Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

Met minder dan niks wist Lee Perry het denken over geluid drastisch te veranderen.

Hij zat onder een boom in zijn tuin en hoorde muziek. Die kon alleen maar uit de boom komen, concludeerde hij. En dus bouwde hij een opnamestudio onder de boom. Halfweg de jaren zeventig was die fameuze Black Ark uitgegroeid tot het creatieve hoofdkwartier van Kingston, Jamaica. Vanuit zijn minuscule muziekdoos stuurde Lee ?Scratch? Perry tonen de wereld in die het denken over geluid drastisch zouden veranderen.

De man was de eerste die de studio als een instrument ging gebruiken. Perry blies alle regels omver en ontdekte een taal die een kwarteeuw later regel is geworden. Het beredeneerd weglaten en opnieuw invullen van sleutelmomenten in een nummer, het op elkaar stapelen van lawaai en gevonden geluiden of het hergebruik van andermans muziek. Kortom, alles wat vandaag zo modern en vernieuwend heet te zijn.

Vermits het hier om reggae gaat, impliceert dit echter meteen dat een groot deel van zijn werk onvindbaar is geworden. Of definitief naar de haaien ging. Dat hij bovendien in bomen gelooft, maakt de nachtmerrie voor archivarissen compleet.

Die excentrieke levensstijl maakt Perry even onweerstaanbaar als onuitstaanbaar. De combinatie van zakelijke hommeles en een verlichte geest, dwongen hem tot een odyssee die hem uiteindelijk naar Zwitserland heeft gevoerd. In de buurt van Zürich huist hij al enkele jaren op een sprookjesachtige plek met de veel jongere zakenvrouw Mireille Cambell-Ruegg von Laubholstrasse, een oude man met geverfd haar, een rots die Spaceship heet en een magische boom waarin allerhande vreemde artefacten hangen.

Hoewel hij sinds het eigenhandig in de fik steken van zijn Black Ark in 1979 alleen nog goede verhalen oplevert, wappert zijn vlag sinds kort weer hoog. Op zijn 61ste krijgt Perry namelijk een hommage zonder weerga van Chris Blackwell, de man die hij er in 1984 nog van beschuldigde een vampier te zijn. Op diens Island Records verschijnt het driedelige en essentiële ?Arkology?, met het beste wat in de Black Ark werd gefabriceerd.

Blackwell is natuurlijk niet dom. Reggae en roots music maken nu een sterke revival door. Die wedergeboorte is haast volledig op rekening te schrijven van een enkele man. Met de financiële steun van Mick Hucknall ( Simply Red) is reggaekenner Steve Barrow aan een levenswerk begonnen. Op het label Blood & Fire herstelt hij onvindbaar geworden Jamaicaanse schatten in eer. Met massa’s duiding en fraai grafisch werk.

ARTISTIEKE VRIJHEID

Zijn drift is zo groot en de middelen van Blood & Fire zijn zo beperkt dat hij de resultaten van zijn queeste ondertussen ook al over andere labels heeft uitgespreid. Het voorlopige meesterstuk uit zijn collectie is het door Perry geproduceerde ?Heart of the Congos? van The Congos uit 1978. Alleen al in de Benelux werden van de klassieker zo’n vijftienduizend exemplaren verkocht. Gezien de ouderdom van de plaat en het marginale karakter van het genre, is zo’n cijfer gigantisch.

Ook de overlevering speelt haar rol. De populaire muziek is immers op een leeftijd gekomen dat het generatiespel begint te werken. De oude meesters worden herontdekt via de helden van vandaag. Zo is Tom Barman van dEUS, bijvoorbeeld, een schitterende pr-man voor Captain Beefheart en kent reggaeglorie Horace Andy een tweede jeugd dankzij Massive Attack. Perry kreeg onlangs zo’n vitaminekuur cadeau van de Beastie Boys. In hun huisblad Grand Royal voerden ze hem op in een rijkelijk en smeuïg verhaal van 24 pagina’s dat gretig werd overgenomen door de mondiale muziekpers.

En er is natuurlijk de muziek zelf. Jamaica voedt onderhuids de muziek van vandaag. Dub is groter dan ooit, dancehall is nu de undergroundmuziek bij uitstek in New York en in alle moderne uitvindingen van triphop tot postrock zitten de kiemen van een gedachtengoed dat vooral door Perry werd uitgestippeld.

Zijn grootste bijdrage aan de mensheid is onbetwist de volledige artistieke vrijheid die hij zich toeëigende. Hij had zijn plaats binnen het raderwerk dan ook strategisch gekozen. De hoogdagen van Perry schuilen namelijk in die momenten dat hij zich als aanhangsel kon uitleven. Hij meed de rol van frontfiguur en verlegde ondertussen grenzen achter de mengtafel.

Tussen 1968 en 1978 heeft hij als producer naar schatting zo’n duizend nummers opgenomen. En dat zonder nauwelijks een kwalitatieve flauwte te ondervinden. Na omzwervingen doorheen het hele studiopark van Kingston, opent hij in 1974 zijn eigen Black Ark. Het ding bestond uit twee kamers. De opnameruimte lag een halve meter lager dan het heiligdom van Perry. Tussen beiden zat een muur met twee gaten waardoor hij naar de artiesten kon gluren.

Met zijn beperkte viersporenrecorder liet de man die gammele doos klinken als de meest geavanceerde studio. Zijn primitieve en onorthodoxe manier van werken blijft tot vandaag verbazen. Wat hij precies deed, kan eigenlijk alleen maar worden vermoed. Waarschijnlijk nam hij de basisritmes op met zijn viersporentoestel. Die herleidde hij vervolgens tot twee sporen zodat hij weer ruimte vrij had om nieuwe lagen te leggen. Die cyclus bleef hij vaak eindeloos herhalen. Zelfs in de weet dat de opnameband telkens aan kwaliteit inboette.

HEILIGE ROOK

Reggae mag het zeker niet worden genoemd. Perry baalt van die term. Hij praat liever over earth music of roots music. Gelijk heeft de man. Hij oversteeg de natuurlijke grenzen van reggae mijlenhoog door er de meest vreemde invloeden aan toe te voegen. Van Afrikaanse percussie over funkelementen tot blanke rockarrangementen. Op een plek waar technisch gezien eigenlijk geen muziek kon worden gemaakt, bouwde hij een eigen geluidsuniversum met gemuteerde instrumenten en verrassingseffecten als huilende baby’s en zijn favoriet loeiende koeien.

Zijn absolute lak aan alles maakt de anekdotiek zo dik als stroop. Perry werkte vaak dagenlang door op een kettingdieet van ganja. Ter afsluiting van de sessies blies hij de ?heilige? rook over het afgewerkte materiaal. Hij spoot onophoudelijk deodorant in de airconditioning, veegde de koppen van de bandopnemers af met zijn T-shirt en begroef zijn tapes in de tuin om ze even te laten rusten. Geen wonder dat westerse oren er een onderwatergevoel van krijgen.

Het verhaal van de vreemde klankentapper ging rond als een lopend vuur. Rond 1977 was de Black Ark een kennersadres en stond er een lange rij wachtenden voor de deur. Ook hier liet de man zich volledig door zijn willekeur drijven. Rang of stand was van geen tel. Perry was zo tuk op het avontuur, dat hij het liefst van al werkte met volstrekte onbekenden of grote namen op hun retour. Zo was hij uitermate wild van Linda McCartney.

Wie langskwam, had het niet onder de markt. Zo trokken de heren van The Clash met een mand vol materiaal naar Kingston, om maanden later met welgeteld één afgewerkt nummer terug te keren. Voor Robert Palmer had Perry hulp van buitenaf bedacht. Hij stuurde een hoop rastafari’s de studio in die voor goddelijke inspiratie moesten zorgen tijdens het inzingen van de nummers. Palmer raakte helemaal van de wijs van dat carnaval en hield aan zijn verblijf een luttel B-kantje over.

Ondertussen nam Perry de draad weer op met Bob Marley, met wie hij ten tijde van The Wailers nog intensief had gewerkt. De ontmoetingen der reuzen zijn nooit helemaal uitgeklaard en hebben na de dood van Marley tot huizenhoge conflicten geleid. Perry wordt van de nodige kuiperijen beticht in verband met het materiaal dat hij voor The Wailers schreef. Hij claimt 25 nummers van Marley, maar dat hoederecht wordt door verschillende platenfirma’s betwist. Los van die heibel moet echter worden onderstreept dat zijn pen en ideeën Marley ontegensprekelijk hebben beïnvloed.

In 1979 wordt de mist in zijn hoofd te dik. Het contract met Island springt af nadat de platenfirma zowel ?Heart of the Congos? als Perry’s eigen vocale debuut, ?Roast fish, collie weed and corn bread?, afwijst. Als zijn vrouw hem vervolgens in de steek laat, steekt hij zijn studio in brand en gaat hij gaga. Perry reist de wereld rond en begint op alles en nog wat cryptische grafitti achter te laten.

EEN DIKKE CITATENMIST

Om de meest banale redenen legt hij interessante voorstellen naast zich neer. Zo wijst hij in 1984 Talking Heads de deur omdat ze eerder hadden opgenomen in een studio van Island. En Bad Manners wil hij pas producen als ze hun naam veranderen in Good Manners. Hij eindigt uiteindelijk met de B-klas ( Terence Trent d’Arby, The Woodentops, Zodiac Mindwarp) en zal op een enkele uitzondering na niets van belang meer fabriceren.

Perry stijgt tot andere hoogten. Hij praat en leeft in een dikke citatenmist die William S. Burroughs doet blozen en waarvan de relevantie nog altijd duidelijk moet worden. Af en toe rolt er een harde satirische waarheid uit zijn mond, maar die zit zo gekneld tussen wilde gedachten over Bruce Lee, Superman, seks en de bijbel dat semiotici er pas aan willen beginnen als hij helemaal zal zijn uitgeraasd.

Misschien blijkt dat geraas dan wel fundamenten te hebben. Perry heeft immers tijd nodig. Hoewel de ware adepten het actuele eerbetoon rijkelijk laat zullen vinden, kan het eigenlijk niet beter vallen. Pas nu zijn legaat doorwerkt, wordt duidelijk dat hij veel meer nog dan Marley de beperkingen van zijn herkomst overstijgt en meerdere dimensies bespeelt.

Perry schrapte conventies en is daardoor veeleer een manier van leven dan een cultheld. De samenvatting van de Beastie Boys is zeer vleiend en poëtisch, maar toch grotendeels terecht. ?De reikwijdte van zijn excentriciteit is zo groot dat ze zijn navolgelingen tot dwergen herleidt?, schrijven ze in Grand Royal. ?Hij verenigt James Brown , George Clinton , Rammellzee , Flavor Flav van Public Enemy , Miles Davis , Sly Stone en Prince in één persoon.? Tijdens een fel gesmaakte persconferentie in Londen bestempelde Perry de spullen op ?Arkology? als heilige muziek. Binnen twintig jaar zullen we wellicht weten waarom.

Jan Delvaux

?Arkology? van Lee Perry verschijnt in juli op Island Jamaica.

Lee Perry : De reikwijdte van zijn excentriciteit is zo groot dat ze zijn navolgelingen tot dwergen herleidt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content