Zigzaggend van de ene Palladiaanse villa naar de andere bereikten wij eindelijk tezamen met nog 200.000 reizigers het eindpunt van onze reis.

Vooraleer ik vertrok, dacht ik dat het bekijken van deze beroemde villa’s geen enkele moeilijkheid zou opleveren. De gewone gang van zaken is toch : men betaalt het toegangsgeld, treedt binnen, zuigt de schoonheid op, treedt buiten en begeeft zich hals over kop naar het volgende bouwwerk. Zo simpel is dat, tenzij, ja tenzij men geen rekening houdt met de openingsuren. Ik zal het maar meteen bekennen, ik ben in geen enkele van deze architecturale juweeltjes van de hand van Andrea Palladio kunnen binnendringen. Te mijner verdediging, de uurregeling was uitermate ingewikkeld. Op even dagen mocht men de buitenkant bezichtigen, op oneven de binnenkant.

Ik heb het systeem niet in werking gezien, maar ik vraag me af hoe men u belet de buitenkant te bewonderen als men slechts voor de binnenkant betaald heeft ? Wordt men er geblinddoekt naartoe gevoerd ? Leidt een onderaardse gang naar het interieur ? Ik zal het nooit te weten komen. Zeer uitzonderlijk zijn de dagen wanneer zowel binnen- als buitenkant tezamen te bezichtigen zijn. Om het echt spannend te maken, kan de eigenaar naar willekeur de poorten van zijn domein dichtgooien en de trappelende toeristen in de brandende zon laten staan. Wij moesten ons tevreden stellen met het bezoek aan een knots van een paleis naast het Brentakanaal, waar Napoleon nog ooit de dans heeft gevoerd en misschien wel eens de hand in iemand anders boezem heeft gestoken dan in de zijne.

SLECHTS ENKELE DUIZENDEN steenworpen verder en daar lag ze dan de sprookjesstad uit vertellingen, opera’s en operettes, het juweel der Adriatische Zee, de kinkhoren van de lagune, het bovenwaterkasteel van Neptunus en geldpers der toeristen. Want al staat de lire nog zo laag, het roert de Venetianen niet. Zij weten daar wel raad op, de tienduizend-lirebiljetten vliegen er als vogels uit de hand. Ik had de stad reeds verschillende malen gezien, zelfs nagebootst als decor te Lier voor een amateuropvoering van ?Een Nacht in Venetië? waarin enkele kozijns en Juul de bakkersgast uit onze buurt meespeelden met veel pofbroeken en degens aan en waarin één kozijn ?O Schoon Venetië? zong, vanwaar de titel van deze stukjes. En toch klopte mijn hart weer sneller als ik de torens en koepels omneveld voor ons zag liggen.

We waren vlakbij het station gelogeerd nabij de vaporettohalte ?San Biasio?, ik vermoed de vereenvoudigde vorm voor Sint Blasius, bisschop en martelaar en groot wonderdoener. Groot voordeel is wanneer men zo ver van het toeristisch centrum logeert dat men telkens de waterbusdienst moet gebruiken en dan liefst de lijn nummer 1. Deze veerboot doet alle opstapsteigers aan en zwijmelt aldus als een dronken matroos van de ene kant van het Canal Grande naar de andere, zodat men al de tijd heeft om de paleizen en kerken goed onder ogen te nemen.

Over de manier waarop deze vervoerdienst uit de kosten komt, tast ik volledig in het duister, want u koopt een kaartje van 7.500 lire en wordt aan het San Marcoplein of op de plaats van uw wens afgezet. Dan weer koopt u geen kaartje van 7.500 lire en u wordt met evenveel zorg naar de plaats van uw verlangen gevoerd. Een raar systeem, vind ik, dat deze wereld nog ongewisser maakt dan hij al is.

Ik ga hier nu niet de lofzang van dit wereldwonder bezingen, want dit is reeds in zovele duizendtallen reisgidsen, brochures en reisindrukken van bijna alle schrijvers gedaan, zodat ik hieraan niets heb toe te voegen. Eén oogopslag zegt meer dan honderd dichtbedrukte bladzijden.

Bij valavond en buiten het tumult der Japanse toeristen grijpt de stad de weke bezoeker in de ziel en haalt gemengde gevoelens boven. Doch ook sterke karakters ontsnappen hieraan niet, luisteren wij maar naar Friedrich Nietzsche die zich toch de filosoof met de hamer noemde.

Aan de brug stond ik

in donkere nacht

Van verre klonk gezang…

Als gouden dropplen trok

het langs het trillend watervlak voort.

Gondels, lichten, muziek

dronken dreef het de schemering in…

Mijn ziel zong als een snarenspel,

onzichtbaar beroerd,

verstolen een gondellied,

trillend van louter zaligheid

Hoorde toen iemand toe ?…

Niet zodra had ik op dit gedicht gepeinsd of ik hoorde een smartelijk Napolitaans lied van de San Biasiosteiger schuiven. Samen met mijn vrouw ging ik aan de rand van het water staan en zie daar kwam zachtjes steigerend een gondel uit de duisternis opdoemen waar op de voorplecht een Italiaan met gestreepte trui en strohoed was vastgekleefd. Hij zong met alles zeggende gebaren. Onder hem in de kuip zat een dito accordeonspeler, op de achterplecht stond de roeier met zijn spaan geluidloos roerend en midden in de boot, op de ereplaatsen, zat een Japanner met zijn gade en op hun schoot twee van die Japanse poppetjes, hun nageslacht. De vader camcorde de zanger van naast het rechteroortje van zijn dochtertje. Zo verdwenen zij in een zijwaterstraat. Een uiterst vreemd gezicht. Hier werd niet ?verstolen een gondellied gezongen? en zes hoorden toe.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content