Elisso Virssaladze is wellicht de belangrijkste pianiste van deze tijd. Op 11 december kunt u de Russische legende aan het werk zien in Gent.

Elisso Virssaladze speelt op 11 december werk van Schumann en Prokofiev in de Handelsbeurs in Gent.

CD’s met concertopnamen verschenen op het label Live Classics in München (www.live-classics.com).

‘Kan men zich mooiere Schumannvertolkingen voorstellen dan die van Elisso Virssaladze? Een echte revelatie! Haar techniek is verbijsterend perfect: een maatstaf voor andere pianisten.’ Aan het woord is Svjatoslav Richter. Voor een hele generatie pianisten geldt hij als voorbeeld. En daar zijn heel wat goede redenen voor. Maar wie was nu die pianiste voor wie Richter zulke bewondering had?

Svjatoslav Richter was een mythische figuur. Zijn concerten waren mystieke gebeurtenissen. Wie er een heeft meegemaakt, zal het nooit vergeten. Vlak voor Richter overleed, in augustus 1997, kon de Franse cineast Bruno Monsaingeon (die ook indringende portretten draaide van Glenn Gould, David Oistrakh en Dietrich Fischer-Dieskau) hem uitgebreid filmen. Richters persoonlijke dagboekaantekeningen die hij na afloop mocht inkijken – en zonder toelating publiceerde – bevatten onthutsende uitspraken. Heel wat grote namen moesten het in Richters oren ontgelden. Sommigen respecteerde hij met reserves: Arturo Benedetti Michelangeli, of Glenn Gould. Slechts enkele van zijn collega’s bewonderde hij oprecht: Zoltan Kocsis, Lisa Leonskaja, en Elisso Virssaladze.

Virssaladze werd geboren in Georgië (14 september 1942). Ze studeerde op haar dertiende al af aan het conservatorium van Tbilisi (bij haar grootmoeder Anastasia, op haar beurt een leerlinge van Leschetizky), en ging zich daarna verder vervolmaken in Moskou bij Yakov Zak en bij de beroemde klavierpedagoog Heinrich Neuhaus – de man die ook supertalenten als Svjatoslav Richter, Emil Gilels, Lazar Berman en, even ook, Radu Lupu heeft gevormd. Op haar twintigste werd Virssaladze derde in de prestigieuze Tsjaikovskiwedstrijd in Moskou. Yakov Fliyer, een van de gezaghebbende juryleden, schreef over haar: ‘Ze heeft een perfect stijlbegrip van elk van de werken die ze speelt, en is in staat de muzikale inhoud ervan met een ongewone autoriteit, overtuiging, naturel en artistieke smaak te herscheppen.’

Vier jaar later, in 1966, won ze de Schumannwedstrijd in Zwickau. Ze had alle kwaliteiten in huis, en kreeg ook kansen aangeboden voor een grote internationale carrière. Zelfs in Carnegie Hall in New York. Maar het duurde dertien jaar vooraleer ze van de Russische overheid voor het eerst het land uit mocht. En zelfs dan deed ze er alles voor om haar innerlijke rust te behouden. Ze wilde zich niet engageren om haar concerten jaren vooruit te plannen en haar programma’s door anderen te laten bepalen, en weigerde opnames te maken in steriele studio’s. Musiceren wilde ze alleen in concerten voor een reëel publiek, haar roeping zag ze in het doorgeven van haar sensibiliteit en inzichten aan jongere collega’s. Haar studenten in Moskou en München dragen haar op handen. Niet als een gevierde prima donna, maar als een soort muzikale wetenschapper, die met haar instrument de rijkdom van het leven onderzoekt.

Pas de laatste jaren speelt Virssaladze ook meer en meer in wat in Rusland ‘het Westen’ heette. Haar tweede optreden in het pianofestival van Luzern, vorige maand in de schitterende concertzaal van het Kultur- und Kongreszentrum van Jean Nouvel, was een revelatie. Haar spel en haar verschijning – de manier waarop ze het podium opkomt, haar programma voorstelt, en het vervolgens weer verlaat – is nauwelijks beter te beschrijven dan met de woorden die Richter ervoor gebruikte: ‘Het is een artieste van groot kaliber, misschien wel de belangrijkste vrouwelijke pianiste van onze tijd. Een musicienne die eerlijk en écht bescheiden is. En bovendien in alle opzichten “nobel”. Wat niet zonder belang is voor een artieste.’ Zowel in Mozarts Rondo in a, als in Schumanns Davidsbündlertänze en de werken van Prokofiev treft ze ogenblikkelijk de juiste toon: een altijd nobele klank – zingend en sprekend, vol maar verstaanbaar – maar een telkens weer andere dosering van dionysische spontaniteit en temperament en apollinische zin voor beheersing en architectuur.

Maar als ik haar na afloop van het recital vraag die trefzekere karakterisering te analyseren en expliciteren, valt haar dat moeilijk: ‘Wat een goeie Schumann maakt, dat kan ik niet in twee woorden uitleggen. Daar moet je heel veel voor begrijpen. Er zijn heel veel moeilijke momenten bij hem. Eerst en vooral omdat hij ongelooflijk eerlijk is. En als je dan niet exact begrijpt wat er achter de noten staat, dan lieg je. En dat hoor je. De muziek wreekt zich dan onmiddellijk. Voor mij duurt het maar vijf minuten om te horen of het klopt wat iemand speelt. Dan geloof ik hem of niet. Schumann wisselt zo snel van stemming. Daar moet je in meegaan. Je moet al die stemmingen koesteren. En dat is niet makkelijk. Het is emotioneel erg veeleisend. Maar ook technisch. Want alles is ook techniek, in de brede zin van het woord: hoe vertaal je alles in klank? Door het gebruik van pedaal, timing, toucher, adem, frasering, intonatie. Dat is allemaal techniek.’

Je moet erop studeren?

ELISSO VIRSSALADZE: Nee. Je moet goede oren hebben. Er zijn veel pianisten die geen fantastische techniek hebben, die geen grote ‘virtuozen’ zijn, maar die doordat ze zeer goede oren hebben, toch heel veel kunnen bereiken. Zo ken ik er heel wat.

Bijvoorbeeld?

VIRSSALADZE: Neuhaus bijvoorbeeld. Hij had technische beperkingen. Maar toch heeft hij fantastisch gespeeld, als een grote virtuoos. Omdat hij zo bezeten was door muziek, er altijd heel levendig mee omging. Hij kon uitstekend improviseren. Hij had een ongelooflijk natuurlijk begrip van de muziek.

Wat is voor u nu cruciaal in Neuhaus’ aanpak, en aan de Russische pianoschool?

VIRSSALADZE: Ik geloof niet zo in een onderscheid tussen de ‘Russische’ school, en andere scholen. Wel gewoon in goede musici of slechte. Zoals je ook op een pianoforte een slechte Mozart kan spelen, of op een Steinway een goede Bach. Neuhaus was een gedreven pedagoog. Maar hij heeft ook gewoon geluk gehad dat er toevallig zoveel grote talenten bij hem zijn terechtgekomen, die in het Westen heel bekend geworden zijn. Neem nu Richter: hij is geen grote pianist geworden omdat hij bij Neuhaus gestudeerd heeft. Hij zou ook Richter geworden zijn als hij bijvoorbeeld bij Goldenweiser terechtgekomen was.

Toch hoor je een verwantschap in het spel van Richter, Gilels, Lupu, en dat van u…

VIRSSALADZE: Ik begrijp wat u bedoelt. Dat is de eerlijkheid in alles. Om het in één woord samen te vatten. Maar dat houdt héél veel in. Je moet volstrekt eerlijk en toegewijd zijn in je beroep. Neuhaus zelf bijvoorbeeld heeft zich haast nooit een moment verscholen. Hij was er altijd voor zijn leerlingen. Zijn toewijding was enorm. Hij was wereldberoemd, overal werd hij gevraagd als leraar, maar hij is altijd zichzelf gebleven. Hij was zeer bescheiden. Dat is zeer belangrijk, weet u. Eerlijkheid, en bescheidenheid. En bescheiden blijven, ondanks de verlokkingen van het succes.

U hebt ook Richter goed gekend. Wat is u van hem bijgebleven?

VIRSSALADZE: Oei, dat kan ik ook heel moeilijk in een paar woorden zeggen. Ik heb hem zo goed gekend. Hij was een ongelooflijke persoonlijkheid. Dat merkte je meteen als je hem ontmoette. En dat is ook overal gebleken. Maar ook hij was zeer bescheiden!

Wat deed het u om door een legende als Richter zo gecomplimenteerd te worden?

VIRSSALADZE: Het is uiteraard vleiend. Maar je mag dat niet ernstig nemen. Richter was altijd heel rechtuit, maar hij kon zijn mening ook heel snel herzien. Die aantekeningen zijn allemaal momentopnamen, tijdelijke indrukken, die doordat ze gepubliceerd werden plotseling iets van definitieve uitspraken krijgen. Wat zeker niet de bedoeling was.

We leven nu in een heel andere wereld dan toen u, Richter of Neuhaus voor muziek kozen. De klassieke muziek lijkt marginaler geworden in een wereld waarin alles steeds sneller evolueert, en waarin geweld, oorlog en onrecht er niet op verminderd zijn. Doet u dat ooit twijfelen aan de zin van uw beroep als musicus?

VIRSSALADZE: Nee, integendeel denk ik. Er is altijd oorlog gevoerd, en mensen zijn altijd wreed geweest. Met muziek lijk je dan haast een outsider. Maar juist daarom moet je muziek spelen. Hoe harder het leven, hoe meer mensen er behoefte aan hebben. Ik ben er ook zeker van dat hoe vroeger kinderen de harmonie van de muziek leren kennen, hoe beter ze een harmonie en een zin kunnen vinden in het leven. Nee, ik heb meer problemen met het reilen en zeilen van de muziekwereld zelf vandaag. De naijver, intriges en afrekeningen. Het is heel moeilijk voor jonge musici vandaag. Het hele marketinggedoe is nefast denk ik. Als je vandaag genoeg geld investeert in reclame en promotie, kan je zelfs een aap die wat piano speelt beroemd maken. Het echte talent komt niet meer bovendrijven. Dát vind ik erg, en dat baart mij zorgen.

Jo Paumen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content