?Amours? in de Fondation Cartier : liefde heeft te maken met kijken en zich tonen.

De Fondation Cartier maakt thematentoonstellingen : de kleur ?azuur?, ?vogels?, ?nacht? en nu ?amours? (in het meervoud). Het resultaat is een hedendaags rariteitenkabinet. Kijken om geprikkeld te worden, om verbaasd en nieuwsgierig te zijn. Het plezier van het grillige en onsystematische, van een vrije associatieve stroom. Geen theorie, stroming of geschiedenis die het spel doorbreekt. Kunst staat naast gebruiksvoorwerp en media, het klassieke naast het onplaatsbaar bevreemdende. Ik hou van het voorstel, van zijn anarchie.

Het is duidelijk dat geschiedenis geen bedding meer is om tentoonstellingen te maken : ?Face à l’Histoire? en ?Europe, les années 30? bewijzen het failliet. Het historiserende project van musea en tentoonstellingen werkt niet meer. Het rariteitenkabinet is geen alternatief, maar dan toch een rustpauze.

Bovendien schuift de leidraad de aandacht weg van formele eigenschappen naar inhoudelijk materiaal. Het museum en de daar gepleegde geschiedenis hebben de beelden in zichzelf opgesloten : kunst werd commentaar op kunst en vandaag de geargumenteerde inventaris van haar machteloosheid. Hier zien we dat beelden losgemaakt uit de dwangbuis van hun esthetisch statuut iets te zeggen hebben : we kijken niet alleen, maar kijken om ook naar hen te kunnen luisteren. Trouwens, hoe meer er te zien valt, hoe meer ze te vertellen hebben. Hun visuele sterkte soms is dat hun schoonheid, soms hun bizar karakter is onlosmakelijk deel van hun inhoudelijke kracht. Het mooie is geen decoratie, betekenis geen storende afgeleide.

Wat zegt de tentoonstelling over de liefde(s) ? Dat er beelden van bestaan die ook vandaag overtuigen. Dat het onderwerp gedacht en getoond kan worden. Dat het thema als onderwerp van aandacht bestaat. Natuurlijk, wie van film hield, is daar niet over verwonderd ; maar wie deze eeuw via de beeldende kunsten betrad, heeft de liefde zelden ontmoet. Er zijn in deze eeuw nauwelijks kunstenaars geweest die zich over het liefdesthema hebben gebogen. Dat is ook niet verwonderlijk, want de beeldende kunsten hebben zich losgemaakt van het vertellen en de liefde is een verhaal, een projectie, het effect van een situatie in de tijd. Dat kunst van deze eeuw zich des te nadrukkelijker met het seksuele heeft ingelaten, is de onvermijdelijke consequentie hiervan : men kon de liefde niet meer vertellen, slechts het geslacht tonen. Beide werden tegen elkaar uitgespeeld, de anatomie als het ware, ontluisterende geheim van de liefde.

GELAAT EN GESLACHT

In de patstelling tussen de romantiek op het scherm en de klinische evidenties in zoveel kunst, is het inzicht verdwenen dat de mens geen seksueel maar een erotisch wezen is ; dat zijn anatomie altijd herplaatst wordt in zijn hoofd : niet tussen de dijen, maar tussen de oren gebeurt het.

In ?Amours? zie je het : beelden laten zien dat liefde met kijken en zich tonen heeft te maken. Dat het oog een cruciaal erotisch orgaan is. Dat het beeld een ideale drager is van het erotische. Het is in de cirkelbeweging tussen anatomie, blik en beeld, in de symbiose van gelaat en geslacht dat het allemaal gebeurt. De schaamstreek zit tussen de dijen, maar het beschaamde blozen gebeurt op het gelaat : dat alleen al zegt de samenzwering tussen gezicht en geslacht. Die compliciteit zien we hier voortdurend.

Opvallend veel beelden laten een gelaat zien. Het meest spectaculaire zijn anonieme foto’s van mannenruggen waarop vrouwengezichten zijn getatoeëerd. Het gelaat maakt van de liefde geen anatomisch functioneren, maar een situatie. Liefde is geen statische uitwisseling maar een open dialectiek. Vandaar ?amours? in het meervoud.

Wie gelaat zegt, zegt ook ?ik? en dus zelfbeeld en de verrukking een ik te kunnen zijn in de liefde. Beelden van de liefde zijn dus affirmatief, tonifiërend. In de liefde is het lichaam trots op weg.

Vooral tekeningen en foto’s worden getoond. Twee technieken die vruchtbaar in elkaars buurt staan. Beiden hebben iets met heftigheid : de ene kent de impuls van de tekenende hand, de andere de impuls van de machine. De heftigheid van de liefde vindt in beide technieken een ideale drager.

Die heftigheid hoe verschillend ook tussen tekening en fotografie heeft toch de honger naar het concrete gemeen : een tekening van Correggio uit de zestiende eeuw, van Watteau uit de achttiende eeuw en een foto van Brassaï uit deze eeuw laten ongecensureerde onmiddellijkheid zien. De tekenaar slaat ervaringen op aan dezelfde oever waar wij onze foto’s maken, namelijk bij de allerconcreetste huid en houding.

De camera heeft ons zelfs vastgeboord in die oppervlakte en heeft daardoor ons beleven van het erotische radicaal veranderd. De prijs die we voor die wonderlijke techniek betalen, is evenwel dat het concreet zichtbare zo beklemmend is geworden dat het cynisch moet worden vernield. De fotografische blik heeft een natuurlijke band met de pornografische blik, met anatomisch cynisme. Terwijl de onmiddellijkheid van de tekening exalterend werkt, is de onmiddellijkheid van de fotografie geen openbaring meer.

Vandaar het wonder van deze tentoonstelling, dat een tekening van Ingres in staat blijkt om fotografische beelden uit hun harde winterslaap te doen ontwaken. De prostituee van Bellocq heb ik nog nooit zo mooi zien stralen als hier. Haar glimlach is de mooiste openbaring van wat mensen kunnen : schitterend zichzelf zijn.

Dirk Lauwaert

?Amours?, Fondation Cartier, Boulevard Raspail 261, Parijs, tot 31/8.

E.J. Bellocq, Prostituee, Storyville, New Orleans, rond 1912 : schitterend zichzelf.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content