse, Europese en andere hulp elke denkbare interventie te organiseren. Veertien studenten die van de wereld afgesloten waren, hadden daartegen niet veel kans, zelfs al waren ze, naar verluidt, correct en soms zelfs lief tegen hun gijzelaars. De regel is juist : door het gedoseerde geweld van hun actie hebben ze het veel grotere tegengeweld van de staat uitgelokt.

Maar daarmee is natuurlijk niet alles gezegd. Guerrilla à la Che Guevara en gijzelingen kunnen dan tot een voorbije era behoren (de Mexicaanse zapatisten gaan dat niet veranderen), de oorzaken waar die guerrilla op ontstaat, zijn nog heel erg van onze tijd. In Latijns-Amerika is de tijd van de militaire dictaturen inderdaad voorbij, maar hun heerschappij werd vervangen door die van vrijemarktmilitanten, weliswaar onder verkozen presidenten en burgerregeringen, die niet meer een gewapende, maar een economische oorlog voeren tegen de minder gefortuneerde meerderheid van hun bevolking. De slogan dat een groeiende vrijemarkteconomie op langere termijn welvaart voor iedereen zal afleveren, wordt daar concreet vertaald met de nadruk op de lange termijn, en dan niet voor iedereen. Op kortere termijn wordt de kloof tussen arm en rijk er groter, en worden de armen niet relatief, maar absoluut armer. En nog steeds wordt, wie zich daartegen zelfs op de vreedzaamste manier wil verzetten, versleten voor ?communist?, en overeenkomstig behandeld.

De Tupac Amaro’s die hun kameraden uit de gevangenis wilden halen, deden dat in de wetenschap dat die uit die mensonwaardige holen op geen andere manier levend weg zouden raken. Wellicht moesten ze het anders aangepakt hebben maar in buurlanden rondom zijn niet-politieke gijzelingen een alledaags verschijnsel, daar wordt wèl betaald, en daar komen Duitsers, Israëli’s en Amerikanen niét tussen. Hoé hadden ze ’t moeten aanpakken, in een land als Peru, met de generaals aan de macht naast een autoritaire president met een hoop ambitie ? Van Alberto Fujimori zal het antwoord niet komen.

Sus van Elzen

Het commando bestormt de ambassade : geweld en tegengeweld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content