Clubliefde bestaat nog, bewijst Foppe de Haan. Op zijn 72e keerde de Friese coach terug uit pensioen om eredivisieclub Heerenveen uit de degradatiezone te halen. Een opdracht waar hij met glans in is geslaagd. ‘Dit is het laatste wat ik doe in het voetbal en dat creëert toch een apart soort spanning.’
Of er sûker dan wel molke in onze kofje moet, vraagt het ontvangstcomité. We zitten in een zaaltje in Heerenveen, hartje Friesland, voor een gesprek met de oudste coach die in het profvoetbal actief is. Op de achtergrond vouwen vier zeventigers het clubblad op de artisanale manier. Foppe de Haan (72) begroet ze hartelijk. Twaalf jaar geleden zei De Haan het clubvoetbal vaarwel, met een emotioneel afscheid in zijn Abe Lenstra-stadion. Er volgden passages bij Jong Oranje en zelfs enkele magische maanden als bondscoach van eilandstaat Tuvalu.
De dreigende degradatie van Heerenveen haalde hem uit pensioen. ‘Omdat het mijn club is, daar komt het op neer. De mannen die daar boekjes vouwen, ken ik van toen ze jochies waren. Ik doe dit omdat ik me verantwoordelijk voel, voor hen en voor de rest van de club, ‘ vertelt De Haan. ‘Ik was uitgewerkt, klaar met profvoetbal. Ik deed nog wel wat voor de club, gewoon omdat ik het leuk vind. Wat overleggen met de trainers van de jeugd, of de goeie jeugdspelers extra oefeningen geven. De ene week drie dagen, de andere week helemaal niet, als ik geen zin had. Maar toen ik dit seizoen zag hoe Heerenveen begon te krasselen, stelde ik bij mijzelf vast dat ik daar hondsongelukkig van werd. En ik niet alleen. Er kunnen 27.000 toeschouwers in ons stadion, terwijl er in Heerenveen maar 29.000 mensen wonen. Dat bestaat nergens anders ter wereld. Deze club betekent alles voor die fans.’
Dus nam De Haan in oktober het roer over. Vrij snel kreeg hij zijn club weer op de rails. Zijn persconferentie na de overwinning tegen Roda JC, toen de redding bijna een feit leek, haalde ook in Vlaanderen de televisie. Er rolden tranen. ‘Ik was moe, dan gebeurt je dat sneller’, lacht De Haan. Wéér een journalist die erover begint, zie je hem denken. ‘Iemand stelde me een vraag, ik begon te mijmeren en toen ging het mis. Nou ja, mis. Ik schaam me er niet voor, hoor. Ik ben ook wel een beetje een emotionele man, zeker nu ik wat ouder ben. Dat gevoel dat het kantelt, dat we beter gaan voetballen en dat het stadion weer lééft. Dat was zó mooi. De dag na die persconferentie heb ik mijn spelers uitgelegd waar mijn tranen vandaan kwamen. Dat ik als kleine jongen hierheen ging, in de tijd van Abe Lenstra. Abe was een fenomeen, echt zo’n speler waar een broekventje een hele mythe rond ging fantaseren. De Rik Coppens van Friesland, zo kan ik het een Vlaming nog het best uitleggen. Nou, na Lenstra kwam het betaald voetbal en zakte de club waar wij allemaal zo trots op waren weg. In de heropbouw heb ik een rol gehad, eerst als speler, toen als jeugdtrainer en uiteindelijk als hoofdcoach. Heerenveen komt van ver. We hebben met z’n allen ongelooflijk hard gewerkt, en nu zijn we een goeie club in de Eredivisie. Op het veld zie je maar elf voetballers, maar de reis van sc Heerenveen hebben tienduizenden mensen samen afgelegd. Dat mocht niet kapotgaan.’
Raakt het u nog even hard als vroeger? Of helpen de jaren om tegenslagen te relativeren?
DE HAAN: Nee, eigenlijk wordt het alleen maar erger. (lacht) Ik wil het gewoon hartstikke goed achterlaten en als het kan elke wedstrijd winnen. Dat wil je natuurlijk altijd, maar nu komt er geen herkansing. Dit is het laatste wat ik doe in het voetbal en dat creëert toch een apart soort spanning. Ik ben er ook wel achter dat het heel moeilijk is om zomaar ergens in te stappen. Er zijn trainers die dat vaak doen: even een half jaar inspringen en weer weg. Daar ben ik niet zo geschikt voor. De voorbereiding op het seizoen maakte ik niet mee en dat geeft me het gevoel dat ik het toch niet helemaal in de vingers heb. Misschien is het ook niet meer dan een gevoel, hoor.
Uw club identificeert zich sterk met Friesland, het truitje is zelfs gemodelleerd naar de Friese vlag. Toch zitten er maar een paar Friezen in uw kern.
DE HAAN: Drie jaar geleden hadden we een lichting met veel jongens uit de buurt, maar die werden al snel te veel geld waard voor een club als de onze. Zo werkt het in de voetballerij, hè. Nu zou een ploeg met alleen maar Friezen, zoals Athletic Bilbao alleen met Basken speelt, sowieso lastig zijn. Ons hinterland is zuidoost-Friesland. Als je Flevoland en een stuk rond Overijssel meeneemt, kom je nauwelijks aan 600.000 man. Hier wonen meer koeien dan mensen.
Wat betekent het om Fries te zijn?
DE HAAN: Niemand kan er de vinger op leggen. Het is een gevoel dat je aangrijpt wanneer je hier een tijd bent: waar je ook naartoe trekt, je wilt zo snel als kan terug naar Friesland. Er heerst een groepsgevoel zoals je nergens ter wereld vindt. In het dorp waar ik woon, leven vierduizend mensen. Het hele jaar zijn die met elkaar in de weer, ’t is onvoorstelbaar hoeveel er wordt georganiseerd. De saamhorigheid is enorm.
Een dorp dat sterk aan elkaar hangt, heeft ook snel iets bekrompens. Buitenstaanders horen er niet bij.
DE HAAN: Je moet ervoor waken dat je je niet opsluit. En Friezen hebben niet zoveel woorden nodig, dat hoort bij de mensen hier. Als mijn vrouw en ik bij elkaar zitten, dan praten we elkaar de oren niet van de kop.
Andere Nederlanders spreken over ‘stugge Friezen’.
DE HAAN: Ze vergissen zich. Wie hier komt wonen, vindt het de mooiste plek op aarde, en zal zeggen: verrek, wat kunnen die Friezen gezellig zijn. (lacht)
Een oud-speler van Heerenveen heeft net de Belgische Gouden Schoen gewonnen, wist u dat?
DE HAAN: Ja, Sven Kums. Niet de meest dominante voetballer, maar wel een jongen die wist wat er op het veld gebeurde. Het brein van je team. Hij speelde hier heel aardig, maar dat er zo veel inzat, hadden wij niet in de gaten. Ik hoor dat Kums zelfs kans maakt om naar het EK te gaan. Nou, dan moet je wel wat kunnen, met het niveau dat jullie nationaal team nu haalt. Hij zit in een ploeg die op zijn lijf gebouwd is, dat helpt natuurlijk. Er steekt veel drive in AA Gent. Lijkt me een lastige ploeg om tegen te spelen.
Kums doet me denken aan Stefano Marzo, een Belg die nu bij ons in de verdediging voetbalt. Een prima jongen: opgewerkt, aardig, wil hard werken en zeurt nooit. Maar dat gaat voor wel meer Belgen op, nee?
Marzo is in België niet erg bekend. De Eredivisie kan de betere Belgen niet meer lokken. Dat is in een paar jaar tijd helemaal veranderd.
DE HAAN: Maar de betere Belgen van nu zijn ook aanmerkelijk beter dan hun voorgangers. Jullie hebben een fantastische lichting. Vroeger maakten de Belgen een tussenstop in Nederland voor ze naar Engeland gingen. Dat kunnen ze nu makkelijk overslaan.
U kent de gouden generatie van de Rode Duivels goed. In 2006 en 2007 won u met Nederland twee keer het EK min 21. Het Belgische team waartegen u destijds speelde, met Axel Witsel, Marouane Fellaini en Jan Vertonghen, staat ondertussen op nummer één op de FIFA-ranking. Waar zijn de Nederlandse voetbalsterren van toen gebleven?
DE HAAN: Die hebben het geen van allen gered. Ze konden na die EK’s allemaal naar een grote club: Royston Drenthe ging naar Real Madrid, Hedwiges Maduro naar Valencia en Ryan Babel naar Liverpool. Ik zou geeneens weten waar die drie nu spelen. Otman Bakkal, nochtans een fantastische voetballer, is zelfs gewoon gestopt.
Voetbalkwaliteit hadden die jongens genoeg, maar ze konden niet met hun nieuwe leven omgaan. Later zag ik ze terug in het olympisch team. Het waren andere spelers geworden: ‘Nou, trainer, als ik dit kunstje moet, dan doe ik dat.’ Er zat een onverschilligheid in waar ik niks van begreep. Het ging te veel over randzaken, te weinig over sport.
Te jong te veel geld?
DE HAAN: Dat ook. Je eigen milieu speelt daar een grote rol in. Hoe ben je opgevoed, hoe staan je vader en moeder in het leven. Bij drie of vier van die jongens was er al lang geen vader meer aanwezig, maar kwam die wel te voorschijn toen er geld te halen viel, onvoorstelbaar eigenlijk. ’t Waren allemaal kerels waar op de een of andere manier iets mee scheelde. Zonde. Van dat team hadden er minimaal drie of vier in het Nederlands elftal moeten spelen.
Waarom is Nederland er niet bij op het EK?
DE HAAN: Het is belachelijk, maar we waren gewoon niet goed genoeg. We verliezen én tegen Tsjechië én tegen Turkije én tegen IJsland. Ik denk dat Guus Hiddink niet helemaal bij de tijd was toen hij eraan begon. En net toen hij het op de rails leek te hebben, moest hij weer vertrekken. Maar het lag zeker niet alleen aan de coach: Robin van Persie was uit vorm, Wesley Sneijder blonk niet uit, Arjen Robben is bijna heel de tijd geblesseerd en Memphis Depay is gewoon nog niet klaar. Als een van die jongens wegvalt, hebben we een gat van hier tot gunder, laat staan alle vier. En verdedigen kunnen we al jaren niet. (lacht)
Maar nu zijn we wel wakker hoor. De voetbalbond heeft allerlei werkgroepen bijeengeroepen om te kijken wat er beter kan. Soms heb je een crisis nodig om een nieuwe stap te zetten.
Er is pas een documentaire over u verschenen. Tijdens de rust van een flauwe match zegt u in de kleedkamer: ‘Wat is dit nou? Jullie spelen toch omdat je het leuk vindt?’
DE HAAN: Elke speler begon als kleine jongen te voetballen omdat hij dat hartstikke leuk vond. Toen bleek dat ze toevallig meer talent hadden dan de anderen. Nog later wilden clubs goed betalen zodat ze voor hun team zouden spelen. Ik snap best dat geld voor een prof geen bijzaak is, maar het basisgevoel – dat het spelletje mooi is, dat het de moeite waard is om er álles voor te doen – dat mag je nooit verliezen.
Jaren geleden maakte ik hier mijn slechtste seizoen mee. Vier punten uit acht wedstrijden, waardeloos spel. Volgens de media zat ik hier al veel te lang, de connectie met de spelers was weg, je weet hoe de analyses dan klinken. Toen heb ik een uur letterlijk voor de spiegel gezeten. Vind ik dit nu leuk of niet? Nee, ik vind het niet leuk. Er is gedoe, en dat is vervelend. Is het nog leuk voor mijn vrouw en kinderen? Nee, want die hebben er ook last van. Wat is dan mijn drijfveer, waarom doe ik dit? Nou, omdat ik het een hartstikke mooi spel vind, en gewoon ook wil laten zien dat ik een goeie trainer ben. Soms moet je je de vraag stellen: doe ik nou dingen die ik mooi vind of niet? Is het antwoord nee, dan moet je wat anders zoeken of je wordt doodongelukkig.
Bent u een strenge coach?
DE HAAN: Ik eis nogal wat, ja. Dat moet, want als je ergens echt voor tot de limiet gaat, dan haal je het ook bijna altijd. Doe je het maar half en half, dan komt het niet. Nu moet ik denken aan Ruud van Nistelrooy. Die hebben we gekocht bij Den Bosch, in de tweede klasse. Daar was hij middenvelder. Een goeie hoor, maar ’t ging hem veel te makkelijk. Dat ingeslapene beviel me sowieso niet, maar toen zag ik dat hij op training bij elke oefening de meeste goals maakte. Elke bal belandde tussen de palen, zelfs vanuit de raarste hoeken. Ik dacht: dit is een spits, jong. Toen ben ik een soort gevecht met hem aangegaan. Uiteindelijk zei ie: oké, ik word spits, maar dan moet je me wel helpen. We hebben een heel programma voor hem gemaakt, reden naar Ajax om te kijken hoe Dennis Bergkamp zich vrijloopt, hoe hij traint, waarom hij zo gevaarlijk is. Nou, hoe hard Ruud ging eens hij zo’n doel voor zich had, dat wil je niet weten. Toen al dat zware werk nog opbracht ook, kreeg hij een geweldig zelfvertrouwen. We hadden hem gehaald voor 1 miljoen, aan het eind van het seizoen ging ie naar PSV voor vijftien miljoen: daar hebben we ons stadion van gebouwd. Moraal van het verhaal: met gedrevenheid sloop je een muur. Maar je moet er wel écht in geloven.
Klopt het dat u spelers vervangt als u ze ziet spugen?
DE HAAN: Meteen. Dat is ongepast gedrag en daar heb ik een broertje dood aan. Schwalbes vind ik zelfs nog viezer. We hadden hier een Roemeense spits die dat één keer heeft geprobeerd. Dat moet je niet weer doen of je gaat naar de bank, zei ik. Vond ie raar. (lacht) Er zijn spelregels, die hebben we samen afgesproken en je moet ook een beetje je eigen scheidsrechter zijn. Als we geen respect hebben voor elkaar, komen we nergens.
Voetbal is nochtans oorlog, zei Rinus Michels.
DE HAAN: Nou, ik geef hem geen gelijk. Die kreet legt de verkeerde klemtoon: in een oorlog ga je dood. Voetbal is strijd, dat wel. Je hebt een territorium en dat moet je met hand en tand verdedigen. Slim zijn, hard kampen en goed bewegen is daarbij geoorloofd. Iemand een doodschop geven niet.
Na dit seizoen stopt u definitief? Misschien zit Heerenveen over een paar jaar opnieuw in de puree.
DE HAAN: (grinnikt) Nee, nu ben ik klaar. Ik voel me voor mijn leeftijd ongemeen fit, maar ’t is wel zwaar hoor. Ik ga ’s avonds met de kippen op stok, en dat heb ik gewoon nodig. Ze hoeven ook niet opnieuw zo’n afscheidsdag voor me te houden, zoals in 2004, toen ik de eerste keer stopte. Nee, een hand van de voorzitter en daarna ga ik met mijn vrouw op reis. We hebben een trip door Canada en Alaska geboekt.
Laatst ging een collega met pensioen. Iemand schreef ter afscheid: geniet nu maar van het leven.
DE HAAN: Wat een verschrikkelijke uitspraak. (lacht hard) Dan werk je omdat je moet, om de rekeningen te betalen. Zelf heb ik het gelukkig nooit zo ervaren, en ik hoop van uw lezers hetzelfde.
DOOR JEF VAN BAELEN
‘Sven Kums speelde hier heel aardig, maar dat er zo veel inzat, hadden wij niet in de gaten.’
‘Friezen hebben niet zoveel woorden nodig, dat hoort bij de mensen hier. Als mijn vrouw en ik bij elkaar zitten, dan praten we elkaar de oren niet van de kop.’
‘Spugen is ongepast gedrag en daar heb ik een broertje dood aan. Schwalbes vind ik zelfs nog viezer.’