Het raadsel Willy Brandt

WILLY BRANDT 'In de directe omgang was hij een gesloten man, maar in het publiek overbrugde hij met zijn woorden elke afstand.' © bettmann/corbis

Willy Brandt was de sociaaldemocratische politicus die van 1969 tot 1974 als bondskanselier de mufheid verjoeg die zich in de jaren vijftig en zestig in de naoorlogse West-Duitse samenleving had opgehoopt. De 74-jarige ex-journaliste Wibke Bruhns heeft de icoon van de Europese ontspanningspolitiek en latere Nobelprijswinnaar voor de Vrede goed gekend. In haar herinneringen, Nachrichtenzeit, hangt ze een genuanceerd beeld op van de man die ze reeds als jonge vrouw bewonderde. Een gesprek in Berlijn.

In Israël en Amerika was Wibke Bruhns in de jaren zeventig en begin jaren tachtig correspondente van het gereputeerde magazine Stern, dat in één klap zijn eer verloor toen bleek dat de sensationele Hitlerdagboeken, die het weekblad in april 1983 met veel bombarie begon te publiceren, vervalsingen waren. Maar Bruhns naam is vooral verbonden met het West-Duitsland van de jaren zestig en zeventig, en vooral met de persoon van Willy Brandt. De sociaaldemocratische politicus Brandt was van 1969 tot 1974 West-Duits bondskanselier. Met zijn Ostpolitik zocht hij toenadering tot de door het IJzeren Gordijn afgeschermde rompstaat DDR, wat hem tot de icoon van de Europese ontspanningspolitiek zou maken.

Wibke Bruhns leerde haar idool pas in 1972 in levenden lijve kennen. Toen had Brandt, die met de liberale FDP regeerde, al drie jaar als bondskanselier achter de rug. Brandt boekte toen vooral succes met zijn buitenlandse politiek. Met dat beleid beoogde hij vooral het fixeren van de naoorlogse Europese status-quo in een tijdperk dat door de Koude Oorlog getekend werd. Die politiek werd met succes bekroond door het afsluiten van de zogenaamde Oostverdragen met Moskou, Warschau en de DDR en resulteerde in 1973 in de opname van de twee Duitslanden in de Verenigde Naties en later, in 1975, in de befaamde Helsinki-akkoorden. Maar Brandts Oostpolitiek inspireerde de christendemocratische oppositie in het parlement ook tot een motie van wantrouwen die de regering-Brandt in april 1972 weliswaar overleefde, maar die nieuwe verkiezingen onafwendbaar maakte.

Wibke Bruhns herinnert zich dat de optredens van Willy Brandt destijds een enorme massa sympathisanten op de been brachten: 17.000 in Keulen, 20.000 in Hannover, 35.000 in Essen. Twee dagen voor de parlementsverkiezingen van 17 november 1972 modereerde Bruhns een SPD-debat in de Beethovenhal in Bonn, een manifestatie waaraan Willy Brandt als de kanselierskandidaat van de sociaaldemocraten deelnam. Bruhns: ‘Voor de eerste keer voelde ik met welke intensiteit Brandt een eivolle zaal kon toespreken. Hij sprak aarzelend, leek veel na te denken, maar was heel overtuigend en indringend. Hij verstond de kunst om de aanwezigen het gevoel te geven dat hij zich tot elk van hen afzonderlijk richtte. In de directe omgang was Brandt een gesloten man, maar in het publiek overbrugde hij met zijn woorden elke afstand.’ De verkiezingen van 1972 waren een denderend succes voor de SPD. Nooit eerder sedert de oprichting van de Bondsrepubliek was er bij nationale verkiezingen een zo grote opkomst (91,1 procent) geweest. Brandt leidde opnieuw een coalitie van SPD en FDP.

Hotel King David

Begin juni 1973 behoorde Wibke Bruhns tot de verslaggevers die Willy Brandt begeleidden naar Jeruzalem. Bruhns genoot in die tijd grote bekendheid omdat ze als eerste vrouwelijke nieuwslezeres op het televisiescherm van de openbare omroep verschenen was. Met die reis naar Israël schreef Brandt geschiedenis. Hij was immers de eerste Duitse regeringsleider die Israël bezocht. Aan die excursie denkt de journaliste nog altijd met gemengde gevoelens terug. In die dagen ontstond immers de legende dat er iets bloeide of broeide tussen de zestigjarige bondskanselier en de vijfendertigjarige journaliste, iets wat Bruhns veertig jaar later nog altijd met klem ontkent: ‘Ik sprak Willy Brandt altijd aan met u en als Herr Bundeskanzler. Ik zou me geen enkele familiariteit tegenover hem veroorloofd hebben, en hij niet tegenover mij.’ Politici en journalisten logeerden in Hotel King David in Jeruzalem. Wibke Bruhns bevond zich toevallig in de hotellobby toen daar op een nachtelijk uur de wagenkolonne van de bondskanselier terugkeerde van een onderhoud met de Israëlische premier Golda Meïr. Brandt ontwaarde Bruhns in de lounge, stak zijn hand naar haar uit en nam haar voor de ogen van de verbijsterde omstanders en journalisten mee in de lift en naar zijn kamer met de woorden: ‘Nu gaan we samen een glas drinken.’ Anderhalf uur, tot een stuk in de nacht, luisterde Wibke Bruhns toen bij een whisky naar de monoloog van Willy Brandt, een toespraak waarvan ze maar al te goed besefte dat hij off the record was. Maar nu, na veertig jaar, licht de journaliste de sluier op: ‘Brandt voelde zich verbonden met de Joden, maar hij stond tegelijk huiverig tegenover de Israëlische overmoed. Hij had het moeilijk met Golda Meïr, een sociaaldemocratische partijgenote die volgens Brandt in de waan verkeerde dat haar met God verbonden volk uitverkoren was.’

Was Brandt in 1973 al over zijn hoogtepunt heen? De eerste regering van sociaaldemocraten en liberalen (1969-1972) had met succes een einde aan de Koude Oorlog gemaakt, maar ondanks het formidabele kiessucces van eind 1972 werd Brandts tweede ambtsperiode vergald door grote problemen op binnenlands gebied. Het land steunde onder een enorme golf van reguliere en wilde stakingen van luchtverkeersleiders, drukkers en arbeiders in de metaalindustrie. Door de oliecrisis schoten de prijzen en het werklozencijfer de hoogte in. Brandts partijgenoot Helmut Schmidt, minister van Defensie, deed begin 1974 in het openbaar zijn beklag over de kanselier, die volgens Schmidt onvoldoende leiding gaf. West-Duitslands befaamdste schrijver Günter Grass verweet Brandt ‘lusteloosheid’ en ‘verlammende zelfgenoegzaamheid’. De relatie tussen Grass en Brandt was in de loop van de jaren verzuurd. Omdat hij zich tijdens de achtereenvolgende verkiezingscampagnes voor de sociaaldemocratie en voor Brandt had ingezet, had Grass er na de successen van de SPD op gerekend een grotere lauwerkrans te mogen oogsten. Bruhns: ‘Grass zag zichzelf als mentor en éminence grise van Brandt, als de Mozes die de kanselier de weg naar het beloofde land zou tonen. Maar Brandt vond Grass een betweter. Grass werkte de kanselier op de zenuwen. Brandt had zijn kabinetschef de opdracht gegeven om de schrijver op een veilige afstand te houden, een maatregel die Grass eerst verraste en daarna woedend maakte. Grass nam wraak door zich in het openbaar laatdunkend over Willy Brandt uit te laten.’

Lauw schuimbad

Al die toestanden maakten Brandt, die volgens de journaliste conflicten schuwde, murw, schuw en depressief. Bruhns: ‘In die maanden was de kanselier slecht geluimd en kleinzerig. Het ging allemaal boven zijn krachten.’ Brandt spijbelde. Hij ontweek de kanseliersbungalow in Bonn. Soms zocht hij troost in het glas. Door zijn medewerkers werd zijn neerslachtigheid voor de buitenwereld met het eufemisme ‘koortsachtige verkoudheid’ omschreven. Maar de grootste mokerslag had Brandt al vóór de uitvallen van Schmidt en Grass te verduren gekregen. In september 1973 had Herbert Wehner, de cholerische fractievoorzitter van de SPD, zich tijdens een werkbezoek aan Moskou tegenover journalisten en collega’s uit de Bundestag meer dan laatdunkend uitgelaten over de kanselier, die hij aan de voet van het Kremlin spottend ‘de nummer één’ had genoemd. ‘De man neemt graag een lauw bad,’ liet Wehner zich in Moskou over de kanselier ontvallen, ‘zo in een schuimbad.’ Hij verklaarde dat Brandt slap en afwezig was. Tegenover zijn Sovjet-gesprekspartners in Moskou zou Wehner, zelf een ex-communist die de jaren dertig als balling in het Moskouse Komintern-hotel Lux had doorgebracht, zich nog denigrerender over Brandt hebben uitgelaten. Dat Wehner toen door Brandt niet uit de partij werd gegooid, heeft in de ogen van vriend en vijand op een onherstelbare manier aan de autoriteit van de kanselier gevreten.

Hoe tikte Willy Brandt? Met die vraag werd Wibke Bruhns geconfronteerd toen ze van Stern de opdracht kreeg om in 1973 naar aanleiding van zijn zestigste verjaardag een portret van de bondskanselier te maken. Over zijn uiterlijke verschijning hoeft de journaliste niet te piekeren: ‘Hij was altijd vreselijk slecht gekleed en hij was een miserabele danspartner. Over zijn innerlijk leven liet hij niets los, op dat terrein beet ik bij hem op graniet. Als je hem aansprak over sport, literatuur of muziek, keek je in een leeg gezicht. Zo’n conversatie wees hij af. Zijn terrein was de wereldpolitiek.’ Uiteindelijk schreef Bruhns voor Stern een kritisch portret van Brandt dat ze peperde met boosaardige zinnen als: ‘Brandt heeft een groot hart voor kleine luiden, maar hij wil ze zeker niet in zijn buurt hebben.’

De wereld op zijn kop

Willy Brandt werd tijdens zijn tweede ambtsperiode als kanselier door zijn politieke omgeving murw gemaakt. Het lijkt erop alsof zijn partij- en bondgenoten vanaf 1973 naar een aanleiding zochten om van de krachteloze leider af te komen, zodat ze zelf het heft weer stevig in handen konden nemen. In die omstandigheden kwam Günter Guillaume als geroepen. Guillaume was een DDR-agent die de SPD had geïnfiltreerd nadat hij zich in 1956 in opdracht van het Oost-Duitse ministerie van Staatsveiligheid in Frankfurt am Main gevestigd had. De agent, die zich het imago van een kleurloze, rechtse sociaaldemocraat had aangemeten, ontpopte zich als een uitstekende organisator die zich in de sociaaldemocratische verkiezingscampagnes onmisbaar maakte. Niettemin, alleen al wegens zijn Oost-Duitse verleden had Guillaume nooit tot secretaris van de bondskanselier mogen opklimmen. Maar dat gebeurde toch.

Wibke Bruhns windt zich nog altijd op over de manier waarop Brandt in mei 1974 ten val werd gebracht. Ze beschuldigt de toenmalige liberale minister van Binnenlandse Zaken Hans-Dietrich Genscher ervan Guillaume als hefboom te hebben gebruikt om Brandt te wippen. Als hoofd van West-Duitse geheime diensten had Genscher Günter Guillaume bij de minste verdenking onmiddellijk uit de entourage van de bondskanselier moeten verwijderen, aldus Bruhns. Genscher had Brandt weliswaar gewaarschuwd dat Guillaume een spion kon zijn. Maar volgens Bruhns heeft het Brandt diep gekwetst dat Genscher hem, de bondskanselier, als lokaas heeft gebruikt om een DDR-agent te vangen. Dat was de wereld op zijn kop. Bruhns: ‘Toch wil ik Brandt niet helemaal vrijpleiten. Hij had zich tegen die praktijken kunnen verzetten. Zoiets had Helmut Schmidt nooit over zijn kant laten gaan. Maar waarschijnlijk was Brandt zo perplex over wat Genscher hem aandeed dat hij zelfs niet op het idee kwam zijn minister van Binnenlandse Zaken te vragen: “Zeg, hoor eens, heb je ze nog alle vijf?”‘

Dat Guillaume geen grote geheimen aan Oost-Berlijn verraden heeft, daarover was iedereen het in de politieke top vrij snel eens. Wibke Bruhns is er nog altijd van overtuigd dat de zaak-Guillaume voor Brandt geen dwingende reden was om af te treden. Volgens haar had Brandt de affaire zonder meer kunnen ‘uitzitten’. Er is in de nasleep van de affaire veel te doen geweest over gevoelige documenten (een correspondentie tussen Nixon en Brandt) die Guillaume in 1974 vanuit Noorwegen via een koerier naar Oost-Berlijn gesmokkeld zou hebben. Maar Markus Wolf, het hoofd van de buitenlandse veiligheidsdienst van de DDR, heeft later, na de val van de Muur, benadrukt dat Guillaumes informatie nooit in Oost-Berlijn is aangekomen omdat de koerier die de documenten naar de DDR had moeten brengen, zich door West-Duitse agenten geschaduwd voelde en de buit in paniek in de Rijn gegooid zou hebben.

Schnapsidee

Omdat direct na de arrestatie van Guillaume gevreesd werd dat zijn ontmaskering niet het gewenste effect – het ontslag van Brandt – zou hebben, begonnen de West-Duitse geheime diensten – in opdracht van wie? – in het privéleven van Brandt te woelen. Ze voelden zijn lijfwachten aan de tand en wilden van hen weten of het klopte dat Guillaume de kanselier geregeld met minnaressen bevoorraad had. Op basis van die gegevens stelden ze een lijst samen met de namen van de vrouwen die met Brandt naar bed geweest zouden zijn. Brandts politieke vijanden binnen de SPD en de FDP verspreidden nu het gerucht dat de bondskanselier gechanteerd kon worden als die minnaressenlijst in handen van DDR-leider Erich Honecker gevallen zou zijn. Wibke Bruhns meent echter dat zo’n lijst niet eens heeft bestaan. Dat de preutse Guillaume de moed en het talent gehad zou hebben om dames te collectioneren die hij vervolgens Brandt ’toegevoerd’ zou hebben, vindt ze een Schnapsidee, te gek voor woorden. En zelfs als het zou kloppen, wat hadden de DDR-leiders met die lijst van minnaressen moeten beginnen, vraagt Bruhns zich af. ‘Als ze ermee hadden uitgepakt, zouden ze daarmee in eigen voet geschoten hebben.’

Gedegouteerd nam Willy Brandt op 6 mei 1974 ontslag als bondskanselier. In Moskou, in het Kremlin, was secretaris-generaal Leonid Brezjnev helemaal van streek toen hij vernam dat Brandt, die inmiddels zijn vriend geworden was, er de brui aan gaf. Uit de memoires van Egon Bahr, Brandts rechterhand, weten we dat de onthutste Brezjnev toen naar Erich Honecker in Oost-Berlijn heeft gebeld om de eerste man van de DDR de levieten te lezen. Brezjnev, die de Oost-Duitse Guillaume-operatie als een persoonlijke belediging ervoer, zou het Honecker nooit vergeven dat hij door het plaatsen van een steriele agent in de onmiddellijke buurt van Brandt de goede relaties tussen Moskou en Bonn had verstoord, in een periode dat het Kremlin en de bondskanselarij voor het eerst direct met elkaar in verbinding stonden. Wibke Bruhns citeert sovjetkolonel en KGB-officier Vjatsjeslav Kevorkov, een intimus van Brezjnev, over de reactie van de secretaris-generaal: ‘Hij brulde: “We sturen tanks. Zeg tegen Brandt dat we hem zullen steunen. Om het even hoe.”‘ Het was allemaal te laat.

Wibke Bruhns, Nachrichtenzeit. Droemer Verlag. ISBN 3-426-27562-7, 22,99 euro.

door Piet de Moor

‘Als je hem aansprak over sport, literatuur of muziek, keek je in een leeg gezicht. Zo’n conversatie wees hij af. Zijn terrein was de wereldpolitiek.’

‘Het heeft Brandt diep gekwetst dat Genscher hem, de bondskanselier, als lokaas heeft gebruikt om een DDR-agent te vangen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content