?Nu is de maat vol.? Coach Jean-Marie Dedecker en zijn gevecht voor het EK judo, volgend weekeinde in Oostende.
Het bureau van bedrijfsconsulent Jean-Marie Dedecker : buiten ligt Oostende, en een wandeling verder het Media Center. Daar, in uitverkochte zalen, wordt van 8 tot 11 mei gevochten om Europese judotitels. En de gevechten die eraan voorafgaan. Jean-Pierre Cobbaert, zaakvoerder van het Media Center, herstelt nog van onderhandelingen. Dedecker : ?Kortrijk en Charleroi waren ook kandidaat. Oostende kon een betere organisatorische accommodatie aanbieden. Ik heb van het Media Center garanties geëist. Financiële en andere. Meer wil ik er niet over kwijt.?
Een beetje als een eigen kind koestert de nationale coach dit EK. ?Ik heb ervoor gepleit om het kampioenschap naar hier te halen,? geeft hij toe. Om het vreugdevuur van zijn ijdelheid aan te steken ? De ontkenning klinkt krachtig. ?Ik vind dat West-Vlaanderen zijn topjudoka’s in zijn achtertuin aan het werk moet kunnen zien. De supporters verdienen dat. Die hebben de judoka’s zo’n uitzinnige ontvangst gegeven bij hun terugkeer uit Atlanta. Maar ook voor de regio is het belangrijk. Die zal minstens 75 miljoen directe inkomsten uit het EK judo puren, plus de publicitaire weerklank voor het Oostendse toerisme. Alle Belgische en Europese televisiestations hebben om de uitzendrechten gevochten.?
En blijft er in het uitstalraam dan echt geen hoekje over voor zichzelf ? ?Ik vind mezelf over het paard getild. Ik ben te beroemd geworden.?
Wat krijgen we nu : een aanval van nederigheid ?
JEAN-MARIE DEDECKER : Ik ben niet nederig. Dat klinkt misschien niet Vlaams, want natuurlijk, wij zijn een klootjesvolk. Maar als je ergens goed in bent, dan mag je roepen, vind ik. Dit volk buigt al eeuwenlang voor overheersers. Welnu, ik weiger te buigen.
Nee, je zal je dikke nek breken.
DEDECKER : Ik heb geen dikke nek. Alleen, de houding die ik aanneem, zijn ze niet gewoon van Vlamingen. Tot zelfs de Vlaamse regering kruipt voortdurend voor de Waalse chantage.
Zegt de flamingant.
DEDECKER : Ben ik niet. Maar, en laten we het bij de sport houden : van de enige Waalse medaille op de Olympische Spelen van Atlanta, die van Marie-Isabelle Lomba, durf ik stellen dat ze de vrucht is van de arbeid van veldtrainer Alexander Jaskevitsj en mezelf. We hebben haar uit de Waalse omkadering getrokken, haar laten meedrijven op het elan van het Vlaamse systeem.
Wat is er mis met het Waalse systeem ?
DEDECKER : De Waalse judofederatie hééft geen systeem. Ze moddert maar aan. Zit nu aan hun zeventiende trainer in vijftien jaar, versleet talloze voorzitters. Dat heeft geen enkele structuur. Ze hoeven ons maar na te apen, maar zelfs dat kunnen ze niet. Het enige wat er voor die mensen overblijft, is kritiek op elk resultaat dat wij halen.
De gevechten die het EK voorafgaan : ook deze keer ontstak in het kader van de selectie heibel tussen de Vlaamse en de Franstalige vleugel van de judofederatie. Ze kregen de knoop tussen de Waalse Nicole Flagothier en de Vlaamse (Oostendse !) Inge Clement niet doorgehakt. Beide meisjes zitten in dezelfde gewichtscategorie, een land mag slechts één deelnemer per gewichtscategorie delegeren. De vooraf vastgelegde selectiecriteria lieten ruimte voor interpretatie. Flagothier dreigde een niet-selectie juridisch te zullen aanvechten, in navolging van de (eveneens Waalse) Christelle Deliège die overigens voor de rechtbank geen gelijk kreeg.
DEDECKER : De Walen eisen rechten, maar vergeten hun plichten. Ze komen geen afspraken na, ze ontkennen hun eigen handtekening, zoeken de marginaliteit van de overeenkomsten. Het gebeurt in de zaak-Flagothier, het gebeurde in de zaak-Deliège en in nog 250 kleinere affaires die nooit de pers halen. Tot en met dopingzaken waarin ze vrijspraak eisten voor een Waalse atleet. Voor mij is de emmer niet vol, voor mij loopt het bad over.
Toch zijn jouw moeilijkheden met de bondsbonzen niet typisch Waals. Destijds met Ingrid Berghmans…
DEDECKER :… toen ik in 1985 dreigde om Ingrid Berghmans met een Luxemburgse licentie te laten vechten, als de subsidies voor de nationale trainingen afgeschaft zouden worden. Onder druk, trouwens, van de Waalse vleugel.
Na de moeilijkheden met Deliège heb je gezworen dat ze nooit meer in de selectie zou terugkeren.
DEDECKER : Daar blijf ik bij. Deliège passeerde hier onlangs. Ze wilde alle processen stoppen, zich officieel verontschuldigen als ze weer in de selectie kon komen. Het zal haar niet helpen. Deliège is het schoolvoorbeeld van een gemiste carrière. De verwende Waalse coryfee, die een tweede Ulla Werbrouck had kunnen zijn, maar zich heeft laten meeslepen door de verkeerde mensen.
Wordt ze niet meer geselecteerd omdat ze via de rechtbank de autoriteit van de coach wilde aantasten ?
DEDECKER : Ik lig niet wakker van de rechtbank. Wel van het feit dat ze de groepsethiek aangetast heeft. Ze was een rotte appel geworden in de sportieve subcultuur van het judo.
Je zweert bij teamgeest. Raakt die in gedrang door die communautaire twisten ?
DEDECKER : Het groepsgevoel zou dergelijke twisten juist moeten uitsluiten. Hoewel, als ik zie wat Nicole Flagothier allemaal over Inge Clément vertelt. Dan denk ik ook : ze zou beter haar bek houden.
Het bad loopt over, zeg je. Wat bedoel je daarmee ?
DEDECKER : Er is geen compromis meer mogelijk. Het heeft niks met sport te maken, maar met een belachelijke vorm van politiek. Voor mij is het een definitieve breuk.
Met Flagothier of met de Waalse bond ?
DEDECKER : Met de bond. Flagothier neem ik nog niets kwalijk. Ze heeft meer ballen aan haar lijf dan alle Waalse bondsmensen samen. Ze komt op voor haar rechten en manipuleert daarvoor de bond.
Er was op een bepaald ogenblik toch sprake van een compromis : Clément het EK, Flagothier het WK in Parijs.
DEDECKER : Dat is mijn voorstel. Daar ga ik al heel ver mee, vind ik, maar zelfs dat weigeren de Walen. Flagothier en Clement zijn twee evenwaardige judoka’s. Daarom kan ik me met het compromis verzoenen. Omdat ik Nicole Flagothier ook niet wil afschieten. Het is sowieso jammer dat één potentiële Europese kampioene moeten thuislaten. Op een congres in Oslo heb ik onlangs het voorstel gelanceerd om bij de selecties voortaan met een ranking te werken. Dan was er geen probleem : Clement en Flagothier zijn één en twee in hun categorie.
Maar in heel deze affaire is het die Waalse dwarsliggerij die me de strot uitkomt.
Om verdere communautaire discussies te vermijden, schuiven bepaalde mensen een federalisering van de judobond naar voor.
DEDECKER : Die oplossing is perfect mogelijk. Sport is al een gefederaliseerde materie, dus krijgen een Vlaamse en een Waalse judobond altijd ministeriële erkenning. We moeten alleen nog de klip nemen van het olympisch comité, dat zweert bij een nationale judofederatie. Bij een splitsing zouden we eindelijk kunnen samenwerken, omdat we dan de zon niet langer voor elkaar afschermen.
Dat die problemen je de strot uitkomen, bleek ook uit jouw voornemen om ermee te stoppen. Dat was nog voor Atlanta. Een vreemde beslissing voor zo’n succesvol coach.
DEDECKER : Dat succes was een van de redenen waarom ik doorging. Het BOIC heeft toen belet dat ik mijn ontslagbrief ondertekende. Hoofdsponsor Bacob drong aan op een engagement van mijn kant. Ik had ook verplichtingen tegenover mijn atleten. Als Ulla Werbrouck of Inge Clément zeggen dat ze mij nodig hebben, vind ik dat wel een oorlog waard.
Je staat zeer dicht bij de atleten.
DEDECKER : Ik sta niet boven de groep, maar er middenin. Alleen beslissingen neem ik boven hun hoofd.
Met sommige heb je een heel hechte relatie. Je wordt wel eens beschuldigd van vooringenomenheid.
DEDECKER : Als ik vooringenomen was, zat ik hier geen zestien jaar. Ik ben een eerlijk mens. De atleten weten perfect waar ze aan toe zijn. Ik heb waterdichte afspraken met hen, ik moet niet huichelen. Tegenover atleten met wie ik een hechte relatie heb, toon ik me nog strenger. Precies omdat ik alle verwijten wil vermijden.
Belemmert die intensieve werking met een kleine groep de doorstroming niet ?
DEDECKER : We hebben ook jeugdtrainingen. We beginnen vanuit een brede basis, met judoka’s van twaalf jaar.
Toch blijft de kern van toppers enorm smal. Het zijn steeds dezelfde namen die terugkeren.
DEDECKER : Dat is een misvatting. We zitten aan de derde generatie. Na generatie Van de Walle-Berghmans kwamen die van de broers Filip en Johan Laats, vervolgens de generatie Werbrouck- Gella Vandecaveye-Harry Van Barneveldt. En er staat al nieuwe te wachten. Op het WK voor jongeren pakten we drie medailles, op het EK vijf. Cathérine Jacques, Christel Taelman, Brigitte Olivier, Tim Pedus, Philippe Bulcke : onthou die namen. Wel is het zo dat judoka’s op jonge leeftijd doorbreken en dan tien jaar aan de top kunnen blijven.
Dan zijn ze wel gedoemd om te blijven winnen, zoals jij zelf zegt van de Belgische judoka’s. In de plaats van de druk wat van ze weg te nemen.
DEDECKER : Ik zoek naar druk en stress, want ik heb de adrenaline nodig. Alle topatleten ook, trouwens.
Topsportmentaliteit, heet dat. Maar je hoort zoveel klagen over die lakse jeugd van tegenwoordig.
DEDECKER : Daar doe ik niet aan mee. Altijd maar katten op de jeugd vind ik goedkoop. Op een bepaalde manier heeft de jeugd het moeilijker dan vroeger. De belasting op school weegt zwaarder, de natuurlijke biotoop om te trainen is verdwenen wie durft zijn kind nog naar school laten fietsen ? en de verleidingsfactor is groter. Van zappen word je minder moe dan van sporten. Jongeren die in de sport stappen, hebben al een vorm van natuurlijke selectie achter de rug. Aan hen merk ik dan ook : qua karakter zijn ze even sterk als vroeger. Kortom, ik geloof niet in die soft generation.
Dus heeft het Belgische judo toekomst ?
DEDECKER : Intrinsiek wel. Alleen, de publieke opinie verwacht altijd meer van ons, dat wordt ons probleem. Ik moet dan altijd denken aan die uitspraak van Daniël Mortier : ? Miel Puttemans heeft wel gewonnen, maar hij miste het wereldrecord.? Die houding groeit ten opzichte van het judo. Ze staat ook Fredje Deburghgraeve te wachten.
Succes stompt af.
DEDECKER : Ik zat in zak en as toen Ulla Werbrouck tweede werd op het WK in Tokyo. Als coach moet je dan eigenlijk jubelen en de atlete uit de put hijsen. Maar je wint geen zilver, je verliest goud. We zijn zo gefocust op de titel, op succes, dat we al de rest uit het oog verliezen.
Maar zoveel stress, dat toch niet vol te houden. Viel daarom je op een bepaald moment je naam als kandidaat-ondervoorzitter van het BOIC ?
DEDECKER : Je kunt beter van binnenin aan de toekomst van de topsport werken, dan van buitenaf te zitten schoppen tegen de deur van het BOIC. Maar uiteindelijk hebben ze me gevraagd om nog wat geduld te oefenen. Ik ben nog bondscoach tot 2000, en dat is niet cumuleerbaar met een topfunctie binnen het BOIC. Dus, eerst nog een paar blijven schoppen.
Wat zou jij uitrichten bij het bestuur van het BOIC ?
DEDECKER : Ik zou me inzetten voor de atleten, naar de mensen die de sport dragen.
Maar je lijkt te weinig diplomaat voor zo’n hoge bestuursfunctie. Je mag niet schoppen tegen de schenen van politici.
DEDECKER : Ik zat half april rond de tafel met minister Luc Martens. Het gesprek ging over judo, maar ook over topsport in het algemeen. Ik heb gepraat over de champagnebeloften en legde een voorstel op tafel om een judoschool op te richten, naar het voorbeeld van de VTV-tennisschool in Wilrijk, in samenwerking met de ministeries van Cultuur en Onderwijs. De minister staat vierkant achter dat voorstel.
Dat gesprek was al maandenlang aangekondigd. Waarom duurde het zo lang ?
DEDECKER : Ik ken de agenda van de minister niet. Ik liep hem op recepties tegen het lijf en hij zei dat we eens moesten spreken. Ik heb gewacht tot hij mij riep. Dat is nu gebeurd. Ik kan mezelf toch niet uitnodigen. Dat is niet mijn stijl.
Maar meer aanvangen met euforie, dat is wel je stijl. Want dat heeft het BOIC verzuimd in het geval van Atlanta.
DEDECKER : Ze maakten ruzie in de plaats van de vreugde te verzilveren. Paleisrevoluties moeten in het paleis blijven, ze mogen de topsport niet in een negatief daglicht stellen.
Maar het judo heeft geprofiteerd van het Ulla-effect ?
DEDECKER : We hebben sinds Atlanta vijfduizend leden bij in de judobond. Heel wat ouders zien in hun zoon of dochter kleine Harrytjes, Ullaatjes of Gellaatjes zien. Door de prestaties van Fredje Deburghgraeve zullen er ook wel veel nieuwe zwemmende kaalkopjes zijn.
Om de judosport zelf groter wereldwijd gesproken, dan te maken, moeten jullie naar Hollywood. Dat zijn je eigen woorden.
DEDECKER : Karate is groot geworden door de duels van Jean-Claude Van Damme. Geef me een judoka met de allures van Arnold Schwarzenegger en judo verovert ook Amerika.
Judo heeft zichzelf tegen. Hoe kan je daar nu een populaire sport van maken ?
DEDECKER : Klopt. Judo is te moeilijk om er een massasport van te maken. Daarom verkoop ik de sport niet. Ik verkoop de vedetten.
Frank Demets
Jean-Marie Dedecker : Ik ben te beroemd geworden.