Waarom is de ene advocaat succesvol en de andere niet? Een vraag die voor een verdachte het verschil kan betekenen tussen vrijspraak en levenslange opsluiting.

Het was een tijdje geleden dat er nog eens zo’n prachtig stuk in de krant had gestaan. Onder de kop ‘Een vrouw, een mes en het volk’ schreef VRT-journalist William Van Laeken in De Standaard zijn bedenkingen over de vrijspraak van Eddy Van Steen: de jurist die zijn vrouw met acht messteken had afgemaakt vlak nadat hij had ontdekt dat ze een minnaar had. De man bekende de feiten, maar toch slaagde advocaat Jef Vermassen erin hem vrij te pleiten.

Van Laeken kon dat niet begrijpen. Het slachtoffer was een nicht van hem, en hij kende de dader van op familiefeestjes. ‘Ik heb weer iets bijgeleerd’, schreef hij. ‘Assisen heeft weinig of niets te maken met elementaire rechtvaardigheid. Assisen gaat over winnen of verliezen.’

‘Een interessant stuk’, beaamt Leo Neels, advocaat, expert in mediarecht en ooit vier jaar baas van de VTM. ‘Maar in een interview gleed Van Laeken over de bananenschil uit en keek je door de mooie woorden heen. Van Laeken zag zijn persoonlijke waarheid niet ingevuld op het proces. De maatschappelijke waarheid in deze zaak was dat er voor een echtscheiding meer beschaafde oplossingen bestaan dan een moord. Maar de juridische waarheid is dat een jury met twaalf leden de dader heeft vrijgesproken op basis van de informatie die ze kreeg. Punt uit.’

Neels benadrukt dat Vermassen ongetwijfeld zeer professioneel is. Met een andere advocaat was de dader mogelijk achter de tralies verdwenen. Maar hij stelt ook dat met een andere jury misschien zelfs Vermassen het niet had gehaald, dat zijn cliënt dan toch veroordeeld zou zijn geweest.

‘Er is de laatste tijd een overdreven groot verwachtingspatroon gecreëerd met betrekking tot het gerecht’, analyseert hij. ‘Het assisenproces met een volksjury is geen feilloos systeem, maar het is wel stukken beter dan de oude standrechtelijke uitvoering van de wraak die het verving. In de marge van de zaak-Dutroux ventileerden politici in een parlementaire onderzoekscommissie maandenlang goedkope en scherpe kritiek op de juridische wereld die ze wel zelf jarenlang schromelijk verwaarloosd hadden. Ze maakten een nieuwe wet met veel meer rechten voor de burgerlijke partijen. Ik heb echter de indruk dat die partijen daardoor ook steeds meer verwachten van een proces. Het valt te vrezen dat steeds meer mensen zwaar zullen worden ontgoocheld, want een rechtspraak kan nooit in alle details rekening houden met ieders gevoeligheden.’

Een walm van whisky

De voorbije week is op het proces-Dutroux pijnlijk duidelijk geworden wat Neels bedoelt. Het zijn niet in de eerste plaats de advocaten van de vier beklaagden die met elkaar in de clinch gaan, maar wel die van de burgerlijke partijen. Er is ook op de assisenbanken een schisma gegroeid tussen ‘gelovers’ in de netwerktheorie, die de speurders genadeloos aanvielen op meestal banale details om te proberen hun onderzoek te ondermijnen, en de ‘niet-gelovers’ die van oordeel zijn dat onderzoeksrechter Jacques Langlois en de zijnen hun werk goed hebben gedaan door de psychopathische pervert Marc Dutroux aan te wijzen als de absolute hoofdschuldige in het verhaal.

Urenlang dramden vooral Jan Fermon en Georges-Henri Beauthier, de advocaten van Laetitia Delhez, door op onder meer het tijdsgebruik van verdachte Michel Nihoul, die men per se bij de zaak moet betrekken om te kunnen spreken van een netwerk (of ‘criminele organisatie’, zoals de meer omfloerste juridische term luidt). De raadsman van Sabine Dardenne, Jean-Philippe Rivière, dankte daarentegen speurder Michel Demoulin omdat hij Dutroux tot bekentenissen had overgehaald en zo waarschijnlijk het leven van zijn cliënte heeft gered.

Maar Rivière wordt in de wandelgangen graag afgeschilderd als een advocaat van het ‘systeem’, omdat hij ook raadsman was van René Michaux, de politieman die de meisjes in Dutrouxs kelder níét vond, en omdat hij Sabine verdedigt via haar vader, ook een politieman. Beauthier was dan weer ooit raadsman van Jean-Marc Connerotte, de labiele onderzoeksrechter die in het netwerkverhaal geloofde, en Fermon heeft een uitgesproken links profiel en torpedeerde bijna op zijn eentje de genocidewet door om de haverklap klacht in te dienen tegen een buitenlandse gezagsdrager. Advocaten zijn altijd beter – of toch op zijn minst gemotiveerder – als ze kunnen pleiten wat ze zelf geloven.

De advocaten van de beschuldigden lijken karakterieel zelfs op hun cliënten. Ronny Baudewyn en Xavier Magnée hebben een minstens even grote manifestatiedrang als hun cliënt Dutroux. Sarah Pollet en haar vennoten proberen even onopvallend te zijn als Michelle Martin. Xavier Attout en Frédéric Clement de Cléty zijn even grote ‘levensgenieters’ als Michel Nihoul en blazen niet zelden al na de lunch een whiskywalm voor zich uit. Alleen de cynicus Olivier Slusny heeft op het eerste gezicht niets van zijn cliënt Michel Lelièvre. Maar de jury lijkt wel naar zijn gevatte oneliners te luisteren.

‘Niet alle advocaten zijn geschikt om voor een assisenjury te pleiten’, stelt hoogleraar rechtspsychologie Geert Vervaeke van de Katholieke Universiteit Leuven. ‘Niet iedereen is bestand tegen de grote druk van zo’n zaak, en niet iedereen kan voor gewone mensen spreken. De juryleden moeten zich kunnen inleven in wat er wordt gezegd, dus is het belangrijk dat advocaten erin slagen het technische jargon uit het dossier in gewone mensentaal om te zetten. Sinds 1950 kan er in ons land geen rechtstreeks wetenschappelijk onderzoek meer gebeuren naar de manier waarop jury’s hun oordeel vellen, wat doodjammer is. Dus we weten niet waardoor die mensen zich precies laten beïnvloeden. Uit experimenten met gesimuleerde jury’s is wel gebleken dat een jury in 78 procent van de gevallen dezelfde uitspraak doet als een beroepsmagistraat.’

Gerechtsjournalist Gust Verwerft volgde meer dan achthonderd assisenzaken en schreef daarover in de inleiding van zijn pas verschenen boek Beschuldigde Sta Op!: ‘Ik heb advocaten honderden malen bezig gehoord. Piet Van Eeckhaut heeft het meest indruk op mij gemaakt, omdat hij het genie is van de relativering. Hij is de volkstribuun met het grote hart, dat hem zo vaak parten speelt. Zijn intellectuele eerlijkheid is bijna zo groot als die van Jan De Man, een advocaat van een uitzonderlijk hoog gehalte. Jef Vermassen? Uiteraard is dat een hele grote en zo hij het niet was, hebben de media hem groot gemaakt. Hij heeft, samen met Van Eeckhaut, het hof van assisen omgebouwd tot een Romeins theater.’

Een koopman, een straatventer

Een theater waarin sommigen beter renderen dan anderen. Van Eeckhauts pleidooien zijn legendarisch – de man pleit zich letterlijk in het zweet. Vermassen deed journalist Van Laeken in de zaak-Van Steen terugdenken aan ‘de beste standwerkers die ik als kind op de kermis bezig zag. Standwerker in de betekenis die Van Dale eraan geeft: een koopman, een straatventer die door zijn welsprekendheid kopers probeert te lokken.’

Vermassen, die al jaren op aanvaringskoers leeft met Van Eeckhaut, heeft nu de naam dat hij veel cliënten vrijpleit, maar dat komt grotendeels doordat hij heel selectief is in de zaken die hij kiest: vooral passionele gezinsdrama’s waarbij hij zich in het leven van de verdachte kan verplaatsen. Het verhaal doet de ronde dat hij ooit weigerde een jonge roofmoordenaar te verdedigen, ondanks het feit dat diens moeder een boodschappentas met bijna 100.000 euro op tafel zette. Van Eeckhaut is minder selectief, slaagt er soms wel in een beduidend lagere straf dan verwacht voor een cliënt los te weken, maar met dat gegeven wordt in een ranking zelden rekening gehouden. Het is alles of niets, winnen of verliezen.

Niet iedereen heeft de gave een jury te kunnen overtuigen. Ondanks een fantastisch pleidooi slaagde Hans Rieder er niet in zijn cliënt Alex Vercauteren vrij te pleiten van de moord op veearts Karel Van Noppen. De arrogante trukendoos Rieder had het al vóór zijn pleidooi bij de jury verkorven. Een paar weken geleden bestond hij het in de zaak-Hubert Bergs – de man wordt verdacht van de moord op zijn Nigeriaanse vriendin – zestig kandidaat-juryleden te dagvaarden in een poging de voorzitter van het hof te wraken. Meteen was alle krediet dat zijn cliënt bij de jury had kunnen hebben weg.

‘De eerste les die ik als jonge advocaat kreeg, was: je moet eerst je rechter kennen, en dan pas je recht’, herinnert gepensioneerd magistraat Edwin Van Fraechem zich, die als rechter 52 assisenzaken voorzat – de laatste was het proces-Van Noppen. ‘De belangrijkste eigenschap die een advocaat mijns inziens moet hebben, is: eerlijkheid. Sommige advocaten speculeren er zelfs op dat een rechter zijn werk niet goed doet door dingen te vertellen die niet in het strafdossier staan. Het mag er stuiven in een rechtszaal, er mag zwaar worden gedebatteerd, maar zolang dat erop gericht is de waarheid te vinden, heb ik daar geen probleem mee. Vroeger was er wel meer galanterie in de rechtszaal dan nu. De jongste jaren is de sfeer tussen magistraten en advocaten, maar ook tussen advocaten onderling, soms ronduit vijandig.’

Dat heeft vooral te maken met het feit dat te veel jonge advocaten te weinig verdienen en zich per se willen manifesteren. Sommigen menen dat de aangewezen weg daartoe het verbale geweld is, het shockeren en bruuskeren. ‘Te veel advocaten krijgen een te algemene en afstandelijke opleiding van hun stagemeester’, stelt Van Fraechem. ‘Vroeger kon je aan een jonge advocaat bijna zien uit welke stal hij kwam. Die traditie is helaas weggevallen. Een gevolg van de verzuurde relaties is onder meer dat in de Kamer van Inbeschuldigingstelling veel rechters niet meer met de advocaten in debat gaan, uit angst gewraakt te worden. Wat ertoe leidt dat minder verdachten voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Het lijkt er soms zelfs op dat sommigen denken: hoe minder goed ik het dossier ken, hoe minder twijfel er over een zaak is. Dat is uiteraard nefast om tot de waarheid te komen.’

Geloven in het volk

Van Fraechem sluit zich niet aan bij de stelling van onder meer de Vereniging van Vlaamse Balies, dat Vermassens opvallende vrijspraak in de zaak-Van Steen mee te danken was aan zijn mediabekendheid. Leo Neels is het met hem eens: ‘Mediabekendheid kan in twee richtingen werken. De mensen kunnen iemand namelijk ook beu worden. En er is het precedent van een rijke wisselagent die per ongeluk een jongen op zijn domein doodschoot, een zaak met waanzinnig veel weerklank in de Franstalige media omdat ze het label klassejustitie opgeplakt had gekregen. Er werd openlijk betwijfeld of een assisenprocedure in deze zaak nog eerlijk en onpartijdig kon zijn. Welnu, na de uitspraak vond iedereen, van de vrouw van de veroordeelde tot de ouders van het slachtoffer, dat het proces eerlijk verlopen was, ondanks de media-aandacht.’

Een juridische waarheid (zoals uitgesproken in een rechtszaal) hoeft volgens Neels niet haaks te staan op een persoonlijke of – veralgemeend – een maatschappelijke waarheid: ‘Ik meen dat in de zaak van de vermoorde politicus André Cools de juridische en de maatschappelijke waarheid dicht tegen elkaar aan lagen. De interesse in het proces is na de uitspraak in ieder geval als een soufflé ingezakt. En ondanks de grote media-aandacht heeft de jury toch een genuanceerd onderscheid in de schuldvraag gemaakt door een paar verdachten niet te veroordelen. Ik ben echter bang dat in de zaak-Dutroux de juridische en de maatschappelijke waarheid ver uit elkaar zullen liggen, wat nu al geaccentueerd wordt door het feit dat de ouders van Mélissa Russo wegblijven van het proces. Zij achten het, waarschijnlijk terecht, onmogelijk dat het systeem hen rechtsherstel zal bieden. Ik vrees dat ook de vader van An Marchal een tragisch slachtoffer zal worden van het door de politiek buiten proportie opgeklopte verwachtingspatroon in ons rechtssysteem. De juridische waarheid in een gruwelijke zaak als die van de ontvoerde en vermoorde kinderen zal allicht maar een deel van de maatschappelijke waarheid en de persoonlijke waarheden dekken.’

Neels is van mening dat een jury zich niet per definitie laat beïnvloeden door de persoonlijkheid van een advocaat: ‘In de indrukwekkende sfeer van een assisenproces is het veelal zo dat de jury haar toch wel zeer bijzondere missie goed aanvoelt, en dat ze abstractie maakt van veel persoonlijke factoren. Er groeit daar een eigen dynamiek met veel verantwoordelijkheidszin. Ik ben ervan overtuigd dat nogal wat juryleden in de loop van een proces evolueren van een persoonlijke naar een andere, juridische waarheid. Wij zijn een volk met gezond verstand, en wij geloven in dat volk, want het mag niet alleen recht spreken, maar ook zijn vertegenwoordigers kiezen.’

Toch blijft het vreemd dat het recht in dit systeem in zekere mate door het toeval wordt bepaald, dat twaalf mensen selecteert om te oordelen. Zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging van de verdachten kunnen twaalf kandidaat-juryleden weigeren, zonder dat ze moeten motiveren waarom. In de zaak-Dutroux wraakten de advocaten van Nihoul oudere vrouwen en mensen met een zorgverlenend beroep, omdat ze ervan uitgingen dat die minder gemakkelijk van de onschuld van hun cliënt overtuigd zouden kunnen worden.

De jury in de zaak-Dutroux, die haar tweede maand ingaat, begint zich ondertussen te roeren. Steeds meer juryleden, mogelijk geïrriteerd door het oeverloze gehamer op pietluttige details van sommige partijen, richten zich tot de verdachten met concrete vragen inzake hun schuld. Zelfs voorzitter Stéphane Goux van het hof in Aarlen raakte daardoor geïnspireerd om eindelijk eens wat stekelige vragen aan Dutroux te stellen, waardoor die voor het eerst in zijn leugens verstrikt raakte.

Uiteindelijk zal de jury een oordeel vormen op basis van een kleine selectie argumenten (zie kader). In de zaak-Van Noppen maakte, ondanks de doorwrochte pleidooien van een batterij advocaten, vooral Mieke Hendrickx, de vrouw van de vermoorde veearts, met haar verhaal het verschil. Op het proces-Dutroux rust veel gewicht op de schouders van Sabine Dardenne, het meisje dat meer dan zeven jaar geleden als twaalfjarige levend uit de kooi van Dutroux werd gehaald, na bijna drie maanden opgesloten te zijn geweest.

Sabine is het enige ontvoerde meisje dat een langdurig verblijf in Dutrouxs macht heeft overleefd. Ze is de enige die kan getuigen wat er in het gruwelhuis in Marcinelle echt gebeurde. En in weerwil van alle theorieën over netwerken en vrouwen- en kinderpornohandel is Sabine altijd formeel geweest: ze heeft nooit een andere man dan Dutroux gezien.

Door Dirk Draulans

Leo Neels: ‘Mediabekendheid kan in twee richtingen werken. De mensen kunnen iemand namelijk ook beu worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content