Stijn Tormans

Ze was het gezicht van duizenden boze ‘Sabeniens’. De colère is gebleven. Op 18 mei trekt ze met een eigen lijst naar de verkiezingen. En daarna misschien met een megafoon naar het parlement. Luister naar Maria.

Maria Vindevoghel. ‘Ik beschuldig… in naam van de Sabeniens’, opgetekend door Kathlijn Pittomvils, Julien Versteegh en Alice Adler, Uitgeverij EPO, Antwerpen, 207 blz., euro 12,50

‘Ik ga door.’

Hoe laat is het? Het is 8 november 2001, iets na tien.

Een duizendtal ontredderde mensen in de vertrekhal van Zaventem. Sabena is failliet. De sfeer is explosief. Een vrouw pakt een megafoon. Haar stem is kapot, maar haar ogen schieten vuur. Schreeuw. ‘We mogen niet opgeven. Nu niet. We moeten terugkomen, morgen.’ Gejoel. Het beeld van de hese vrouw met een megafoon gaat de wereld rond.

Anderhalf jaar later.

Voor ons ligt het boek Maria Vindevoghel. Ik beschuldig… in naam van de Sabeniens. Een boek over vergeten Sabeniens en hun strijd. Over wat het betekent om te moeten doppen – de vernedering daarvan . Maar ook een boek over niet op je kop laten zitten. Over nooit opgeven.

‘Mensen verdedigen, zit in mijn bloed’, zegt ze. ‘Dat rechtvaardigheidsgevoel heb ik van mijn moeder. Die was ook zo. Mijn droom was: werken bij een groot bedrijf mét een vakbond. Vechten voor de mensen. Zo ben ik bij de schoonmaakploeg van Sabena beland. Bij de eerste vakbondsverkiezing van het ACV heb ik mij kandidaat gesteld.’

Dat was achttien jaar geleden. Intussen heeft ze vaak op de barricaden gestaan. En vliegtuigen schoongemaakt, natuurlijk – 37.441 in totaal, ze heeft ze geteld.

‘In de media hadden ze het altijd maar over “de luxepaardjes van Sabena”. Wel, ik verdiende 1000 euro per maand. Altijd kregen we te horen: loon inleveren en méér presteren, anders gaan we failliet. Op het einde van Sabena moest ik dubbel zoveel vliegtuigen poetsen als toen ik begon. Maar respect? Vergeet het. Niemand vroeg ons wat. En toen begon het slechter en slechter te gaan.’

Zucht.

‘De vakbondstop heeft ons in de laatste maanden van Sabena in de steek gelaten. Honderden mensen spraken mij aan: “Maria, waarom doet de vakbond niets? Waarop wachten jullie nu eigenlijk?” Altijd had de vakbondstop hetzelfde argument: we doen niets, anders stevenen we regelrecht op een faillissement af. Ik herinner me de discussies op de militantenvergadering, toen het concordaat werd uitgesproken. Een migrant zei: “Een concordaat is het begin van het einde. We moeten nu onze stem laten horen.” Waarop Inge Vervotte: ” Allez, moet ik nu nog eens expliceren wat een concordaat is?” Zij, de intellectueel, kon perfect uitleggen wat een concordaat juridisch betekende. Maar hij, de migrant zonder diploma, had het begrepen.’

‘Dat revolteert mij nog altijd. Zo’n groot bedrijf gaat failliet en de vakbond deed niets. Daar stonden we dan. Er was geen strijd, geen personeelsvergadering, niets… Er was zelfs geen geluidsinstallatie. Ik twijfelde, ik werd geviseerd door de vakbondstop, maar ik hoorde de mensen. Toen heb ik een megafoon vastgepakt. En we hebben een aantal dingen georganiseerd. Een kring gevormd rond het laatste Sabena-vliegtuig, een actie aan de Wetstraat… Natuurlijk heeft dat niet veel uitgehaald. En toch was het belangrijk: er zijn. Elke politicus had het op tv over een “sociaal drama”. En nu, met de verkiezingen, roepen ze allemaal weer: “Werkgelegenheid! Werkgelegenheid!” Maar waar waren ze toen? Niet op de luchthaven.’

IK BEGRIJP DAT NIET

‘Ik zie er maar één die de zaken echt heeft aangepakt en dat is Maria. Anderen waren allang opgehouden, maar zij zette door.’

Dat zegt een ex-Sabenien over haar in het boek.

Over dat doorzetten. Vindevoghel dient klacht in tegen de raad van bestuur van Sabena, de raad van bestuur van Swissair, en de politici Elio Di Rupo (PS), Rik Daems (VLD), Laurette Onkelinx (PS), Guy Verhofstadt (VLD) en Jean-Luc Dehaene (CD&V). Een schadeclaim van 30 miljard frank. ‘Zoveel hebben wij geïnvesteerd in Sabena in de vorm van inleveringen. Wel, we willen dat bedrag terug. Het was natuurlijk een risico, zo’n enorme klacht indienen. Ik heb getwijfeld. Eerst heb ik geprobeerd de vakbondstop te overtuigen om mee te doen, maar die waren natuurlijk tegen. Ik dacht: “Foert, jullie kunnen de pot op. Ik doe het toch.” ‘

710 Sabeniens volgden haar. ‘Ik ben verdomd blij dat we het gedaan hebben’, zegt Vindevoghel. ‘We hebben nu tenminste nog iets. Zij die zo lang geklooid hebben met Sabena, hebben nu allemaal topfuncties bij De Post, de NMBS, in de politiek… Wij hebben niets.’

De woordenvloed stopt even. Er volgt een op allerlei soorten verdriet en woede overwonnen glimlachje. Het zit hoog. Bijzonder hoog.

‘Neem nu die parlementaire onderzoekscommissie… één grote show. Ik heb een aantal zittingen bijgewoond. Wel, ik kon mijn ogen niet geloven. Iedereen zat daar te lachen, te gsm’en, de krant te lezen, de helft was vaak niet eens aanwezig. Ik dacht dat het mensen waren die hun job au sérieux namen. Toen de onderzoekscommissie stopte, kregen we de conclusies. “Swissair heeft alles leeggezogen.” Ja, hallo? Als ze een vergadering hadden georganiseerd met een paar ex-Sabeniens, dan hadden ze dat op een uur geweten.’

‘Ach,’ zucht ze dan, ‘ik ben zo ontgoocheld in een aantal politici.’

‘”Verhofstadt kan het zich toch niet permitteren om de nationale luchtvaartmaatschappij kapot te laten gaan.” Dat dacht ik. Maar ik heb mij vergist. Voor Verhofstadt was het duidelijk: Sabena móést weg. Er moesten in Europa een aantal luchtvaartmaatschappijen verdwijnen. Wel, hij heeft de klus geklaard. Hij zal nu wel beloond worden met een postje in Europa, zeker? Man, ik heb gehuild toen hij voor de commissie moest verschijnen. Hij zat daar te liegen tegen de sterren op. Terwijl hij wél een belangrijke rol heeft gespeeld. Denk aan het Astoria-akkoord. Hij had op dat moment tegen de Zwitsers moeten zeggen: “Wij eisen dat jullie het contract naleven. En als dat niet gebeurt, laten we de vliegtuigen aan de grond.” Maar nee, meneer heeft het op een akkoordje gegooid. Ach, het was zo vernederend. Een schertsvertoning.’

‘We hebben toen met een aantal ex-Sabeniens een brief gemaakt. Over wat wij dachten van de commissie. Ik vroeg aan de voorzitter of ik die mocht voorlezen, want ja, als bezoeker mag je dus niets zeggen in zo’n commissie. Ik moest wachten, wachten… Uiteindelijk zeiden ze: “Er is geen tijd meer.” Bon, als het zo zit… Ik ben rechtgestaan: “Meneer Verhofstadt, in naam van 710 ex-Sabeniens wil ik iets zeggen…” Verder kwam ik niet. Ik werd overmeesterd door een bataljon veiligheidsagenten.’

IK BEGRIJP DAT NIET (BIS)

Het is april 2003. Maria werkt sinds een paar maanden opnieuw bij een schoonmaakploeg. Maar de colère is gebleven. Op 18 mei komt ze op met een eigen lijst: MARIA, in de arrondissementen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven.

‘Heel wat mensen zeiden mij: “Maria, doe iets, ga in de politiek, jij bent een symbool voor veel mensen.” Ik was niet enthousiast. Mensen verdedigen op de werkvloer, in de vakbond, dat is mijn roeping. Wat kan ik in het parlement gaan doen? Ik ben maar een simpele poetsvrouw, ik heb niet eens gestudeerd.’

Maar ze begon te twijfelen. Ze hoorde de stemmen van haar ex-collega’s, van de mensen op straat. ‘Al die rotpolitiekers.’

(fel) ‘Natuurlijk zijn er politici die het goed menen. Maar ik wil niet vluchten. Ik wil niet dat het Vlaams Blok al die foert-stemmen krijgt. Daarom ben ik met MARIA begonnen: we willen een menselijk alternatief bieden. En misschien kan ik niet veel, maar ik weet tenminste wat bij mensen lééft. Ik praat met mensen. Kijk, ik woon in Molenbeek, in een migrantenwijk. Tachtig procent van de mensen in mijn buurt heeft geen werk. Een tijdje geleden kwam Johan Vande Lanotte (SP.A) naar onze côté. “En we gaan alle problemen hier oplossen, beste mensen.” Meer blauw op straat en ci en la. En iedereen maar fluis- teren: “Begrijp jij iets van wat die man aan het vertellen is?” Ik ben toen tussenbeide gekomen. “Meneer Vande Lanotte, u snapt er niets van. U spreekt zelfs de taal van deze mensen niet. Het probleem van onze buurt is dat niemand werk heeft. Dat niemand een toekomst heeft. Dat er zelfs geen geld is om mensen fatsoenlijk onderwijs te geven.” Ik kreeg een daverend applaus. “Amai, gij durft.” Ze noemen mij nu de déléguée van de straat. (grinnikt) Awel, daarom trek ik naar de verkiezingen, zie. Ik wil degenen die geen stem hebben een stem geven.’

Oké, maar dat kan toch ook binnen een bestaande partij? ‘Nee, het gaat over een kant durven kiezen. Ik zou nooit, zoals Inge Vervotte (CD&V), kunnen opkomen voor een partij die een verpletterende rol heeft gespeeld in het failliet van Sabena. Ik wilde een onafhankelijke lijst. Geen gelul over: “Van welke politieke strekking ben jij?” De mensen zijn daar niet mee bezig. Er moesten mensen op de lijst staan die zich inzetten voor anderen. Die weten waarover ze spreken. Er staan ex-Sabeniens op, syndicalisten van de NMBS, allochtonen, jongeren… Kunstenaar Rik Poot doet ook mee.’

Stel dat ze verkozen wordt, gaat ze haar megafoon dan meenemen naar het parlement?

(grinnikt) ‘Ja, natuurlijk. Een van de mogelijke namen voor onze lijst was trouwens: MEGAFOON. De megafoon als symbool: de stem van gewone mensen versterken.’

‘Weet je’, gniffelt ze dan, ‘eigenlijk is die megafoon niet eens van mij, maar van de luchthavenuitbater BIAC. Op een van die Sabena-betogingen kreeg ik hem in handen gestopt. Ik neem hem nu altijd mee om te gaan demonstreren. Onlangs nog naar een vredesbetoging. ” One, two, three, four… we don’t want your fucking war.”Kwam er plots iemand van BIAC naast mij lopen. “Zeg madammeke, ge zijt toch niet vergeten dat die megafoon niet van u is, maar van BIAC…? Maar enfin, als uw acties gedaan zijn, breng hem dan wel terug.” Hij gaf me zijn kaartje. (buigt zich naar de microfoon) Beste meneer van BIAC, ik denk dat ik hem nog lang ga houden…’ (schaterlach)

Stijn Tormans

‘Ik zou nooit, zoals Inge Vervotte, kunnen opkomen voor een partij die een verpletterende rol heeft gespeeld in het Sabena-failliet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content