Pieter Timmermans van het VBO begrijpt de halsstarrigheid van de vakbonden niet. ‘Waarom wordt het debat vaak botweg geweigerd?’

‘Veel werkgevers hebben het gevoelen dat hun bedrijven weliswaar de motor van onze welvaart zijn, maar dat er niet wordt geluisterd naar hun bekommernissen. Nochtans is het niet vijf, maar twee voor twaalf’, zegt directeur-generaal Pieter Timmermans van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). ‘De uitbreiding van de Europese Unie zal op sociaal-economisch vlak voor moeilijke jaren in België zorgen. Bedrijven in de nieuwe lidstaten doen er alles aan om competitiever te blijven. Onze ondernemingen zijn dus zeer kwetsbaar.’

Dringt het VBO de vakbonden niet in het nauw door het voortouw te nemen in de debatten?

PIETER TIMMERMANS: We hebben het heus niet voor het eerst over de competitiviteit van onze ondernemingen en de eindeloopbaan. Daardoor zijn er laatste jaren enkele maatregelen genomen, maar de tanker is niet van koers veranderd. We pleiten niet voor een kwantumsprong naar een sociaal bloedbad. We willen geleidelijk stappen zetten en tegelijk aan werkgevers en werknemers een perspectief bieden.

Nochtans weet ook het VBO dat vakbonden een loonbevriezing of langer werken voor hetzelfde loon niet zullen aanvaarden.

TIMMERMANS: In onze buurlanden én in Belgische ondernemingen staan die thema’s hoog op de agenda. Waarom wordt een debat hierover vaak botweg geweigerd? Op dit ogenblik maken kennisjobs slechts 20 procent van onze werkgelegenheid uit. Dat betekent dat 80 procent van de arbeidsplaatsen eventueel vatbaar is voor een delokalisatiebeslissing.

De bedrijfssectoren – van de bouw over de chemie tot de distributie – zitten niet op één lijn. De ene legt meer nadruk op loonmatiging, de andere op goedkope overuren.

TIMMERMANS: We zeggen al van voor de zomer dat er drie mogelijkheden zijn om de loonkostenhandicap weg te werken: een nieuwe lastenverlaging, een loonbevriezing of langer werken voor hetzelfde loon. Daarover zijn de VBO-leden niet verdeeld.

Moet een nieuw interprofessioneel akkoord (IPA) een menukaart van maatregelen zijn, waaruit sectoren en bedrijven kunnen kiezen?

TIMMERMANS: Dat is voorbarig. We willen komen tot afspraken die sectoren en bedrijven kunnen toepassen en die dan niet telkens ter discussie gesteld worden. Het IPA moet toelaten dat ondernemers kunnen ondernemen en werknemers kunnen werken.

Het VBO spreekt over een loonkostenhandicap van 8 tot 10 procent voor Belgische bedrijven. Volgens de vakbonden grijpt u terug naar verouderde parameters.

TIMMERMANS: Dat debat zal gevoerd worden in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Hoe wordt de loonstop van een jaar in Nederland verrekend? Wat zijn de kosteneffecten van de 35-urige werkweek in Frankrijk? Wat is de impact van de beslissing in Duitsland om langer te werken? Hoe compenseren we de overschrijding van de loonnorm in 2000? Doen alsof er geen probleem zou zijn, is niet geloofwaardig. Uit een VBO-enquête bij Belgische vestigingen van multinationals bijvoorbeeld blijkt dat ze in hun eigen concerns niet met gelijke wapens kunnen strijden.

Een andere vakbondskritiek is dat het VBO te veel denkt aan de grote exporterende ondernemingen en te weinig aan kmo’s en dienstenbedrijven op de binnenlandse markt.

TIMMERMANS: Larie en apekool. Dat de vakbonden dan maar eens aan banken, verzekeringsinstellingen en distributiebedrijven gaan uitleggen dat ze niet onderhevig zijn aan buitenlandse concurrentie. Ook kleinere bedrijven ervaren de competitie vanuit de nieuwe EU-landen. Ze hebben geregeld vragen over het nut van een joint venture of het verhuizen van een deel van hun productie.

‘Het VBO heeft vooral oog voor kostenconcurrentie en niet voor kwaliteitsconcurrentie’, zeggen de vakbonden.

TIMMERMANS: We moeten concurreren op beide vlakken. Daarom is er vorig jaar op de werkgelegenheidsconferentie afgesproken om het statuut van onderzoekers te verbeteren en hopen we dat de regionale overheden mee de kar van het innovatiebeleid trekken. Maar er is nog een hele weg af te leggen, ook voor de opleiding van werknemers. Bedrijven moeten daarin investeren, maar de vakbonden moeten aanvaarden dat een vorming niet vrijblijvend is. Ze moet nuttig zijn en ze mag de bedrijfsorganisatie niet overhoopgooien.

In het VBO-plan over de eindeloopbaan was de afbouw van het brugpensioen een blikvanger. Het tegenargument van de vakbonden is dat bedrijven zelf het brugpensioen gebruiken om oudere werknemers af te stoten.

TIMMERMANS: Uit studies blijkt dat in de helft van de gevallen bedrijven gebruik maken van het systeem. Voor de rest willen de werknemers zelf met brugpensioen gaan, omdat het voor hen financieel en fiscaal interessant is.

Met ons masterplan willen we vermijden dat de factuur, zoals in het verleden met de staatsschuld is gebeurd, wordt doorgeschoven naar onze kinderen. Het stoelt op drie principes: geleidelijkheid; een gedeelde inspanning van werkgevers, werknemers en overheid; een evenwichtige combinatie van aanmoedigende en sanctionerende ingrepen. Voorbeelden zijn de pensioenbonus voor wie langer werkt, outplacement voor oudere werknemers bij een herstructurering, en het principe – ook bij brugpensioen – dat iedereen tot 60 jaar moét beschikbaar zijn voor een job.

Wordt niet beter naar de hele loopbaan gekeken? SP.A-voorzitter Steve Stevaert zegt dat het voor een werknemer ‘niet om het bouwjaar, maar om de kilometerstand’ gaat.

TIMMERMANS: We willen dat zeker bekijken. Maar een gemiddelde loopbaan optrekken van 36 naar 38 jaar, zoals de vakbonden willen, dat lost niets op. In veel Europese landen zitten ze nu al boven de 40 jaar. Bovendien hebben de regels van ons eigen wettelijk systeem het toch over een pensioenleeftijd op 65 jaar en een loopbaan tussen 40 en 45 jaar.

Niet te vermijden is ook een debat over de gelijkgestelde periodes, die maken dat een loopbaan van 40 jaar niet gelijk is aan 40 jaar effectief werken. Wie bijvoorbeeld zijn loopbaan onderbreekt, moet op het einde langer werken. Anders passeert die twee keer langs de kassa.

De sociale zekerheid is volgens de vakbonden ook gediend met een overheid die de lastenverlaging voor bedrijven compenseert.

TIMMERMANS: De lastenverlaging jaagt de sociale zekerheid niet in de rode cijfers. Een veel grotere budgettaire bedreiging vormen de uitgavengroei in de gezondheidszorg en de explosie van onder meer het tijdskrediet. Maar er moet inderdaad over een alternatieve financiering van de sociale zekerheid worden gedacht. Een systeem dat enkel gebaseerd is op lasten op arbeid is onhoudbaar. Alleen ben ik het niet eens met de vakbonden dat een andere financiering per se meer geld voor de sociale zekerheid betekent. Ook de efficiëntie van de sociale uitgaven moet onderzocht worden.

P.M.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content