We hadden de rubberboten van de Afrikaanse vluchtelingen gezien. De tentenkampen op Malta. Maar niets had ons voorbereid op een pro-Deoadvocate die een Iraakse familie liet terugsturen met de woorden ‘Ik had geen tijd’. Knack bezocht undercover vijf asielcentra in België.

Repatriëringscentrum 127bis in Steenokkerzeel ligt op een steenworp van de luchthaven van Zaventem. Twee groene omheiningen van vijf meter hoog scheiden het woongedeelte van de buitenwereld. De omgeving is troosteloos: koude paviljoenen met als uitzicht een omheining, een straat, en opnieuw een omheining met daarachter het tarmac van de luchthaven. Een niemandsland. Vanuit de slaapzalen kun je vliegtuigen zien opstijgen. Op een goeie honderd meter van het venster gaan ze de lucht in. Veel te luid. Veel te dichtbij.

Vorige zomer stormde het rond 127bis. De advocaat van de elfjarige Ecuadoraanse Angelica haalde de nationale en internationale pers toen ze haar uitwijzing aanklaagde. Er werd betoogd, en aan de poorten van het centrum dromden er meer politici samen dan men er normaal op een heel jaar ziet. De zaak-Angelica heeft bij het personeel van 127bis een wrange nasmaak achtergelaten. Ze voelen zich zowel door media als door de politiek in de steek gelaten.

‘Driekwart van wat toen in het nieuws kwam, was pertinent onjuist’, herinnert een verpleegkundige zich. ‘Dan had je de hele dag gewerkt, je keek ’s avonds nog wat tv, en dan kreeg je dát over je heen. Angelica zei in de media dat ze geen medische zorg kreeg en dat ze geen psycholoog mocht zien. Dat was allemaal gelogen. Misschien heeft haar advocaat het allemaal slim gespeeld, maar eerlijk is anders. Iedereen had het over Angelica, en over de andere kinderen werd met geen woord gerept.’

‘Ik wil graag geloven dat jullie goed werk doen’, zegt Groen!-senator Freya Piryns. ‘Maar mij is het om de politieke discussie te doen. Kinderen horen gewoon niet in gesloten centra.’

ROMAN, 13 JAAR

Wanneer wij begin oktober het centrum bezoeken, verblijven er dertien kinderen. Het jongste is zes maanden, het oudste zestien jaar. In de klas waar de oudere kinderen les krijgen, ontmoet ik Roman, een jongen van bijna dertien. Hij zit wiskundeoefeningen te maken. Hij komt uit Izegem en spreekt het Vlaams van Flip Kowlier.

‘Onze advocaat heeft papieren te laat binnengebracht’, zegt hij als ik hem vraag waarom ze opgepakt zijn. ‘Ik ben hier nu negen dagen.’

Het hele gesprek lang blijft hij ervan uitgaan dat het weer goed zal komen, en dat hij snel weer naar huis mag. Ik vraag me af of hij weet dat die kans nagenoeg onbestaande is.

‘Heb je nog iets gehoord van je vrienden op school?’

‘Ik heb een brief gekregen van David’, zegt hij. ‘Dat is mijn beste vriend. Hij heeft samen met zijn moeder een brief geschreven.’

‘Gaat het een beetje hier?’

‘Ik verveel me. Er is hier niets te doen. De hele dag op je kamer zitten. Zondag krijg ik misschien bezoek van een vriend, een Rus die ook in Izegem woont. Hij heeft beloofd dat hij een Monopolyspel zou meebrengen.’

Ik heb met de jongen te doen. Dat hij nu hier zit, is een schande. Dat hij bijna zeker binnenkort terug moet naar een land waar hij niets of niemand kent, is dat nog meer. ‘Op een ochtend is de politie naar ons huis gekomen’, vertelt hij. ‘Ik stond met mijn boekentas op mijn rug, klaar om naar school te gaan. Ze stonden ineens bij ons binnen in de kamer. Het slot van onze deur is kapot, daarom konden ze zo gemakkelijk binnen. We moesten mee naar het bureau. Ik zei dat ik eigenlijk naar school moest. ‘Het duurt maar een kwartiertje’, zeiden ze toen. We hebben de hele voormiddag in het politiebureau gezeten. ’s Middags hebben ze ons naar hier gebracht. Al goed dat ze ons thuis hebben opgehaald in een burgerwagen en niet in een combi. Anders had iedereen het gezien.’

‘Heb je nog afscheid kunnen nemen van je vrienden?’

‘Nee.’ Hij zucht. ‘Ik hoop dat ze ons snel weer naar huis laten gaan. Want anders moet ik mijn jaar opnieuw doen.’

‘In welke klas zit je?’

‘In het eerste middelbaar. Ik had eigenlijk in het tweede moeten zitten, maar bij ons begin je later aan het eerste leerjaar. Sommigen denken dat ik heb gedubbeld, maar dat is niet waar.’

Ik glimlach. ‘Wat maakt het uit, een jaar meer of minder. Heb je het moeilijk op school?’

‘Voor Frans wel. Ik ben wel goed in wiskunde.’

‘Dan zou je beter Frans studeren’, zeg ik, en ik wijs naar het wiskundeboek dat open op de tafel ligt.

‘Dit zijn de enige boeken die ik bij me heb. Ze zaten in mijn boekentas toen ik naar school vertrok.’

‘Waar kom je vandaan?’

‘Izegem’, zegt hij.

‘Ik bedoel, oorspronkelijk, uit welk land?’

‘Kazachstan.’

‘Heb je daar ooit gewoond?’

‘Tot mijn zesde. Toen zijn we naar hier gekomen.

‘Praat je soms met je moeder over je situatie hier?’

‘Vaak. Mijn moeder spreekt niet goed Nederlands, dus moet ik alles vertalen voor de advocaat.’

‘Het meest van al mis ik mijn hond’, zegt hij na een tijdje. Ik weet niet hoe hij erop komt. Hij zegt het gewoon ineens.

‘Een oud beest al. Bijna blind. Hij is nu bij de vriend van mijn moeder. Als we met hem bellen en hij hoort mijn stem, dan begint hij te blaffen aan de telefoon.’

‘zonder waardigheid’

In de ontspanningsruimte van 127bis staat JIMtv te blèren. Er staan een paar tafels en stoelen. Wat verderop: de obligate pingpongtafel. Van Malta tot Merksplas, nog nooit hebben we een centrum gezien zonder pingpongtafel. En overal staan er zinnen op de muur geschreven of gekrast, maar 127bis spant de kroon. De muren van alle ruimtes staan overvol schreeuwerige boodschappen. Vaak agressief: ‘ Fuck you Belgium’, of in het Frans: ‘Een vluchteling in Europa is een mens zonder waardigheid’. Soms teder : ‘Aan iedereen die hier na mij komt: moge God je beschermen’. De bedden zijn in de grond geschroefd zodat ze niet als gereedschap of wapen gebruikt kunnen worden. En geen gordijnen in de slaapzalen. Dat blijkt een constante in alle gesloten centra: nergens zie je gordijnen. Boven een van de bedden bij het raam hangen foto’s van vrouwen. Met tandpasta aan de muur gekleefd. ‘Dat plakt als lijm en je krijgt het er nooit af’, zegt een bewaker. Ik zie een paar vrouwen uit een modeblad, en een foto van VTM-gezicht Kathy Pauwels. Niet bepaald iemand die je als pin-up zou verwachten.

‘Hebben jullie geen last met al dat testosteron bij elkaar?’

‘Vroeger werkte ik in een ander centrum’, zegt een sociaal assistent. ‘Daar lagen ze soms met twee in één bed. Maar wie ben ik om dat te verbieden? Hier komen ze ook veel condooms halen, al zijn die niet geschikt voor rectaal gebruik.’

In centrum 127, op het militaire domein in Melsbroek, is de sfeer merkelijk gemoedelijker dan in de andere centra. Het is er kleiner, en ruziemakers worden naar een ander centrum getransfereerd. Op het INAD na – het centrum op de luchthaven van Zaventem waar de detentie wel heel erg kort is – hebben alle centra die we bezochten af te rekenen met wanhopige gedetineerden, schermutselingen en uitbraakpogingen.

‘De gedetineerden trekken de radiatoren uit de grond en gooien er de ruiten mee in, zodat ze zouden kunnen weglopen’, vertelt een sociaal assistent in 127bis ons.

‘Maar dan zijn ze toch nog niet over de afsluiting?’

‘Daar zijn ze over nog voor je je hebt omgedraaid. Dat duurt hooguit tien seconden.’

Vlak voor me zie ik twee hekken van vijf meter hoog staan.

‘Ik heb het verschillende keren ge- zien. Als mensen weten dat ze gerepa- trieerd zullen worden, zijn ze tot veel in staat.’

Het grimmigst is de sfeer in Merksplas. De slaapzaal wordt er ’s nachts afgesloten met een groot ijzeren hek.

‘Dat hek wordt ’s nachts nooit geopend zonder versterking’, zegt de directrice. ‘Er zijn hier ’s nachts maar twee bewakers voor het hele blok.’

Ook hier zijn er geregeld uitbraakpogingen. Voor de directie is het intussen genoeg geweest.

‘We hebben besloten om de ramen in het sanitaire blok dicht te metselen. Ze proberen voortdurend te ontsnappen via die ramen, doen dan van alles kapot, slaan de ruiten stuk. Twee weken geleden was het weer van dat. Onze bewakers zijn bang, en we hebben daar een hoop administratieve rompslomp mee. Ook alles wat los hangt doen we weg, anders is het binnen de kortste keren kapot. Dus geen lattenbodems, geen stapelbedden meer.’

‘Hangt er dan zó’n agressieve sfeer onder de gedetineerden?’

‘Ontzettend’, zegt ze zonder nadenken. ‘Wij hebben hier heel veel illegalen die voordien in de gevangenis hebben gezeten. Ze hebben hun straf uitgezeten en komen dan hier terecht. Absoluut geen simpele gevallen. Ze kunnen de hele groep terroriseren. In de gevangenis hadden ze tv op de kamer, en meer privacy. En dan komen ze hier terecht. Sommigen van hen blijven amok maken tot ze overgeplaatst worden. Onlangs was er iemand die voortdurend sigaretten van de andere bewoners stal. Op een dag hebben ze hem besprongen om hem een pak slaag te geven. Voor sommige bewoners is het echt onleefbaar. Die komen mij zeggen: “Waar steekt gij mij bij ’s nachts? Ik heb niets gedaan, ik ben alleen maar een berg overgestoken om naar Europa te komen, en nu zit ik hier.”‘

GEVLUCHT UIT BAGDAD

In de dagzaal mogen we even met de gedetineerden praten. De directrice is buiten blijven staan. Het is een ongezellige, lange zaal met vuile sofa’s, wat tafels en stoelen en een drankenautomaat. Hoewel het midden oktober is, staan alle ramen wijd open. We ontmoeten er een man die met zijn broer, zijn schoonzus en zijn oom uit Irak gevlucht is. ‘Mijn broer zit met zijn vrouw in een andere groep’, zegt hij. ‘Die krijg ik bijna nooit te zien.’

Het is een typisch Dublin II-geval: een vluchteling kan alleen asiel aanvragen in de EU-lidstaat waar hij voor het eerst voet aan wal zette. Als hij het elders in de EU probeert, wordt hij naar dat eerste land teruggestuurd.

De Irakezen werden opgepakt door de Griekse politie toen ze met een bootje vanuit Turkije de Egeïsche Zee probeerden over te steken. Nu wil België ze terugsturen naar Griekenland, het eerste Europese land waar ze voet aan wal hebben gezet. Alleen heeft het Griekse asielbeleid niet zo’n goede reputatie, en raden verschillende rapporten andere EU-landen aan om vluchtelingen niet naar Griekenland terug te sturen. Als een asielzoeker daar zijn asielprocedure onderbreekt, mag hij ze niet meer heropenen.

De oom van de man komt naar me toe. Hij moet een jaar of 45 zijn. Niet te groot, beetje grijs en een stoppelbaard. Hij komt te dicht bij me staan, de handen bij elkaar.

‘Alsjeblieft, jullie moeten ons helpen. Ik ben gevlucht uit Bagdad om vrij te zijn in Europa. Maar ik heb alleen nog maar de binnenkant van gevangenissen gezien. Ik ben geen crimineel en toch worden wij opgesloten. Waarom?’

‘Ik kan bewijzen dat wij Irakezen zijn’, komt de neef weer tussen. ‘Vraag mij wat je wilt over Bagdad en ik zal het je vertellen.’

‘Niemand hier helpt ons’, zegt de oom. ‘Ik smeek dagelijks om een advocaat te mogen zien, maar niemand komt.’

‘Hebben jullie echt nog geen advocaat gezien?’ vraagt Piryns.

Hij schudt het hoofd. ‘Waarom krijgen anderen uit Irak asiel en wij niet? Ik heb foto’s van mijn kinderen’, zegt hij en hij haalt twee pasfoto’s uit zijn zak. Het wordt hem te machtig. Hij slaat zijn hand voor zijn mond, begint te huilen. Zijn neef is op de bank gaan zitten; hij huilt ook. ‘Wij hebben recht op een veilige plek’, zegt hij.

Een paar dagen later laat ik het dossier van de vier Irakezen natrekken. Het resultaat is ontluisterend. De vier hadden een jonge pro-Deoadvocate toegewezen gekregen zonder ervaring in asielkwesties. Ze was er in een maand tijd niet in geslaagd haar cliënten te bezoeken. Na een tussenkomst van Vluchtelingenwerk Vlaanderen wordt het dossier doorgegeven aan advocaat Steven Hooyberghs. Hij bevestigt dat zijn voorgangster niets heeft gedaan. ‘Ze had onmiddellijk naar de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen moeten gaan toen ze hoorde dat die mensen naar Griekenland zouden worden gestuurd’, zegt hij. ‘Daar is het nu te laat voor. Maar ik ga wel in beroep om de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) tegen te houden.’

‘Gebeurt het wel meer dat advocaten zo nalatig zijn in dit soort zaken?’

‘Dat gebeurt, ja. Die advocaten denken waarschijnlijk: die lui zitten toch vast en kunnen niets doen.’

GEMAKKELIJKE INKOMSTEN

Een week later bel ik hem opnieuw. Hij zegt me dat drie van de vier Irakezen op 7 november terug naar Griekenland zijn overgebracht. Van de vierde herkende de computer de vingerafdrukken niet. Hij blijft achter in Merksplas.

‘Dezelfde dag heeft de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Turnhout een verbod op de terugdrijving uitgesproken. Maar bij DVZ zegden ze dat het te laat was.’

Freddy Roosemont, directeur-generaal van Dienst Vreemdelingenzaken, ziet ondanks alle rapporten van ngo’s en het VN-vluchtelingenagentschap geen reden om mensen niet naar Griekenland terug te sturen. ‘Griekenland is toch geen bananenrepubliek meer? Het is een gewoon EU-land’, aldus Roosemont. ‘Ik heb geen reden om mijn Griekse collega’s niet te vertrouwen. Anders heeft een Europees systeem geen enkele zin.’

Vervolgens bel ik ook de jonge pro-Deoadvocate op. Ze geeft ruiterlijk toe dat ze niets gedaan heeft en dat ze ook niets afweet van vreemdelingenrecht.

‘Waarom hebt u die mensen niet opgezocht?’

‘Ik heb één keer met hen gebeld. Ze vroegen mij of ik de week nadien langs kon komen, maar ik had geen tijd.’

‘Bent u op de hoogte van het bestaan van rapporten die zeggen dat vluchtelingen niet naar Griekenland mogen worden teruggestuurd?’

‘Natuurlijk niet, ik ken niets van vreemdelingenrecht’, zegt ze gepikeerd. ‘Die zaak is mij toegewezen door het Bureau Juridische Bijstand. Ik heb ze niet gekozen, dat gebeurt met een beurtrol. Wij kunnen wel advies vragen bij experts in vreemdelingenrecht in Brussel, maar ze denken zeker dat wij alles zomaar ineens kunnen laten vallen?’

‘Vindt u dat deze mensen goede juridische bijstand hebben gekregen?’

Stilte.

‘Wij zijn het niet die altijd onze verhalen veranderen, die liegen over waar we al asiel hebben aangevraagd en waar niet. Dat doen ze zichzelf aan.’

Het zijn niet de enige wanklanken die ik te horen krijg over de advocatuur. ‘Vaak zien advocaten vluchtelingen ook als een gemakkelijke bron van inkomsten’, zegt een directeur van een gesloten centrum me. ‘Sommige pro-Deo’s durven toch nog geld te vragen. De asielzoeker weet meestal niet wat hij moet doen en betaalt gewoon. Maar vooral bij de privéadvocaten is er veel misbruik. Ik heb ooit een advocaat 3000 dollar weten vragen voor een simpele Dublin-overname. Ik probeerde die vrouw uit te leggen dat gewoon de wet werd toegepast, maar haar advocaat had haar wijsgemaakt dat het zijn verdienste was. En sommige advocaten vragen asielzoekers extra geld voor een gesprek. Ze dreigen ermee dat ze anders niet mee naar binnen gaan.’

‘Dient u dan geen klacht in?’

‘Dat heb ik al gedaan, maar meestal komt daar niets van.’

Na ons bezoek aan de gesloten centra besluit Freya Piryns een conferentie met de orde van advocaten te organiseren in de Senaat.

De zaak van de vier Irakezen die ons komt toegewaaid in de luttele uren die we in Merksplas doorbrengen, legt een hoop knelpunten van ons asielbeleid en van Dublin II bloot. In een recent rapport van Vluchtelingenwerk Vlaanderen werden ze al aangeklaagd: gezinnen worden uit elkaar gerukt, de juridische bijstand is vaak een rechtsstaat onwaardig en België drijft mensen terug naar een land waar toegang tot de asielprocedure niet verzekerd is.

LEGE DOOS

Enkele jaren geleden wuifden de Europarlementsleden Ivo Belet (CD&V) en Dirk Sterckx (Open VLD) mijn kritiek op het Belgische asielbeleid weg tijdens een uitzending van de Antwerpse regionale zender ATV: Europa zou immers voor oplossingen zorgen. We zijn nu drie jaar later, en na wat ik de voorbije weken heb gezien, kan ik maar toch één conclusie komen: Europa bestaat niet. Europa is de optelsom van alle individuele lidstaten die stuk voor stuk hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Doen ze dat niet, dan blijft Europa een lege, waardeloze doos. Op 7 november, de dag dat drie Irakezen door nalatigheid van een Belgische advocate op een vliegtuig naar Griekenland zitten, woon ik een hoorzitting in de Europese Commissie bij over de toekomst van het Europese asielbeleid. ‘In 2010 moet het beleid op punt staan’, zegt vicevoorzitter Franco Frattini in zijn speech. ‘2010 is niet veraf meer, en er is nog veel werk aan de winkel.’ De man beseft nauwelijks hoeveel gelijk hij wel heeft. DEZE REPORTAGE KWAM Tot STAND MET DE STEUN VAN HET FONDS PASCAL DECROOS

DOOR MICHAEL DE COCK / FOTO’S STEPHAN VANFLETEREn

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content