
Het laatste gruweljaar van de oorlog
Tot de laatste man is de wat ongelukkige Nederlandse vertaling van The End, het nieuwste en alweer magistrale boek van historicus Ian Kershaw. Dit keer zoomt hij in op het einde van het Derde Rijk. Vanaf de herfst van 1944 maakten de Duitsers zelf kennis met de gruwel die ze in de voorgaande oorlogsjaren hun buren hadden aangedaan. ‘Het Duitse volk had gefaald, en dus vond Hitler dat het terecht zijn eigen götterdämmerung beleefde.’
Weinig non-fictieboeken hebben een even sterke openingsscène als The End. Het verhaal speelt zich af op 18 april 1945 in het Duitse stadje Ansbach, enkele uren voor de aankomst van de Amerikanen. Robert Limpert, een theologiestudent van negentien, vindt het onzinnig dat er nog gevochten zou worden en saboteert een telefoonverbinding. Twee jongens van de Hitlerjugend betrappen hem. Ze melden het voorval aan een politieman. Die arresteert Limpert en brengt hem naar de gemeentelijke overheid. Die laat er op haar beurt geen gras over groeien en waarschuwt meteen de militaire commandant. De militair haast zich naar de stad en veroordeelt de jongen standrechtelijk ter dood. Limpert wordt aan de galg gehesen, maar de strop breekt. In de verwarring wil hij vluchten. Toeschouwers lopen hem achterna, halen hem in, stampen en slaan hem en brengen hem terug. Hij wordt opnieuw opgeknoopt. De commandant beveelt dat zijn lichaam moet blijven hangen ’tot het stinkt’. Vervolgens vordert de commandant een fiets waarmee hij prompt de stad uit vlucht. Kort daarna verschijnen de eerste Amerikanen.
Ian Kershaw: ‘Het idee voor dit boek was al even aan het rijpen. Maar toen ik die anekdote hoorde, besloot ik meteen te beginnen schrijven. Tijdens een reis door Duitsland zag ik per toeval het monumentje voor Robert Limpert, en hoorde ik zijn verhaal, dat mij volkomen onbekend was. Ik was geschokt: hoe kon dat regime zoiets doen, letterlijk een paar uur voor de Amerikanen de stad zouden innemen? Wat zorgde ervoor dat niet alleen de nazi’s, maar ook de gewone burgers zich zo gedroegen? Want het ging om een zeer futiel vergrijp. Wat bezielde die mensen? Waarom moest Robert Limpert zo nodig dood?’
Er is over die laatste fase inderdaad nog veel niet bekend. U hebt het over ‘Operatie Bagration’ van het Rode Leger, een geweldig offensief waarmee de Sovjets in 1944 de Duitsers vanuit Wit-Rusland tot diep in Polen terugdrongen. Daarbij verloor Duitsland één miljoen soldaten (doden, gewonden en vermisten): de grootste militaire ramp aller tijden. Maar wij kennen ze niet.
Ian Kershaw: Ongelofelijk, he? Een miljoen mannen, bij die ene aanvalsoperatie. Dat is bloederiger dan de slag bij Verdun in de Eerste Wereldoorlog. Daarbij verbleken zelfs de verliezen bij Stalingrad. En dat is de algemene statistiek. Ook als je gedetailleerder inzoomt, bots je op ongekende rampen. Bij de evacuatie van Oost-Pruisen, toen er hevig gevochten werd om Danzig (nu Gdansk), torpedeerden de Russen in de nacht van 30 op 31 januari 1945 het Duitse cruiseschip Wilhelm Gustloff. Ongeveer 7000 van de 8000 opvarenden verdronken in het ijskoude water van de Baltische Zee. Het is wellicht de grootste maritieme ramp uit de militaire geschiedenis, met ongeveer vijf keer zoveel doden als bij de ramp met de Titanic. Maar wie kent de Wilhelm Gustloff? Als ik in lezingen in Engeland daarover vertel, hoort het publiek mij vol ongeloof aan.
‘Sag mir wo die Männer sind / Wo sind sie geblieben?‘ zong Marlène Dietrich na de oorlog, toen de pijn nog altijd schrijnend was. Hoe konden de Duitsers zo veel leed verdragen zonder in opstand te komen?
Kershaw: Er was inderdaad geen brede opstand of sociale onrust, zoals op het einde van de Eerste Wereldoorlog. In 1945 was het Duitse volk murw. Iedereen vreesde de afschuwelijke consequenties van de nazi’s bij zelfs maar de minste uiting van weerspannigheid of oppositie. De wanhoop was totaal. Ik heb goede Duitse vrienden. Een van hen was een baby toen zijn vader naar het Oostfront vertrok. Hij heeft hem dus nooit gekend. Hij weet niet eens waar en wanneer zijn vader gestorven is. Bij de schaal van die catastrofe verbleken alle verliezen uit alle vorige oorlogen. Ook die van de Eerste Wereldoorlog, en dat was toch ‘De Grote Oorlog’. Nooit eerder was de dodentol, de materiële verwoesting en het leed zo groot.
Logen de Duitsers zichzelf in dat laatste oorlogsjaar ook niets voor? Neem generaal Heinz Guderian, de architect van de blitzkrieg. Voor de Tweede Wereldoorlog schreef hij Achtung, Panzer, een visionair boek over de rol die de – tot dan toe onderschatte – tankdivisies kunnen spelen. Tijdens de laatste oorlogsmaanden beval diezelfde Guderian bij de rekruten van de Volkssturm de lectuur van Karl May aan: daaruit moesten ongetrainde soldaten maar hun tactisch inzicht halen.
Kershaw: Ik was bijzonder verbaasd toen ik las dat een strateeg als Guderian plots met die flauwekul van Winnetou aankwam. Want daarmee tekende hij natuurlijk het doodvonnis van tienduizenden jongens en mannen die te jong of te oud waren voor de reguliere militaire dienst en die gedwongen werden in de Volkssturm te vechten: hij vond het niet meer nodig hen behoorlijk op te leiden.
Na de oorlog kon Guderian evenwel rekenen op ‘een goede pers’. Veel Britten en Amerikanen bewonderden deze ‘geniale generaal’. Terwijl hij tot het bittere einde het naziregime had gesteund. Onderschat de politieke betekenis van de Volkssturm niet. Militair stelde die echt niets voor, maar het was een uitstekend middel om het Duitse volk tot het allerlaatste ogenblik onder controle te houden. Guderian wist dat, en hij werkte eraan mee.
Admiraal Karl Dönitz, de man van de onderzeeërs, is nog zo’n kerel met de reputatie van ‘een soldaat die zijn plicht deed’. In werkelijkheid was hij een fanatieke nazi. Het is ook geen toeval dat Hitler hem als zijn opvolger aanwees. Tot de laatste dagen gaf hij orders aan zijn zeemannen: ‘Het is vechten of sterven.’ Nederlaag en overgave waren geen optie, zelfs niet toen de toestand compleet uitzichtloos was.
Hoewel hun aantal snel slonk, waren er veel gewone Duitsers die graag geloofden dat Hitler wonderwapens achter de hand hield die het tij zouden keren. Er waren er die hoopten op een atoombom. Die moest dan op Londen gedropt worden. Anderen, zoals Albert Speer, de minister van Bewapening, wisten goed dat die superwapens er nooit zouden komen en dat het einde onvermijdelijk was.
Van Speer gesproken: in uw boek hebt u merkwaardige foto’s opgenomen van de nazileiders. Vooral die van Speer is confronterend: je zíét dat hij beseft dat het fout aan het lopen is.
Kershaw: Die serie portretten dateert uit 1943. Ik vond ze in de collectie van Walter Frentz, een van de favoriete fotografen van Hitler. Zijn zoon heeft ze in boekvorm uitgegeven en stuurde mij een exemplaar op. In normale doen was Speer een mooie, elegante man, een beetje een dandy. Hier staat hij als een echte nazi. Vooral zijn oogopslag is fascinerend. Zijn blik is een en al moedeloosheid. Maar toch bleef Speer zijn organisatorische capaciteiten en zijn merkwaardige inventiviteit tot het einde in dienst stellen van de oorlogsproductie. Zonder zijn talent was de Duitse economie al veel eerder in elkaar geklapt, en was de oorlog wellicht sneller beëindigd.
Toch geloofde Speer niet meer in een succesvolle afloop. Hij saboteerde de ‘verschroeide aarde’-bevelen van Hitler. Ook Ernst Kaltenbrünner, hoofd van de Sicherheitsdienst, Heinrich Himmler, Reichsführer van de SS, en zelfs de fanatieke propagandaminister Jozef Goebbels stuurden aan op een onderhandelde vrede met de Amerikanen. Maar Hitler zei nee.
Kershaw: Zij wisten allemaal dat het voorbij was en zochten een weg om aan het noodlot te ontsnappen. Maar ze vonden er geen. En zo komen we bij Hitler. Ik heb het niet over zijn karakter of persoonlijkheid, maar over de structuur van het bewind dat hij had opgezet. Benito Mussolini kon nog afgezet worden door een orgaan, de Grote Fascistische Raad, en de Italianen konden op een beslissend ogenblik hun koning Victor-Emmanuel naar voren schuiven als alternatief voor de duce. In Duitsland ontbrak elke alternatieve structuur. Hitler was rijkskanselier, maar hij riep zijn regering nooit samen.
Zelfs Jozef Stalin liet meer tegenspraak toe. Hoewel Stalin meer terreur ontketend heeft tegen zijn naaste omgeving dan Hitler tegen die van hem, had Stalin wel zijn lessen geleerd uit de militaire nederlagen van 1941 en 1942. Naarmate de oorlog vorderde, luisterde hij steeds beter naar de suggesties van zijn generaals. Hitler niet.
Vanaf 1943, na de verloren tankslag bij Koersk (waar de Duitsers een laatste keer probeerden het initiatief weer in handen te krijgen, nvdr), was er eigenlijk geen sprake meer van een Duitse strategie die naam waardig. Het enige wat ze nog deden, was verdedigen en standhouden. Daarbij namen ze bizarre tactische beslissingen, zoals het bevel om steden in ‘versterkte vestingen’ en ‘forten’ om te bouwen en die te allen prijze te verdedigen. De oprukkende Sovjets reden die vervolgens gewoon voorbij en lieten hun achterhoede afrekenen met die geïsoleerde bastions.
In het dorpje Nemmersdorf, in oktober 1944, stootte het Duitse leger bij een tegenaanval op het eerste bloedbad dat door Sovjetsoldaten was aangericht bij Duitse burgers. Het zijn afschuwelijke beelden: vermoorde kinderen, verkrachte vrouwen, verminkte lijken. De publieke opinie reageerde geschokt. Terwijl het toch ook een herhaling was van wat de Duitse troepen de jaren voordien de Sovjetburgers hadden aangedaan.
Kershaw: Dat hoofdstuk draagt niet toevallig de titel ‘Een voorproef van de gruwel’. De Duitsers beseften maar al te goed wat hen te gebeuren stond als de Russen zouden komen. Net omdat ze wisten wat ze zelf hadden gedaan in het oosten. De te verwachten wraak van het Rode Leger leidde begrijpelijkerwijs tot grote angst. Eenmaal de Russen echt over Duitsland spoelden, werden die ergste angsten ook bewaarheid.
Uw collega-historicus Chris Bellamy geeft in Absolute War een verklaring voor dat barbaarse gedrag van de Russen. Nogal wat Russische soldaten waren gerekruteerd in oostelijke Sovjetrepublieken. Mensen daar leefden in armoedige omstandigheden: houten huisjes, zelfs nog in hutten. Toen die soldaten Duitsland binnentrokken, waren ze verbijsterd over de rijkdom die ze zagen. En woedend dat zulk een welvarend volk het nog eens nodig vond straatarme Russen te plunderen.
Kershaw: En de gestolen horloges waren dan hét symbool van ’terugpakken’: vier of vijf horloges die boven elkaar op dezelfde arm gedragen werden. Die vreselijke wraakuitingen, zoals de verkrachtingen van vrouwen, zijn natuurlijk nooit te rechtvaardigen. Maar helaas zijn ze wel begrijpelijk. De Duitsers vluchtten, en daarbij liepen ze weg van wat ze zelf hadden aangericht. In Oost-Pruisen, nu Polen, was al in de jaren dertig de aanhang voor het naziregime bijzonder groot. Zonder die massale steun van mensen die later Vertriebenen zouden heten, zou Hitler moeilijker aan de macht gekomen zijn.
De Duitse burgers waren natuurlijk ook slachtoffers van het oorlogsgeweld. Maar zij waren dat toch in een andere zin dan de Joden of de gedwongen arbeidskrachten. Zij betaalden voor een regime dat in zogeheten ‘goede tijden’ op veel steun had kunnen rekenen. Natuurlijk hebben de Duitsers geleden onder de geallieerde bombardementen op hun steden. Maar die kwamen er pas na de bombardementen op Warschau, Rotterdam, Londen, Coventry of Belgrado. Zolang de bommen op andere landen vielen, hadden de meeste Duitsers geen probleem met de inzet van dat wapen.
Toen op het einde van de oorlog de vreselijke dodenmarsen plaatsvonden, waar gevangenen van het ene naar het andere concentratiekamp gestuurd werden, zagen de mensen die uitgemergelde colonnes natuurlijk voorbijkomen. Maar medelijden was er nauwelijks: in de ogen van veel Duitsers waren die gevangenen misdadigers. En dus vonden ze de concentratiekampen een goede zaak.
Welke zin had het nog om in 1945, in een geruïneerd land, een heel apparaat in te zetten voor die dodenmarsen?
Kershaw: In de verderfelijke nazilogica had dat aanvankelijk wel zin: toen de marsen vanuit Auschwitz op gang kwamen, had Duitsland nog altijd een grote behoefte aan slavenarbeid. Tegelijk koesterde Himmler de gedachte dat hij die Joodse gevangenen als pasmunt kon gebruiken in mogelijke onderhandelingen met de Amerikanen. Maar bij de laatste dodenmarsen is inderdaad elke logica zoek. De Duitsers lieten de gevangenen van Stutthof zelfs oostwaarts marcheren, naar de Russen toe! De SS’ers wisten niet meer wat met hen aan te vangen, en dus begonnen ze hen willekeurig neer te schieten. Terwijl ze net de gaskamers had laten ontploffen om alle sporen uit te wissen.
Bij bombardementen als die op Hamburg en Dresden onderging de bevolking een haast Bijbelse wraak: alles werd letterlijk in de as gelegd.
Kershaw: Het bombardement van Dresden is natuurlijk een schande voor de Britten en de Amerikanen. Maar waarom zijn wij nog altijd zo verbijsterd over Dresden? Daar vielen eigenlijk minder slachtoffers dan bij raids over Hamburg of Berlijn. Wat in de herinnering aan Dresden nog steeds meespeelt, is dat Goebbels meteen inzag hoe nuttig Dresden voor zijn propaganda was: hij heeft het lot van die ene stad uitvergroot. Het beeld van de verwoeste kunststad Dresden, ‘het Firenze aan de Elbe’, was veel treffender dan dat van andere getroffen Duitse steden.
We kijken vandaag naar die bombardementen met de ogen van 2011. Het verpulveren van dorpen en steden is voor ons absoluut immoreel, en wij aanvaarden geen beelden van onschuldige dode kinderen. Maar in de jaren veertig had de publieke opinie absoluut geen problemen met het bombarderen van Duitse steden. Had Londen tijdens de Blitz niet hetzelfde te verduren gekregen? Dat gezegd: bij het bombardement op Dresden was er voor het eerst een gevoel van ‘gaan we niet te ver’? Men vroeg zich af of het de bedoeling kon zijn om Duitsland en zijn cultuur van de kaart te vegen. Dresden blijft voor Britten en Amerikanen een reden tot schaamte.
Maar Hitler zelf aanvaardde de prijs van de verwoesting. In zijn visie hadden de Duitsers de oorlog maar moeten winnen. Anders had het land geen toekomst meer. Voor hem zelf klopte dat natuurlijk, maar in zijn hyperegoïstische wereldbeeld moesten alle Duitsers die prijs mee betalen. Het Duitse volk had gefaald, en dus vond Hitler dat het terecht zijn eigen götterdämmerung beleefde.
Iemand als Albert Speer was veel realistischer: ‘We gaan toch niet alle fabrieken en wegen vernietigen?’ Speer had natuurlijk meteen de Duitse industriëlen op zijn hand. In die zin stond Hitler redelijk geïsoleerd. Er zijn ook niet veel Gauleiter die zelfmoord hebben gepleegd. En de meeste generaals leidden na de oorlog een comfortabel leven. Ze schreven memoires om te zeggen dat de oorlog hun schuld niet was, maar die van Hitler.
Het collectieve geheugen van Duitsland herinnert zich vooral dat ene, laatste oorlogsjaar waarin de Duitsers zelf het slachtoffer waren. In de Duitse psyche is dat beeld sterker verankerd dan dat van de opkomst van Hitler of de blitzkrieg. In andere landen strekken de herinneringen aan de oorlog zich over vier, vijf jaren uit. Bij veel Duitsers heeft zich dat verengd tot de maanden waarin ook zij ondervonden wat ze zo veel andere landen hadden aangedaan: de gruwel van de oorlog.
Ian Kershaw, Hitlers Duitsland 1944-1945, Spectrum, 608 blz., 29,99 euro. ISBN 9789000301133
Door Walter Pauli
‘De Duitse burgers waren natuurlijk ook slachtoffers van het oorlogsgeweld. Maar zij waren dat toch in een andere zin dan de Joden.’