De val van Dexia en Arco, de holding van de christelijke arbeidersbeweging, vertoont gelijkenissen met de ondergang van de Bank van de Arbeid en andere bankcrashes in de jaren 1930.
In november 2007 nam Rik Branson afscheid als voorzitter van het directiecomité van Arco, de coöperatieve holdingmaatschappij van de christelijke arbeidersbeweging. Kaderleden van het ACW herinneren zich vandaag maar al te duidelijk het slot van Bransons afscheidsrede. Die eindigde met de waarschuwing: ‘ Wees voorzichtig.‘
Branson leidt vandaag een teruggetrokken leven en schuwt elk commentaar op de val van de holding die hij mee heeft opgebouwd.
Branson was in 2001 een van de architecten van de fusie van Dexia met Artesia Banking Corporation, met daarin ACW-retailbank Bacob en de verzekeraar DVV. Bacob was, ondanks een eerdere fusie met Paribas, te klein en te Vlaams om te overleven in het nieuwe bankenlandschap waar fusies aan de orde waren.
Eerder hadden ze bij Bacob ook gestreefd naar een fusie met Cera, de coöperatieve bank van de Boerenbond. Maar binnen de arbeidersbeweging was er verzet tegen een samenwerking met de boeren – ook al lopen de ontstaansgeschiedenissen van beide bewegingen gelijk. Bovendien was de top van de Boerenbond toen al te ver gevorderd in de onderhandelingen met Kredietbank.
Bij Bransons pensionering eind 2007 kon de Groep Arco bogen op een eigen vermogen van 4,4 miljard euro, met een schuld van nog geen 10 procent. Tegelijk leek Arco, met 14 procent van de aandelen, een betonnen poot onder de Dexia-constructie.
Zo solide was het aandeelhouderschap van Arco in Dexia dat de ACW-holding in 2005 als eerste werd benaderd door Jean-Paul Votron, de gedelegeerd bestuurder van Fortis, die een fusie met Dexia wilde forceren.
Fortis had een referentieaandeelhouder nodig en meende die te zullen vinden in Dexia. Dat de fusie tot een sociaal bloedbad zou leiden als gevolg van de liquidatie van het kantorennet van Dexia, was geen bezwaar voor het Belgische financiële en politieke establishment dat destijds de fusiegedachte fors steunde. Doch een kort njet van de Arco-bestuurders maakte een einde aan het project van Votron.
Eind 2008, een jaar na het afscheid van Branson, was het eigen vermogen van de Groep Arco fors geslonken tot 2,4 miljard euro, zonder een noemenswaardige stijging van de schulden. De bijna-halvering van het eigen vermogen was het gevolg van het waardeverlies van de aandelen in het kapseizende Dexia dat een kapitaalverhoging van ruim 6 miljard euro nodig had om zich staande te houden.
Arco zou, gedwongen door de regering van Yves Leterme – ‘er was geen andere optie’, klinkt het nu – samen met de Gemeentelijke Holding en Ethias inschrijven op een deel van die kapitaalverhoging.
Een fatale beslissing, is intussen gebleken. Vorige week besloot het directiecomité van Arco Groep over te gaan tot de vrijwillige vereffening van drie sleutelvennootschappen. Dat de particulieren onder de zowat 800.000 Arco-coöperanten een staatswaarborg genieten, zorgde meteen voor een stroom van verontwaardiging, beschuldigingen en verdachtmakingen.
Dat laatste is niet de enige gelijkenis met de bankencrisis van de jaren 1930, met het failliet van de Bank van de Arbeid, gelieerd met de socialistische beweging, en het bijna omvallen van de Algemene bankvereniging, bouwer van de Antwerpse Boerentoren want verbonden met de Boerenbond, en de Bank van Brussel.
De regeringssteun aan de spaarkas van de Boerenbond lokte toen virulente reacties uit, vergelijkbaar met de reacties op de overheidsgaranties voor Arco-coöperanten.
Over Edward Anseele, de oprichter van de Bank van de Arbeid, werd tot lang na zijn dood het onzinnige verhaal verteld dat hij een miljoenenerfenis zou hebben nagelaten.
Maar ook toen moest de Belgische overheid financieel bemiddelen om banken overeind te houden en de schade voor de rekeninghouders te beperken.
De Bank van de Arbeid werd niet ondersteund en vandaag herinnert alleen het gebouw langs de Gentse Voldersstraat aan dat pijnlijke verleden.
De Bank van Brussel en de Algemene Bankvereniging kregen wel ondersteuning. Met die steun zou laatstgenoemde zich naderhand ontpoppen tot Kredietbank.
Wat historica Brigitte Henau over deze periode schreef in een artikel over het bank- en verzekeringswezen tijdens het interbellum, geldt ook voor de jongste banken- en kredietcrisis en de dramatische gevolgen van het omvallen van Dexia voor Arco, de Gemeentelijke Holding en Ethias.
‘De Belgische banken waren van het gemengde type, dat wil zeggen dat ze de hen toevertrouwde zicht- of kortetermijndeposito’s investeerden in de industrie, niet uitsluitend door kortetermijnkredieten toe te staan, maar ook door langlopende leningen toe te kennen, soms door aandelen te kopen en zodoende de controle te verwerven over bedrijven en zelfs hele sectoren’, schrijft Henau. ‘Als gevolg van de wereldcrisis [ van 1929] raakten vele van de kortlopende deposito’s bevroren door kredieten aan de industrie of door deelneming erin. Een nog gevaarlijker effect sorteerde de val van de aandelenkoersen: de waarde van de industriële portefeuille van de banken werd hierdoor ten gronde aangetast, alsook de waarde van alle waarborgen die onder de vorm van aandelen waren gesteld.’
Dat is wat Dexia en andere banken is overkomen.
Dexia Frankrijk en Dexia België uit elkaar halen, wat eind 2008 door Arco-bestuurders en anderen werd gevraagd, was geen optie, noch voor de Belgische regering noch voor de Franse aandeelhouders, daarin gesteund door de kersverse voorzitter Jean-Luc Dehaene.
De bemerkingen van bevriende financiële experts dat het onderschrijven van de kapitaalverhoging van Dexia door Arco, met geld geleend bij dezelfde bank, een gevaarlijke circulaire constructie was die vroeg of laat voor problemen zou zorgen, werd in die dagen door de politieke verantwoordelijken sikkeneurig weggewuifd. Zelfs de revisoren van Dexia zagen hier geen probleem in. Dit was volgens hen niet het moment om moeilijk te doen, want er waren geen andere kandidaten om in te schrijven op de voor Dexia levensnoodzakelijke kapitaalverho-ging. Het enige alternatief was de verkoop van Dexia voor één euro, met een onvermijdelijke ontmanteling als gevolg.
Jean-Luc Dehaene, gesopt en gekookt in ACW-kringen, was al voorzitter van de raad van bestuur van Dexia toen Arco, op verzoek van premier Yves Leterme, ook een ACW-product, inschreef op de kapitaalverhoging. Leterme noch Dehaene heeft ooit gewaarschuwd voor de gevaren van die kapitaalverhoging. Toch zou Jean-Luc Dehaene, eind 2008 al op de hoogte van de massale liquiditeitsstromen van Dexia België naar Dexia Frankrijk, naderhand meer dan eens brommen niet te begrijpen dat Arco ‘al zijn eieren in de ene Dexia-mand had gelegd’.
De manier waarop de toezichthouders, onder leiding van CBFA-voorzitter Jean-Paul Servais, een protegé van vicepremier en minister van Financiën Didier Reynders, in het Dexia-dossier hebben gefaald, is op het criminele af. Want Dexia bleef opgezadeld met de gevaarlijke producten die de vorige roekeloze gedelegeerd bestuurder, Pierre Richard, had ingeslagen en die door Axel Miller in stand waren gehouden.
Opvolger Pierre Mariani maakte geen einde aan die handel, want de Belgen zorgden toch voor de nodige liquiditeiten. Voorzitter Dehaene had dat niet in de gaten of liet begaan, terwijl de Belgische toezichthouder de andere kant op keek.
De rekening wordt in dit geval doorgeschoven naar de Belgische belastingbetaler, maar ook naar de sociale organisaties actief in de derde en vierde wereld, die voortaan verstoken blijven van de werkingsmiddelen die Arco hen toeschoof.
Arco is een drama, veroorzaakt door handige politici die luizige bankiers bleken te zijn.
door Rik Van Cauwelaert