Het Werk Gods blijkt een bijzondere voorliefde aan de dag te leggen voor de (studerende) jeugd en voor dubbelzinnigheid.

Een schier onontwarbaar kluwen van organisaties, vzw’s, instellingen en stichtingen moet zorgen voor zoveel mogelijk omkadering en opvang van Opus Dei-leden. Ouders met problemen of vragen kunnen bijvoorbeeld terecht op het Institut de la Famille of bij de Fondation de la Famille, een stichting met internationale bindingen.

Het secretariaat van het instituut is gevestigd op het Brussels huisadres van advocaat Benoît de Montpellier d’Annevoie, die we eerder al tegenkwamen in het dossier van de ngo Actec. Maar klassiek in dit verhaal: elke band tussen het instituut of de stichting en het Werk Gods wordt ontkend. Opus-woordvoerder Stefaan Seminckx meldt telefonisch dat hij de Montpellier amper kent. Vreemd, want beide heren zetelden jarenlang samen in dezelfde vzw’s.

Volwassenen die zich willen vormen, mogen aankloppen bij de vzw Albor, uitgever van onder meer het tijdschrift Familieleven. Eén van de opgemerkte auteurs in dit blad blijkt Gerard Grimmon te zijn, in een ander leven inspecteur op het ministerie van Volksgezondheid. Wie zich na zijn studies nog verder wil bekwamen in religieuze onderwerpen of de kwalen van deze wereld op zich ziet afkomen, kan naar het Institut de Formation Post-universitaire, een instelling gespecialiseerd in debatten en avonden over politieke zeden, het huwelijk en maatschappelijke ontsporingen in het Dutroux-tijdperk.

Leden van Opus Dei die een goed boek zoeken, worden op hun wenken bediend in de Brusselse boekhandel Océan. De winkel verspreidt als enige in ons land de werken van Opus-stichter Josemaria Escriva, samen met een aantal andere publicaties van de organisatie. Officieel heeft de winkel niets te maken met het Werk Gods. Van de vier werknemers in de zaak, die overigens ook detectiveromans verkoopt, gaven er wel twee in een gesprek toe lid te zijn van Opus Dei, samen overigens met de eigenaresse Elizabeth Testard. ’s Avonds organiseren zij in de boekhandel conferenties en op woensdagnamiddag krijgen kinderen er verhaaltjes voorgeschoteld.

SCHILDEREN, KOKEN, BLOEMSCHIKKEN

Het is lang niet de enige activiteit die Opus Dei ontplooit voor jongeren. Daarbij let de organisatie wel streng op de scheiding der seksen. Voor jonge heren bestaan er in het Brusselse minstens drie adressen van vertrouwen: de Club de Jeunes Narval, het Centre Culturel Groenendael en het Centre de Rencontres Culturelles Langeveld. In deze instellingen krijgen de opgroeiende adolescenten naast vorming (computer, beleggen, …) ook studiebegeleiding. De voorzitter van het oudercomité dat de Club de Jeunes Narval in het oog houdt, heet Louis Dujardin, gekend als directeur van de christelijke werkgeversfederatie Uniapac en als hoogleraar aan de Brusselse universiteit Saint-Louis.

Voor jonge meisjes zijn er bijvoorbeeld in Brussel alleen al het Centre Culturel Fontenelle, Elzela en Senna. De nadruk in de drie instellingen ligt op het aanleren van typisch vrouwelijke vaardigheden zoals schilderen, koken of bloemschikken. In Fontenelle doceert onder meer prinses Hélène de France, dochter van de Franse troonpretendent en echtgenote van graaf Evrard de Limburg Stirum. De centra organiseren zelfs buitenlandse reizen; bijvoorbeeld naar het Zwitserse Opus-centrum Flumserberg of naar het Franse Couvrelles waar de organisatie een hotelschool uitbouwde.

Ook elders in het land richtte de octopus eigen culturele centra op die zich richten op jongeren. In Antwerpen bijvoorbeeld het Centrum Middelheim of het Cultureel Centrum Oosterweel, waar jonge dames onder meer de kunst van de… chocoladebewerking onder de knie krijgen. En in plaats van ’s avonds in losbandigheid te leven, acht Opus het beter dat de jeugd naar een stichtende film gaat. De prenten worden steevast geduid door een spreker, kwestie van zeker geen misverstanden te laten ontstaan. Eén van de “inleiders” blijkt Thierry de Maere d’Aertrycke te zijn, ereraadgever van prinses Astrid, de tweede in lijn voor de Belgische troonopvolging.

De Maere d’Aertrycke is sinds maart van dit jaar ook commissaris-generaal van de Europagidsen en -scouts, een andere pijler in de jeugdwerking van Opus Dei. Zijn voorganger was niemand minder dan Jean-François Godbille, tegenwoordig hoofd van de financiële sectie van het parket van Brussel. Hij leidde onderzoeken naar koppelbazen, maar ook naar de fameuze zwarte baron, alias Benoît de Bonvoisin die al opdook in een vorige aflevering van deze reeks. Ons kent ons? Nee, want bij zijn aanstelling in september 1997 zwoer Godbille als het ware zijn geloof af; dat was “iets van de jaren tachtig. Wij (hij en zijn vrouw, een stichtend lid van de Brabantse afdeling van de Euroscouts, red) hebben geen enkele band meer met Opus Dei.”

Nu vormen die Euroscouts en -gidsen feitelijk een verhaal apart, ook al omwille van de duidelijke verwarring die Opus Dei moedwillig in het leven houdt. Traditioneel wordt deze jeugdbeweging in het charismatische kamp geplaatst, de “kerk binnen de kerk”, waarin wijlen koning Boudewijn, koningin Fabiola of Vlaams Blok-parlementslid Alexandra Colen zich thuisvoelden en -voelen.

Er bestaan onmiskenbare aanwijzingen dat Opus Dei deze jeugdbeweging minstens gedeeltelijk controleert. Scoutsleiders duiken op in vzw’s die met het Werk Gods gelinkt kunnen worden of wonen in huizen van satelliet-vzw’s. In Leuven is de plaatselijke afdeling ondergebracht in de studentenresidentie Arenberg, waarvan de “spirituele leiding is toevertrouwd aan het Opus Dei”. “Spirituele leider” van het 1ste Leuven is Pierre François, priester-student en tegelijk aalmoezenier van de residentie – waar we verder nog op terugkomen. François heeft een interessante eigen website op het Internet. Virtuele bezoekers konden er pelgrimstochten boeken, iconen, t-shirts en rozenkransen kopen of gebeden vinden die al dan niet recht geven op een aflaat.

KOPPEL MET DEPRESSIEVE POEDEL

In Vlaanderen blijken de Euroscouts en -gidsen minder sterk vertegenwoordigd dan in Franstalig België. De organisatie claimt met 60.000 leden verspreid over gans Europa, de grootste scouts- en gidsenclub te zijn, maar de Belgische VVKSM telt in ons land al méér aangeslotenen. De Euroscouts en -gidsen zien zichzelf als een “missioneringsbeweging onder de jongeren”. Er bestaat een strikte scheiding tussen jongens- en meisjesafdelingen, enkel gelovigen kunnen in principe lid worden – hoewel ook kinderen die catechese volgen in aanmerking komen – en die jongeren gaan een levenslang engagement aan dat onder meer de zondagsmis verplicht stelt.

Hoewel de organisatie dikwijls leentjebuur speelt bij de “echte” scouts, hebben ze met deze jeugdbeweging niks te maken. De Euroscouts zijn niet erkend; noch door de Nederlandstalige, noch door de Franstalige scoutsbewegingen in ons land en evenmin door de Wereldorganisatie van Scouts. Het woord of begrip scout is echter niet beschermd en de Euroscouts en -gidsen doen hoegenaamd niets om de dubbelzinnigheid over de ware aard van de organisatie op te helderen. De Wereldorganisatie zit daar enigszins mee verveeld want “zo ontstaat er een verwarring die wij liefst vermijden.”

Waar de Euroscouts voor staan, demonstreerden ze duidelijk in 1991. Toen werd André Léonard tot bisschop van Namen gewijd; de man zou later overigens gewoon alle verworvenheden van het tweede Vaticaans Concilie afschaffen. Bij de plechtigheid verscheurden de Euroscouts in het openbaar een spandoek van enkele ontevreden christenen die het duidelijk niet eens waren met de Léonards aanstelling.

Veel gemoedelijker gaat het er dan aan toe op – internationale – spirituele weekends. Zo vond er in januari nog eentje plaats in Frankrijk. Het blad Famille Chrétienne bracht er een uitgebreid verslag over met een beschrijving van een “uit het leven gegrepen” toneelstuk dat zeshonderd jongeren in vervoering bracht. Het verhaal: een modern koppeltje bezit een depressieve poedel. Een kind, beweert de dierenarts, zal het beestje uit zijn lethargie halen. De vrijgevochten – “libération de la femme oblige” – vrouw vindt een draagmoeder die in is voor een in-vitrofertilisatie. Drama: de poedel wordt overreden, waarna ook maar beslist wordt tot abortus over te gaan.

Tweede probleem: de draagmoeder verzet zich tegen de vruchtafdrijving. Ontknoping: de draagmoeder blijkt totaal overwacht en op een volkomen natuurlijke manier toch zwanger geraakt. Alles opgelost. Doek.

“Zeer ontroerend,” schrijft Famille Chrétienne, hoewel het slot “misschien niet helemaal wetenschappelijk verantwoord lijkt”. Andere conclusie van het blad: “l’humour est décidément une arme redoutable.” Het ontroerend weekend was overigens georganiseerd door de Fondation Jérôme Lejeune. Professor Lejeune zou de man geweest die koning Boudewijn er in 1990 toe aanzette de fameuze abortuswet niet te ondertekenen.

DE INDEX VAN VERBODEN SPELEN

Mogelijk nog belangrijker dan het jeugdwerk, is voor Opus Dei de rekrutering aan de universiteiten. Opus-stichter Escriva doceerde zelf dat vooral intellectuelen als soldaten Gods de wereld moeten worden ingestuurd. Hoewel hij meteen ook toegaf dat kruiers even belangrijk voor de organisatie zijn als bedrijfsleiders. Maar binnen Opus lopen de kruiers niet erg dik gezaaid, wel artsen, juristen of ingenieurs in spe. Die zijn dus op universitaire instellingen te vinden.

Het Werk Gods vangt hen op in speciale studentenhuizen. Het eerste Belgische tehuis kwam er in Leuven in 1965 en van één eenvoudige flat groeide het centrum uit tot de Universitaire Residentie Arenberg. Later kwam daar onder meer de residentie Steenberg bij. Het eerste studentenhuis is exclusief voorbehouden voor jongens, het tweede voor meisjes.

Uiterlijk verschillen de twee niet veel van andere privé-residenties, tenzij door hun strikt sluitingsuur of hun kapel binnenshuis. Bij nader inzien blijkt het echter om zeer bijzondere tehuizen te gaan. Ze bieden naast een kamer en bed ook “een christelijk vormingsideaal” en dat wordt dan ingevuld door omzeggens verplicht bij te wonen discussies, bijeenkomsten, retraites of missen. Minder christelijke geïnspireerde studenten die per ongeluk in één van de residenties terechtkwamen, spreken van een cultus niet rond de zalige Josemaria, wel rond de rampzalige Josemaria.

Lolbroeken zijn in de residenties allesbehalve gewenst, want kaarten en schaken staan er op de index van verboden spelen. Keukens en kamers worden voor de huurders verboden terrein als er vrouwelijk personeel aan de slag is. Want Arenberg en Steenberg zijn niet zozeer residenties, wel kostscholen waar voor inwonende studenten gewast en geplast wordt. In ruil voor al de materiële en spirituele zorg betalen studenten in Arenberg tussen 71.200 en 102.400 frank per academiejaar.

In Steenberg ligt de gemiddelde prijs rond de 100.000 frank.

De residenties vertonen in meerdere opzichten een dubbelzinnigheid. Bijvoorbeeld al het predikaat universitair. Noch Arenberg, noch Steenberg hebben ook maar iets te maken met de KU Leuven, het zijn gewoon privé-huizen. De eerste klachten van studenten en ouders die op een verkeerd been waren gezet door de het adjectief universitair, dateren al van vóór 1985. Vorig jaar meldde professor Dirk Van Gerven, bevoegd voor studentenbeleid, nog schriftelijk aan de prelatuur van Opus Dei in ons land dat hij niet wou dat de indruk wordt gewekt als zou er een band tussen beide residenties en de universiteit bestaan. Ook die demarche zette weinig zoden aan de dijk, want de briefomslagen van Arenberg en de website van de huizen dragen nog altijd even trots de titel universitair.

Een tweede – gewilde – verwarring heerst er rond de echte eigenaar van de residenties en van een aantal andere studentenhomes elders in ons land. Opus Dei liet in het verleden herhaaldelijk weten géén van dergelijke huizen te bezitten, de organisatie streeft namelijk geen materieel bezit of rijkdom na. Strikt genomen klopt dat. In Leuven en elders in ons land zijn de residenties in handen van de Coöperatieve voor Culturele Centra (CCC) en de vzw’s Campus en de Verenigde Ontmoetings- en Studiecentra voor de jeugd (VOS). De drie delen niet alleen dezelfde doelstellingen – onder andere “bijdragen tot de vorming van de jeugd” – maar ook een aantal beheerders. Het zijn dan ook schermvennootschappen voor Opus Dei dat blijkbaar toevallig maar wel onveranderlijk de “geestelijke leiding” krijgt toevertrouwd van de onroerende bezittingen van deze verenigingen.

Nemen we bijvoorbeeld Campus. De drie stichters die bij de notaris de oprichtingsakte kwamen ondertekenen, kunnen zonder veel moeite aan Opus Dei gelinkt worden. Idem voor de huidige beheerders. Daaronder de al vermelde Stefaan Seminckx en de op hetzelfde adres als de woordvoerder van de prelatuur verblijvende Leandro Mas. Voorzitter is niemand minder dan baron Claude de Villenfagne de Vogelsanck, die goed een jaar geleden in Frankrijk beschuldigd werd van “onwettig bankieren” en al drie keer in het nieuws kwam wegens financieel gesjoemel.

FINANCIEREN MET HULP VAN DE FISCUS

De beheerders van Campus wonen op uitzondering van de baron stuk voor stuk in een huis dat Campus zelf beheert. Maar de vzw heeft nog wel andere gasten. De sociale zetel van Campus bleef tot 1991 -op een korte onderbreking na – altijd in de Brusselse Floridalaan nummer 112 gevestigd. Volgens gegevens van het kadaster is dat pand eigendom van de vzw. Toeval of niet, maar hetzelfde adres biedt onderdak aan… de prelatuur van Opus Dei in ons land. Het Werk Gods blijkt dus zo arm dat het onderkomen moet zoeken bij een vzw waar het officieel geen uitstaans mee heeft.

Om de mist helemaal ondoordringbaar te maken, kwam er binnen de vzw’s die voor het beheer van het Opus-patrimonium instaan, nog een tweede melkweg van satellietorganisaties. Bijvoorbeeld de vzw Vrienden van Arenberg, blijkbaar een instelling voor het verzamelen van fondsen, maar nergens als vzw terug te vinden in het Staatsblad. De vereniging lokte lange tijd milde schenkers met een aardige teaser: fiscale aftrekbaarheid voor giften. Wel bleek het banknummer waar het geld terechtkwam, dat van de vzw Campus te zijn. Wettelijk kan dit niet en de Vrienden verloren dan ook het recht om nog langer fiscaal aftrekbare giften in ontvangst te nemen. Eigenaardig is bovendien dat op de lijsten van schenkers, opmerkelijk veel mensen prijken die zelf in een pand van de VOS, CCC of Campus wonen. In zekere zin financieren ze blijkbaar hun eigen woonst met de hulp van de fiscus.

Maar giften volstaan niet om de machinerie op gang te houden. Zo heeft Campus in het verleden één obligatielening uitgeschreven voor in totaal 90 miljoen frank. En de vzw is ook niet te beroerd om ook kleinere inkomsten in dank te aanvaarden, zelfs al komen ze van de overheid. Zo keerde de toen nog unitaire provincie Brabant tussen 1983 en 1994 alles bij elkaar een klein miljoen frank uit als “financiële medewerking voor opvoedende activiteiten” aan de residenties Arenberg en Steenberg.

De beherende vzw’s hebben schijnbaar de weg naar allerhande vetpotten gevonden en worden daar niet slechter van. De Coöperatieve voor Culturele of CCC startte in 1976 met een kapitaal van amper 50.000 frank, woog in 1985 al ruim 40 en in 1997 liefst 145 miljoen frank. En de vzw Campus verwierf naast centra en panden in Leuven en Antwerpen, onlangs nog een kasteel met een park van 28 hectaren in de buurt van Jodogne.

De financiële stromen naar en binnen het Opus-kluwen blijven echter grotendeels ondoorgrondelijk. De klachten van ex-leden als zou het de organisatie enkel om geld te doen zijn, blijken talloos. Het Werk Gods geeft vanzelfsprekend geen opening van de boeken en de horige vzw’s doen alles om die stromen zoveel mogelijk toe te dekken. Alleen de “erkende” Opus-auteur Daniel Le Tourneau lichtte in een aantal van zijn werken een heel klein tipje van de sluier: inkomsten van Opus Dei komen van schenkingen en van de overheid. Tenslotte neemt het Werk Gods – zij het ongevraagd – een aantal taken van die overheid over, stelt hij. Een andere bron van inkomsten zijn de leden die een stuk loon aan de organisatie afstaan. Dat is niet verplicht, wel wenselijk en het geld dient enkel voor het goede doel, met name apostolische werken, waaronder dus studentenresidenties en culturele centra vallen. Bovendien kunnen de leden dat geld best missen, want het gaat tenslotte om nijvere mensen die de woorden van Vader Escriva indachtig zijn “werken zonder te rusten is de ware leuze van de apostel.”

De inkomsten van Opus Dei komen van schenkingen en van de overheid.

Via de website kan je iconen, rozenkransen en gebeden kopen.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content