Eugène Cuvelier en Louis Robert.
De fotografie balanceert gedurende twee decennia van 1850 tot 1870 in vol ornaat tussen haar uitersten : kunst of wetenschap, scherp of onscherp, interpretatie of objectiviteit, moderniteit of pittoreske nostalgie, realisme of romantiek, beeldkunst of handelswaar. Dat netwerk van alternatieven maakt de fotografie zo interessant, zowel in Engeland als in Frankrijk. Voor de eerste keer in haar geschiedenis beseft de fotografie dat die tegenstellingen geen alternatieven zijn, maar de aard zelf van de fotografie uitmaken : wetenschap én kunst, kunst én handelswaar, realistisch én romantisch.
Twee tentoonstellingen in het Musée d’Orsay verduidelijken die situatie. Er worden beelden getoond van Eugène Cuvelier (1837-1900), via zijn vader vertrouwd met Jean-Baptiste Corot en het romantisch-realisme van de School van Barbizon. Baldus, Nègre, Le Gray waren hem al voorgegaan in de studie van het woud van Fontainebleau ; hij doet het nog eens over, tien jaar erna. In het woud gaf gidsschrijver Claude-François Denecourt alle plekken een eigennaam en voorzag ze in publicaties van commentaar. Hoe ongerept een moeras of een rotsmassa er ook uitziet in de beelden, ze zijn al volop deel van de literaire verbeelding van de Parijzenaar. Gustave Flaubert laat de anticlimax van een liefdeswandeling zich daar afspelen : de natuur is niet onschuldig, maar doof, stom en blind. Alleen toeristische gidsen krijgen haar aan de praat.
Toch zijn dit geen cynische natuurbeelden, maar is hun ontnuchterend realisme doordrongen van een vergeestelijkende eenzaamheid. De composities zijn krachtig en vereenvoudigend. Geen vergezichten, maar omsluitende bomen en struikgewas. Hier is de natuur nog niet de exalterende picknickplaats van de impressionisten. Cuvelier maakt nog beelden van vóór het toerisme. De gids Denecourt schreef voor introspectieve amateurs.
In diezelfde periode wordt in kringen van de schilders-ontwerpers voor de porseleinfabriek van Sèvres een intense fotografische activiteit ontwikkeld. Wetenschap, industrie, kunst en decoratie kruisen elkaar in prachtige beelden in het negatief-papier-procédé. Louis Robert (1810-1882), hoofd van het atelier der porseleinschilders, is de centrale figuur van een kleine gemeenschap van fotoamateurs. Ze exploreren zowat alle genres met grote virtuositeit : de zichten op de fabriek en omstreken zijn onvergetelijk ; de genretaferelen en groepsportretten levendig ; de evocatie van het dagelijkse leven onder het Second Empire zeer tastbaar. Het verschil met het werk van Cuvelier is des te groter. Pas als we na Robert terugkeren naar de fotograaf van Fontainebleau, zien we ten volle hoe programmatorisch diens werk is, een manifest tegen het sociale bestaan dat juist zo mooi in de beelden uit Sèvres wordt ontplooid : cultuur tegenover cultuurvlucht de Januskop van de burgerij.
Dirk Lauwaert
?Eugène Cuvelier en Louis Robert?, beide in het Musée d’Orsay, Parijs, nog tot 31/8.
Eugène Cuvelier, L’Orage, vue de Fontainebleau, rond 1860 : ontnuchterend realisme.