Verdronken in zeeën van tijd : de ?Openstelling? in het Provinciaal Centrum voor Beeldende Kunst van Hasselt.
Het was geen draaischijf van de Belgische kunstwereld. Sinds de Gentenaar Piet Vanrobaeys directeur werd van het Provinciaal Centrum voor Beeldende Kunst in Hasselt, is dat nog niet veranderd. Hoewel de oprichter van Opus Operandi dat wel zou willen. In die nu alweer verdwenen stichting, toevallig ook zijn woonhuis in Gent, was het een komen en gaan van de bloem uit de jonge scène. Hij bracht het soort kunstenaars dat ook door conservator Bart De Baere (Museum van Hedendaagse Kunst Gent) in de gaten werd gehouden. Afkerig van elke vorm van objectverering, maken zij een efemere kunst die zich langzaam in de tijd ontvouwt, inspeelt op het licht, en in talloos veel versnipperde facetten de ruimte bezet.
Hasselt heeft in Vanrobaeys een man van talent aangetrokken voor zijn provinciaal museum. Nu nog geld vinden, een staf, een publiek en misschien kunstwerken, en het is in orde. De nieuwe directeur elke dag van Gent naar Hasselt pendelend moest tijd zien te winnen. Zijn eerste tentoonstelling betrof een selectie van recente aankopen van de Vlaamse Gemeenschap, geen heldendaad maar ook net geen schandaal. En het kostte niets. Toen hij voor de zoveelste keer door de lege zalen liep, rekende hij na wat hij in handen had. Niets, behalve tijd, ruimte en licht. Dat was alles wat hij nodig had. Want waren de kunstenaars die bij hem in Opus Operandi te gast waren geweest, niet precies met die zaken bezig ? En wisten zij zich niet ondersteund door een bibliotheek vol geleerde boeken over het onderwerp ? (Van Gilles Deleuze tot Ilya Prigogine).
Terstond contacteerde hij Joëlle Tuerlinckx, de Brusselse kunstenares die in zijn woonhuis opzien gebaard had, en goed kan opschieten met veel gelijkgestemd artistiek bloed. Een groots plan werd geboren. Over een zo lang mogelijke periode zou zij haar ideeën over tijd, licht en ruimte uitspreiden en verdelen onder bevriende curatoren, filosofen, verzamelaars, schrijvers en beeldende kunstenaars. De enen zouden lezingen geven, de anderen films uitkiezen, nog anderen zouden kunst meebrengen.
SPIRITUAL VOICES
Deze ?Openstelling? moest meer dan drie maanden kunnen duren, zo werd gedacht. In de week van de ?vertraagde vernissage? (?In het licht-the frame of time? van 23 tot 29.6) was het museum zelfs dag en nacht open. Dat laatste was veeleer bij wijze van spreken. Alleen’s avonds tussen 19 en 23 uur was er iets te doen : lezingen en films. Weliswaar werkte Bart De Baere zijn betoog (over het ?Geïntegreerde Museum?) om 4 uur ’s morgens af, en liep er overdag wel eens een eenzame ziel door de lege zalen. Maar in een museum zonder kunstwerken en zonder publiek valt er nu eenmaal weinig te zien. Tenzij, nogmaals : tijd, ruimte en licht.
Joëlle Tuerlinckx had er immers voor gezorgd dat de verdwaalde bezoeker tenminste dáár kon op letten. Voortdurend liet ze lichten aan- en uitfloepen, en zette alle deuren open, ook in de kelders, de wc’s en de kamers voor het technisch personeel. (Bij de meest private delen was een transparant scherm voor de deur geschoven.) Ze bleek waarachtig het museum herschapen te hebben in een concentrationair universum zij het dat men dit ongehinderd betrad en verliet.
Toch was er iets dat gebeurde. Elke middag weer werd in de Zebrazaal de vijf uur durende film ?Spiritual Voices? van Alexander Sokurov getoond terwijl in de projectiekamer Tuerlinckx’ lichten regelmatig aan en uit gingen. In de film gebeurde niets. Een lange melancholische ouverture in het eindeloze Russische landschap, gevolgd door het urenlang aftasten van de gespannen gezichten en bang afwachtende houdingen van een bataljon Russische soldaten in het grensgebied met Afghanistan tijdens de oorlog. Zeker de moeite van het uitkijken waard, mits men zich enkele pauzes gunde. Dat kon, want actie miste men niet.
Er zat niemand in de zaal. Ik was helemaal in de ban van de film toen ik lelijk opschrok van een zwarte hond die onverhoeds aan mijn been kwam snuffelen. Het bleek het dier van kunstenaar Michel François te zijn, die twee uur voor zijn lezing eens in de Zebrazaal kwam neuzen hoe het zat.
Precies een week na deze vertraagde vernissage (?de week van de geest?) sloot het museum opnieuw zijn deuren, alsof het veel verschil uitmaakte. In die zeven dagen maakten de door Tuerlinckx uitgenodigde kunstenaars zich klaar om de zalen te vullen. Op 4 juli ging de tentoonstelling Openmuseum (propositions) ten slotte open. Ten tweede male ondernam ik de tocht naar Hasselt, met een schuldgevoel over het missen van zeker zeven lezingen en nog meer films. Maar na het zien van de tentoonstelling was ik ontgoocheld en boos en schoof de schuld in de schoenen van het museum zelf.
Niet dat er geen goeie dingen te zien waren. Een fantastisch verhaal van Orla Barry, op video verteld door Tara Casey, vol Ierse spirit, frisse observatie, levenselixir en lichtjes dronken poëzie : ?I’m bad at remembering things i told my sister, i know it’s twelve midnight but i will soon forget.? Of een cd met het lachen van een klein kind, opgenomen door Marijke van Warmerdam dachten we (helemaal haar werkwijze en ontwapenende stijl we wilden slechts geloven dat het van Ann Veronica Janssens was nadat we de plaat uit de player hadden laten halen en haar initialen zagen.)
EMPTY HOUSE
Helemaal Janssens, een op foto uitgedrukt verzoek om de handen enkele ogenblikken op de oogballen te drukken, waarna we allerlei lichtende geometrische patronen zouden zien (het klopte). En nogmaals Janssens, die ervoor zorgde dat overal in de zalen op acht centimeter boven de grond een lichtvibratie ontstaat. Rekenen we voorts Van Warmerdams bangelijk aan- en uitfloepende videobeelden van een Empty House, de experimentele schilderijen van Bernard Piffaretti, het spiegelpaneel l’Homme qui pense van Michelangelo Pistoletto, en een handjevol uit de vele honderden minuscule foto’s van Daniel Faust, tot min of meer gave kunstwerken, dan hebben we het zo ongeveer gehad.
Maar Tuerlinckx, Tacita Dean, Suchan Kunishita, Douglas Huebler, Thibaut Halbardier & Philippe Van Cutsem, David Lamelas, Christoph Fink, Michel François, Guy Mees en Richard Venlet beperken hun aanwezigheid tot droog conceptuele en vrij occulte reflecties voor eigen gebruik in het beste geval aansluitend op het gegeven thema zonder ook maar één verrassende zintuiglijke ervaring aan het concept van de vierde dimensie te koppelen.
In de eerste plaats Joëlle Tuerlinckx zelf is een weg ingeslagen waarbij zij de reflecties (het verstrijken van de tijd, het verloop van het licht en de densiteit van de ruimte) conceptueel fixeert en gedurende drie maanden over het hele museum uitsmeert in plaats van ze indirect via geconcentreerde beelden te suggereren. De intense tijdsbeleving die pas als gevolg van het omgaan met zulke beelden bij de toeschouwer kan ontstaan, wordt bij voorbaat verstikt omdat ze opgesloten zit in de conceptuele constructie van het werk, en dan nog eens hopeloos verdund raakt in de lange duur.
Intense ervaringen zijn subtiel en laten zich niet programmeren. Daarvoor zijn ze ook te zeer van het toeval en van een speciale vatbaarheid bij de kijker afhankelijk. Maar de conceptueel-didactische aanpak is alleszins gedoemd om elke beleving van tijd, licht en ruimte als mirakel, in de kiem te smoren.
Zonder schroom ten slotte laat Vanrobaeys weten dat de documentatieruimte eigenlijk het centrale deel van de tentoonstelling is. Maar daar slingert enkel een handvol catalogi op tafel, en worden er god weet welke dia’s geprojecteerd. De échte studiewerken, van Deleuze tot Prigogine, liggen in gesloten toonkasten elders op de tentoonstelling te pronken. Welk museum wil men hier eigenlijk ?
Jan Braet
Tot 7.9, open van di. tot za. van 10 tot 17 u, zo. van 14 tot 17 uur. Zuivelmarkt 33, Hasselt.
Ann Veronica Janssens, Fosfenen/ een micro-organische exploratie : gekleurde geometrische patronen.