In zijn boek Arm Wallonië paart Pascal Verbeken liefde en fascinatie aan een kritische blik en afkeer van loze retoriek. Het levert voortreffelijk, indringend reportagewerk op over de in het Noorden zo onbekende helft van België. Een gesprek over clichés en taboes, en de verhuizing van half Zele naar Gilly.
PASCAL VERBEKEN, ‘ ARM WALLONIë. EEN REIS DOOR HET BELOOFDE LAND’, MET FOTO’S VAN MICHIEL HENDRYCKX, MEULENHOFF|MANTEAU, ANTWERPEN, 295 Blz., euro 19,95
Het idee had hij al jaren: een reis te maken in het spoor van Auguste De Winne. Diens in 1901 voor het socialistische partijorgaan Le Peuple geschreven reportages zijn, in boekvorm gebundeld, een mijlpaal in de Belgische journalistiek geworden: A travers les Flandres, vertaald als Door arm Vlaanderen. Pascal Verbeken, journalist bij Humo, volgt in zijn Arm Wallonië. Een reis door het beloofde land in de geest van De Winne het spoor terug van de Vlaamse arbeiders die, door niet anders dan obsceen te noemen armoede gedreven, vanaf midden negentiende en tot het midden van de twintigste eeuw toe hun heil zochten in de Waalse industriebekkens.
In dat destijds zeer welvarende beloofde land, de as vanaf Bergen en de Borinage over La Louvière en Charleroi tot Luik, vestigden zich in die periode honderdduizenden Vlamingen – zoals alleen al aan de naam van menig hedendaags Franstalig Belgisch politicus valt af te lezen: Van Cauwenberghe, Despiegeleer, Onkelinx, Reynders… Verbeken gaat, met het genoemde uitgangspunt, in beeldende en uitstekend geschreven reportages op zoek naar de huidige stand van het vroegere land van kolen en staal. Uit liefde voor een regio die hij als kind al, tijdens vakanties, op zo’n plezierige manier leerde kennen. Uit fascinatie. En niet in de laatste plaats ook ter opfrissing van het Vlaamse geheugen.
Pascal Verbeken: ‘Het arme Vlaanderen van De Winne vind je vandaag terug in sommige gemeenten van Charleroi, van de Borinage, van Luik. In meer dan één opzicht zelfs: half Zele bijvoorbeeld is destijds naar Gilly bij Charleroi verhuisd. De Vlamingen, van wie vandaag nagenoeg een kwart op een xenofobe partij stemt, zijn vergeten dat nog niet zo ontzettend lang geleden zij zélf die vreemdelingen, die economische vluchtelingen waren. En dat er grote parallellen te trekken zijn, qua criminaliteit en dergelijke, tussen hoe ze toen zelf door de Walen gepercipieerd werden, met alle clichés die je ook daarin kunt aanwijzen, en hoe zij nu tegen hun zogeheten allochtonen aankijken.
‘Verder wilde ik gewoon een beeld geven – een beeld, niet het beeld – van een Wallonië zonder die muur van clichés waarachter het vaak verborgen blijft, ook Waalse clichés trouwens, waarbij ik heb geprobeerd zo genuanceerd mogelijk te zijn. Nog een andere reden om dit boek te maken is dat de geschiedenis van Wallonië van de afgelopen twee eeuwen zo’n dramatische roman is. Ik ken weinig Europese regio’s met zo’n tragische geschiedenis van opkomst en neergang. Wallonië is een fakkel geweest van verblindende schittering, maar is ook in relatief korte tijd, een goede honderd jaar, opgebrand.’
We spreken de auteur in het mooie Naamse dorpje Vierves, niet ver van Givet, waar een van de pioniers van de Waalse industrialisering, de Engelsman Samuel Aldersea, begraven ligt. ‘Met alle steenkool die hier in de grond zat, was Wallonië om zo te zeggen voorbestemd om economisch een Europese topregio te worden. Maar ook om zeer ruw van die trap van steeds stijgende voorspoed af te donderen: steenkoollagen zijn niet onuitputtelijk, en vroeg of laat zouden kolen toch goedkoper van elders worden aangevoerd.
‘De eerste tekenen daarvan werden trouwens reeds in de jaren dertig zichtbaar, toen over de Borinage al gezegd werd dat het steenkooltijdperk er aan het aflopen was. Waalse economen waarschuwden toen al dat een omschakeling moest worden voorbereid, omdat men anders zeer onzacht met de economische werkelijkheid in botsing zou komen. Wat dus ook gebeurd is – zij het met een jaar of dertig, veertig uitstel.’
Hoe kan het dat al die waarschuwingen, die in de jaren zestig echt geen obscuur minderheidsstandpunt meer vertolkten, in de wind zijn geslagen?
PASCAL VERBEKEN: Je kunt alleen vaststellen dat de politieke klasse er blind voor is geweest. Die is eigenlijk pas wakker geworden na de staatshervorming van 1970. Je moet niet vergeten, tot die tijd hadden belangrijke Waalse bedrijven nog satellieten in Vlaanderen, Cockerill Yards in Hoboken bijvoorbeeld. Waardoor zij het gevoel hadden nog steeds de agenda in België te bepalen. Ook al was dat aantoonbaar al niet meer zo: in 1966 was voor het laatst het gemiddelde inkomen in Wallonië hoger dan in Vlaanderen, en in 1967 al was de werkloosheid in Wallonië groter dan in Vlaanderen.
Wat je hier wel aan toe moet voegen, is dat de eerste generaties industriëlen en kapitalisten, de Société Générale en consorten, Wallonië werkelijk tot de laatste druppel hebben uitgeperst, en de schil vervolgens weggegooid. Ze hebben nooit geherinvesteerd in andere bedrijfstakken, die wel nog een toekomst hadden, en gewoon een economisch kerkhof achtergelaten. De botsing tussen beide maatschappelijke krachten, arbeid en kapitaal, is hier ontegensprekelijk erg hevig geweest. En dat werkt nog altijd door.
Het thema van uw boek is, uiteindelijk, economische migratie. Bizar genoeg zie je in de Waalse oude industrieregio’s, waar het economisch nu al decennialang verre van schitterend gaat, geen noemenswaardige migratie of zelfs maar mobiliteit naar welvarender regio’s, Vlaanderen bijvoorbeeld.
VERBEKEN: De arbeidsmobiliteit is inderdaad zeer laag in Wallonië, en zit dan nog voornamelijk in Waals-Brabant, richting Brussel, en doet zich niet of nauwelijks voor van bijvoorbeeld Bergen naar Kortrijk, waar men nochtans handen te kort komt. In de streek rond Kortrijk werken zo’n 30.000 Fransen in de industrie, en 3000 Walen. Terwijl je in en om Bergen een verpletterende werkloosheid van tegen de 30 procent hebt. Die cijfers lijken me sprekend genoeg.
Daar komt nog bij dat veel Walen nog steeds zeer wantrouwig staan tegenover le patronat, met name in die oude industriële as. Historisch zeer begrijpelijk allemaal, maar je hebt er dus wel zo’n mentaliteit van: als je gaat werken, dan word je gerold – je kunt de dingen maar beter voor jezelf organiseren. En dat verklaart wat Franco Dragone, de wereldberoemde regisseur van het Cirque du Soleil die met zijn productiehuis in La Louvière is neergestreken, in het boek de napolisation, de vernapelsing van zijn streek noemt. Want de meeste mensen in Le Centre of Charleroi of die andere regio’s met torenhoge werkloosheidscijfers werken heus wel. Maar niet in het officiële circuit.
Het herstel zit er overigens aan te komen – echt. Voor het eerst in heel lange tijd zijn de Waalse economische groeicijfers hoger dan de Vlaamse, stond op 7 april in De Tijd. Ook in de oude industrieas beweegt er iets: ten noorden van Charleroi bijvoorbeeld heb je het ene grote bedrijvenpark naast het andere, van Courcelles en daarnaast de Aéropole met de luchthaven Brussels South tot Fleurus, en daar is nauwelijks nog een vierkante meter vrij.
Alleen staat er wel een ondoordringbare wand tussen die florerende bedrijvenparken en het leger verpauperde steuntrekkers en werklozen – die daar niet zelden letterlijk maar een steenworp vandaan wonen. Die dualiteit, die is ook zo frappant in het huidige Wallonië. Tegen het marshallplan van Di Rupo kun je niets hebben, vind ik, en het heeft de grote verdienste dat het voor een positieve ommekeer in de geesten zorgt. Maar er zullen tien, misschien wel honderd marshallplannen nodig zijn om de sociale ravage die is aangericht te herstellen – een ravage die overigens veel te weinig tot Vlaanderen doordringt. Alleen nog maar in La Louvière en omgeving zijn de afgelopen dertig jaar 60.000 arbeidsplaatsen verloren gegaan… Zés-tig-dui-zend!
Maar dat is taboe bij de huidige Waalse politieke klasse. Als je durft op te merken dat het nog steeds bar slecht gaat in Marchienne-au-Pont, Seraing of Quaregnon, of dat het politieke cliëntelisme er toch wel schrikbarende vormen heeft aangenomen, dan krijg je meteen het verwijt: clichés uit het Noorden! Terwijl wat daar aan de hand is elke democraat, en zéker elke socialist, ernstig zou moeten verontrusten. En om te beginnen humanitair gewoon onacceptabel is.
En ook leidt tot een ‘onderstroom’, zoals het in uw boek heet, die niet in het Waalse zelfbeeld past en uitsluitend in Vlaanderen geacht wordt de geesten te verzieken: extreemrechts.
VERBEKEN: Absoluut. Zo ongeveer iedereen met wie ik gesproken heb, heeft mij bevestigd dat er een onbehagen, een angst ook in de oude wijken is geslopen die op zijn minst een proteststem dichterbij brengt. Als je weet dat het Front National in Wallonië totaal ongeorganiseerd is en communiceert via graffiti op blinde fabrieksmuren, en er in 2004 dan toch in slaagt de stem te krijgen van 16,9 procent van de Carolo’s, dat is toch niet gering, vind ik.
Ook hier raken we een taboe van de Waalse samenleving. Het multiculturele zit echt verankerd in het Waalse zelfbeeld. En terecht, Wallonië hééft de afgelopen 150 jaar talloze mensen uit heel Europa en van nog verder weg opgenomen, en het ís lang een vrij onproblematische multiculturele samenleving geweest. Maar toen de economische neergang inzette, is dat veranderd. En je ziet heel duidelijk dat het, net zoals in Vlaanderen, de moslims zijn die nu geviseerd worden.
Tegelijk moet je Wallonië toch nageven dat extreemrechts er niet wérkelijk een poot aan de grond krijgt. En dat zal ook niet gebeuren, denk ik, zelfs al zou er een Waalse Dewinter opstaan. Veel waarschijnlijker is een Waalse Pim Fortuyn. Dus iemand die zich duidelijk distantieert van xenofobie en racisme, maar terzelfder tijd een gespierd anti-immigratiebetoog houdt.
DOOR HERMAN JACOBS